ECLI:NL:RBAMS:2022:12

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2022
Publicatiedatum
4 januari 2022
Zaaknummer
EA 21-591
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst en billijke vergoeding bij verstoorde arbeidsverhouding en privacy schending

In deze zaak heeft Jefferson Wells B.V. op 10 januari 2022 een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [verweerster], die sinds 15 oktober 2008 in dienst was. De werkgever stelt dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, die niet meer te herstellen is. Dit zou zijn veroorzaakt door eindeloze discussies en een gebrek aan vertrouwen tussen partijen, mede door privacy schendingen die door [verweerster] zijn aangekaart. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verstoorde arbeidsrelatie voortvloeit uit zowel het handelen van de werkgever als de werknemer. De werkgever heeft steken laten vallen in het re-integratietraject en niet adequaat gereageerd op de klachten van [verweerster] over privacy schendingen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst ontbonden kan worden, met inachtneming van de transitievergoeding en een billijke vergoeding van € 37.500,00 voor [verweerster]. De kantonrechter heeft ook bepaald dat Jefferson Wells de openstaande verlofuren moet vergoeden en dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. De beslissing is genomen in het openbaar, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9447845 EA VERZ 21-591
beschikking van: 10 januari 2022
func.: 560

beschikking van de kantonrechter

I n z a k e

Jefferson Wells B.V.

gevestigd te Diemen
verzoekster, tevens verweerster
nader te noemen: Jefferson Wells
gemachtigde: mr. C. Nekeman
t e g e n

[verweerster]

wonende te [woonplaats]
verweerster, tevens verzoekster
nader te noemen: [verweerster]
gemachtigde: mr. M.A. Johannsen

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Jefferson Wells heeft op 17 september 2021 een verzoek met bijlagen ingediend.
[verweerster] heeft een verweerschrift met bijlagen ingediend.
Partijen hebben op voorhand nog nadere stukken ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld op 30 november 2021. Namens Jefferson Wells zijn [naam 1] , legal affairs en [naam 2] verschenen, vergezeld door de gemachtigde. [verweerster] is verschenen in persoon, vergezeld door de gemachtigde. Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, de gemachtigde van Jefferson Wells aan de hand van een pleitnota, en vragen van de kantonrechter beantwoord. Na verder debat is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald, welke datum nader bepaald is op heden.

