In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek van [verzoeker] tot verwijdering van zijn BKR-registraties. [verzoeker] had een doorlopend krediet van € 12.000,00 bij Ribank N.V. en had in het verleden betalingsachterstanden opgelopen, wat leidde tot negatieve registraties in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van de BKR. Na het treffen van een betalingsregeling heeft [verzoeker] het krediet volledig afgelost, maar de negatieve registraties bleven zichtbaar tot 2025. [verzoeker] verzocht de rechtbank om deze registraties te laten verwijderen, omdat hij hierdoor belemmerd werd in zijn mogelijkheden om een nieuwe woning te vinden.
De rechtbank heeft de procedure en de feiten in detail bekeken, waaronder de redenen voor de betalingsachterstanden en de huidige financiële situatie van [verzoeker]. De rechtbank oordeelde dat Ribank een gerechtvaardigd belang had bij het handhaven van de registraties, maar dat het belang van [verzoeker] bij verwijdering zwaarder woog. De rechtbank concludeerde dat de negatieve registraties niet langer nodig waren voor het beperken van financiële risico's en dat [verzoeker] voldoende had aangetoond dat zijn financiële situatie stabiel was. Daarom werd het verzoek van [verzoeker] toegewezen en werd Ribank veroordeeld om de registraties binnen zeven dagen te verwijderen.
Daarnaast werd Ribank veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker], die op € 1.435,00 werden begroot. De rechtbank wees het verzoek om een dwangsom af, omdat Ribank had verklaard aan de beschikking te zullen voldoen. De beslissing werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.