De feiten die van belang zijn voor de beoordeling van het verzoek

1. Bij de beoordeling wordt van de volgende feiten uitgegaan.
1.1.
Jefferson Wells, dat tot 1 januari 2021 de handelsnaam “Experis” voerde, maakt onderdeel uit van de Manpower Groep (omwille van de duidelijkheid zal daar waar Experis in de stukken voorkomt, Jefferson Wells worden aangehouden). Jefferson Wells bemiddelt in vaste en interim banen voor professionals, onder meer op het gebied van finance. Jefferson Wells helpt klanten met een flexibele inzet van professionals door middel van onder andere detacheringen, werving en selectie en de inzet van zzp-ers uit haar netwerk.
1.2.
[verweerster] is met ingang van 15 oktober 2008 bij de rechtsvoorgangster van Jefferson Wells in dienst getreden. Haar huidige functie is Interim Professional. Het salaris bedraagt € 2.569,60 bruto per maand, exclusief vakantiegeld.
1.3.
Binnen Jefferson Wells wordt gebruik gemaakt van het systeem “Flexservice” om gegevens van medewerkers die bij derden worden gedetacheerd op te slaan. In dit systeem wordt veel persoonlijke informatie opgenomen, waaronder CV’s, diploma’s, cijferlijsten en paspoortgegevens.
1.4.
[verweerster] heeft binnen Jefferson Wells aangekaart dat deze persoonlijke gegevens zichtbaar zijn voor veel medewerkers binnen Jefferson Wells, die daartoe geen toegang mogen hebben. Volgens [verweerster] heeft zij dat voor het eerst gedaan in 2011, daarna in 2015 via de OR, waar zij zelf ook even lid van is geweest. Volgens Jefferson Wells is niet gebleken van meldingen in 2011 en 2015.
1.5.
Op 12 juli 2018 heeft [verweerster] via haar toenmalige advocaat mr. Scheffer – Marin, een klacht ingediend over de schending van haar privacy.
1.6.
Vervolgens hebben de heer [naam 3] , Data Privacy Officer bij Manpower Groep (hierna: [naam 3] ) en mr. Scheffer – Marin over de klacht gecorrespondeerd. Daarnaast heeft mr. Hollard namens Jefferson Wells erkend dat het door mr. Scheffer-Marin beschreven proces niet in lijn is met de wet- en regelgeving en dat het voor Jefferson Wells duidelijk is dat de toegankelijkheid van haar systemen, de gegevens die verzameld worden en de bewaartermijn in lijn moeten zijn met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG).
1.7.
Op 19 januari 2019 heeft [verweerster] zich ziek gemeld.
1.8.
Op 12 april 2019 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om eerst met elkaar te spreken over de ontstane situatie en dat re-integratie op dat moment van ondergeschikt belang was.
1.9.
Op 17 april 2019 heeft [verweerster] haar klacht ook kenbaar gemaakt bij de [functie] van Manpower Groep, de heer [naam 4] (hierna: [naam 4] ). Daarna heeft op 21 mei 2019 een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 4] , [naam 3] en [verweerster] . Daarvan heeft [naam 3] een gespreksverslag gemaakt, dat op 6 juni 2019 aan [verweerster] is gestuurd.
1.10.
Op 6 juni 2019 heeft [verweerster] een e-mail gestuurd aan (de redactie van) het televisieprogramma Zembla, met [naam 3] in cc, waarin zij meedeelt dat zij haar verhaal wil doen over “de grote schending van de privacy die Manpower doet naar haar medewerkers”.
1.11.
Op 22 juni 2019 heeft [verweerster] de kwestie aangekaart bij de accountant van Manpower Groep. Daarvan heeft zij Jefferson Wells niet op de hoogte gesteld. In de e-mail heeft [verweerster] voorts geschreven dat zij de kwestie zal melden bij de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de Autoriteit Consument en Markt (ACM).
1.12.
Omdat de lucht tussen Jefferson Wells en [verweerster] na het gesprek op 21 mei 2019 nog onvoldoende was geklaard, is op 27 juni 2019 een mediationtraject gestart.
1.13.
Op 24 juni 2020 heeft [verweerster] een deskundigenoordeel bij het UWV over de re-integratie-inspanningen van Jefferson Wells aangevraagd.
1.14.
Op 13 juli 2020 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen mevrouw [naam 5] (hierna; [naam 5] ), van de afdeling HR en [verweerster] . Na dat gesprek heeft [verweerster] aan [naam 5] per e-mail bericht dat zij niet achter de start van een re-integratietraject in het tweede spoor staat.
1.15.
Op 15 juli 2020 heeft [naam 5] op verzoek van [verweerster] samen met Argo alle UWV documenten verzameld en aan [verweerster] toegestuurd. [verweerster] heeft daarop per e-mail gevraagd waarom deze documenten niet eerder aan haar zijn verstrekt, en verzocht om de gegevens van de geschillencommissie.
1.16.
Op 30 juli 2020 heeft er een arbeidsdeskundig onderzoek plaatsgevonden door Inverzo, waarover op 7 augustus 2020 een rapportage is opgemaakt. In die rapportage is onder meer het volgende opgenomen: “Werknemer is belastbaar voor passend werk op de arbeidsmarkt. Er is een sprake van beperkingen ten aanzien van normaal functioneren. Voor werknemer is een spoor 2 traject inmiddels gestart. Op het moment van onderzoek is het eigen werk passend. Formeel gesproken is het inzetten van spoor 2 activiteiten gezien de uitkomst van het onderzoek niet noodzakelijk. (…) Aangezien er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding is het onzeker of werknemer hiertoe in staat is. Om alle re-integratiekansen te benutten is het advies om in ieder geval het oriënterende deel van het spoor 2 traject door te zetten en af te ronden. Werknemer heeft in dat geval de mogelijkheid met ondersteuning de kansen op de arbeidsmarkt te onderzoeken”
1.17.
In een rapportage van 29 september 2020 heeft het UWV geoordeeld dat de re-integratie-inspanningen van Jefferson Wells niet voldoende zijn.
1.18.
Op 26 oktober 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 5] en [verweerster] , over onder meer het deskundigenoordeel. [naam 5] heeft in dat gesprek aan [verweerster] verzocht om een machtiging te tekenen, zodat de adviezen van de bedrijfsarts aan het re-integratiebureau kunnen worden verstrekt en het re-integratiebureau zou kunnen beoordelen of een werkplek al dan niet passend is.
1.19.
[verweerster] heeft de machtiging niet getekend, omdat zij wil re-integreren op het hoofdkantoor van Manpower Groep.
1.20.
Op 24 november 2020 is het mediationtraject beëindigd.
1.21.
Op 27 november 2020 heeft de bedrijfsarts geadviseerd dat er benutbare mogelijkheden zijn.
1.22.
Op 3 december 2020 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de heer [naam 7] (hierna: [naam 7] ), manager verzuim en mobiliteit, [naam 5] en [verweerster] . Daarin zijn de vervolgstappen over re-integratie besproken. [verweerster] is uitgenodigd voor een vervolggesprek op 10 december 2020 voor het opstellen van het arbeidsdeskundigenonderzoek en het opstellen van de eindevaluatie.
1.23.
[verweerster] heeft medegedeeld bij dat vervolggesprek niet aanwezig te zijn, omdat zij het niet eens was met de documenten die eerder zijn opgesteld in het kader van de re-integratie (het plan van aanpak en de probleemanalyse).
1.24.
Per 9 december 2020 heeft Jefferson Wells de loonbetaling stopgezet. De loonbetaling is op enig moment weer hervat,
1.25.
[verweerster] heeft een deskundigenoordeel bij het UWV aangevraagd na het advies van de bedrijfsarts van 27 november 2020.
1.26.
Bij beslissing van 24 december 2020 heeft het UWV besloten dat de loondoorbetalingsverplichting tot 23 februari 2021 wordt verlengd.
1.27.
In een deskundigenoordeel van 8 januari 2021 heeft het UWV geoordeeld dat de re-integratie inspanningen van [verweerster] voldoende zijn. In een deskundigenoordeel van 19 januari 2021 staat hetzelfde.
1.28.
Op 15 februari 2021 heeft een consult plaatsgevonden bij de bedrijfsarts, waarna is geoordeeld dat re-integratie niet mogelijk is. Dit was ook het oordeel na een consult op 15 maart 2021.
1.29.
Vervolgens heeft er een aantal verzuimgesprekken plaatsgevonden. [verweerster] heeft 97 vragen gesteld aan Jefferson Wells dan wel de arbodienst, waarop zij graag antwoord wil.
1.30.
Op 1 april 2021 heeft [verweerster] en klacht ingediend bij de mediator.
1.31.
Op 29 april 2021 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen Jefferson Wells en [verweerster] , waarvan een verslag is gemaakt. In dat verslag is opgenomen dat is besproken dat er geen mogelijkheden zijn tot re-integratie en dat [verweerster] heeft aangegeven de onderwerpen over onder meer het dataprivacy issue, het personeelsdossier, het handelen van de arbodienst en het mediationtraject niet los kan laten.
1.32.
Per brief van 27 mei 2021 heeft Jefferson Wells onder meer gereageerd op het feit dat [verweerster] 97 vragen heeft gesteld en medegedeeld dat inmiddels sprake is van een sterk verstoorde arbeidsverhouding. Daarnaast heeft Jefferson Wells gereageerd op het standpunt van [verweerster] dat er sprake is geweest van valsheid in geschrifte, omdat zij niet alle stukken in bezit had die wel naar het UWV zijn verzonden en dat bepaalde stukken geantedateerd zijn. Daarover heeft Jefferson Wells geschreven:
“Jefferson Wells heeft in deze altijd naar eer en geweten gehandeld, mede op basis van de adviezen van de bedrijfsarts. Natuurlijk kan er achteraf bezien gesteld worden dat bepaalde dingen anders hadden gekund c.q gemoeten. Als voorbeeld geldt het re-integratiedossier. Jefferson Wells betreurt het dat bepaalde stukken niet tijdig aan jou zijn toegezonden, maar heeft dit getracht te herstellen door de stukken alsnog aan jou toe te zenden. Het was absoluut nimmer mijn intentie om ook maar op welke manier dan ook het stuk te antidateren, maar ik verkeerde in de veronderstelling dat het datum van het document niet meer mocht worden aangepast. Daarom heb ik mijn handtekening onder het document gezet namens Jefferson Wells als werkgever, zonder verder stil te staan bij het beeld dat dat bij je zou opwekken (…)”
1.33.
Jefferson Wells heeft bezwaar gemaakt tegen het oordeel van het UWV dat er niet voldoende aan re-integratie zou zijn gedaan door Jefferson Wells. Het bezwaar is door het UWV, na een hoorzitting, op 7 juli 2021 ongegrond verklaard.
1.34.
[verweerster] heeft bij Jefferson Wells geklaagd over het feit dat Jefferson Wells medische gegevens heeft gedeeld met de advocaat van Jefferson Wells in het bezwaartraject bij het UWV.

Verzoek Jefferson Wells

2. Jefferson Wells verzoekt:
2.1.
de arbeidsovereenkomst te ontbinden;
2.2.
te bepalen dat [verweerster] recht heeft op ten hoogste de transitievergoeding;
2.3.
de beschikking zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3. Jefferson Wells stelt hiertoe, kort samengevat, dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding die zodanig is, dat herstel daarvan niet meer mogelijk is. Herplaatsing ligt volgens Jefferson Wells niet in de rede.
4. Volgens Jefferson Wells wordt de afgelopen drie jaar gekenmerkt door eindeloze discussies, waarbij het regelmatig nodig was om de communicatie via advocaten of de mediator te laten verlopen. [verweerster] heeft steeds te kennen gegeven dat ze Jefferson Wells niet vertrouwt. De verstoorde verhouding heeft eraan bijgedragen dat re-integratie niet van de grond kwam, omdat eerst de verstoorde verhouding diende te worden genormaliseerd. Mediation heeft niet tot een oplossing geleid.
5. Jefferson Wells stelt dat zij in het re-integratietraject steken heeft laten vallen en dat zij over de snelheid van de klachtafhandeling over de schending van de privacy een verwijt kan worden gemaakt. Maar Jefferson Wells heeft zich wel ingezet om de verstandhouding te normaliseren. Dat is niet gelukt. Ook [verweerster] is debet aan de verstoorde verhouding. Jefferson Wells verwijt haar niet dat zij een klacht heeft ingediend, maar rekent haar wel aan hoe zij in het traject heeft gehandeld.

Verweer en verzoeken [verweerster]

6. [verweerster] verweert zich tegen het verzoek en concludeert primair tot afwijzing daarvan, met veroordeling van Jefferson Wells in de proceskosten.
7. Mocht de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden, dan verzoekt [verweerster] dat Jefferson Wells, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking, wordt veroordeeld tot:
7.1. betaling van de transitievergoeding;
7.2.
betaling van 1005,5 openstaande vakantie uren;
7.3.
betaling van € 750.000,00 aan billijke vergoeding;
7.4.
betaling van de kosten van het geding.
8. [verweerster] voert hiertoe, kort samengevat, aan dat Jefferson Wells op grote schaal privacy van te detacheren en gedetacheerde medewerkers schendt, waaronder ook de privacy van [verweerster] . Volgens [verweerster] is sprake van een groot datalek en dat heeft zij aan de kaak willen stellen. Zij heeft dit eerder in 2011 en 2015 getracht aan te kaarten, maar zonder succes. Na de melding in 2018 heeft het ook lang geduurd voor de werkgever in actie kwam. [verweerster] is in feite een klokkenluider.
9. [verweerster] is vervolgens arbeidsongeschikt geworden. Binnen het re-integratietraject valt Jefferson Wells veel te verwijten. Zo heeft Jefferson Wells onder meer:
- niet alle documenten die aan het UWV zijn gestuurd, aan [verweerster] ter beschikking gesteld;
- [verweerster] niet willen re-integreren in het eerste spoor, terwijl daartoe wel mogelijkheden waren. Jefferson Wells heeft steeds gehamerd op re-integratie in het tweede spoor.
Voorts heeft [verweerster] diverse klachten over de bedrijfsarts.
10. Daarnaast was er sprake van belangenverstrengeling. [naam 6] was vertrouwenspersoon tijdens mediation, vertegenwoordiger van de werkgever tijdens mediation en behandelaar van het opstellen van documenten richting het UWV. [naam 5] , die het stokje van [naam 6] heeft overgenomen, is vertegenwoordiger in het mediationtraject geweest en manager in het poortwachtertraject. Dat heeft invloed gehad op het vertrouwen in Jefferson Wells om [verweerster] echt op de werkvloer te laten terugkeren.
11. Mocht de arbeidsovereenkomst worden ontbonden, dan heeft Jefferson Wells ernstig verwijtbaar gehandeld.

Beoordeling

Opzegverbod staat niet aan ontbinding in de weg
12. Allereerst is de vraag aan de orde of het opzegverbod tijdens arbeidsongeschiktheid aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval, nu de hierna te bespreken verstoorde arbeidsverhouding geen verband (meer) houdt met de omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft.
Ontbinding arbeidsovereenkomst?
13. Aan haar ontbindingsverzoek heeft Jefferson Wells ten grondslag gelegd dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Volgens Jefferson Wells heeft, kort samengevat, de houding en gedrag van [verweerster] geleid tot een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie, zodanig dat herstel niet (meer) mogelijk is.
14. Het conflict tussen partijen kent een lange historie. [verweerster] heeft aan de orde gesteld dat de door Jefferson Wells gebruikte programmatuur “Flexservice” niet voldeed aan de eisen die de privacywetgeving daaraan stelt. Jefferson Wells heeft hierop in eerste instantie niet adequaat gereageerd, zoals zijzelf in het verzoekschrift en ook ter zitting heeft toegegeven. Daarmee heeft Jefferson Wells een voedingsbodem geschapen die heeft geleid tot verdere escalatie in de verhouding tussen partijen.
15. Sinds de aanvang van de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] op 19 januari 2019 zijn er vele gesprekken tussen partijen geweest, waaronder diverse gesprekken onder leiding van een mediator. Deze hebben niet tot een verbetering in de relatie tussen partijen geleid.
16. In afwachting van de uitkomst van deze gesprekken is van feitelijke re-integratie geen sprake geweest. Toen daarvoor wel mogelijkheden werden gezien, eerst na anderhalf jaar na aanvang van de arbeidsongeschiktheid, is van de zijde van Jefferson Wells meteen voor spoor 2 gekozen, in plaats van re-integratie in spoor 1. Tussen partijen is, in het kader van wat in deze zaak onder spoor 1 moet worden verstaan, verschil van mening ontstaan over wat als de bedongen arbeid moet worden aangemerkt, nu het om een werknemer gaat die voor aanvang van haar arbeidsongeschiktheid steeds bij “derden” (waaronder soms ook de eigen moedervennootschap) werd gedetacheerd. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat het bij re-integratie in het eerste spoor erom dat, geheel of gedeeltelijk, wordt gere-integreerd in het eigen werk. Dat “eigen” werk dient zonodig te worden aangepast aan de op dat moment benutbare mogelijkheden van de werknemer. Anders dan Jefferson Wells heeft betoogd, kan het plaatsen van een werknemer bij een derde tegen deze achtergrond niet per definitie worden beschouwd als re-integratie in spoor 1. Ook op dat punt heeft Jefferson Wells steken laten vallen, zoals door het UWV is gesignaleerd en geleid heeft tot een in bezwaar bevestigde loonsanctie. Re-integratie in spoor 1 was (eerst) aangewezen geweest. Voorts is de verhouding tussen partijen verslechterd doordat Jefferson Wells niet of niet tijdig de door [verweerster] gevraagde stukken heeft verstrekt. Dat zij (ook) op dit punt steken heeft laten vallen is overigens eveneens door Jefferson Wells toegegeven.
17. Echter, ook op de wijze waarop [verweerster] met het conflict is omgegaan valt het nodige aan te merken. Zo valt zonder toelichting, die ontbreekt, niet goed in te zien waarom het nog nodig was dat [verweerster] met haar bezwaren naar derden is gestapt, nadat zij in mei 2019 bij de directeur [naam 4] gehoor had gekregen voor haar bezwaren. Evenmin heeft zij zich in het re-integratietraject steeds coöperatief opgesteld. Een illustratie daarvan is het stellen van 97 vragen aan de werkgever (zie 1.32). Zoals ter zitting door Jefferson Wells toegelicht zijn intussen in aanmerking te nemen stappen gezet om de door [verweerster] gesignaleerde problemen rond de privacy schending te ondervangen, aan welke ontwikkeling [verweerster] geheel voorbij lijkt te gaan.
18. In de loop van inmiddels bijna drie jaar van arbeidsongeschiktheid is de verhouding tussen partijen ernstig geëscaleerd en kan van vertrouwen aan de zijde van partijen dat nog een oplossing kan worden bereikt nauwelijks sprake meer zijn. Jefferson Wells heeft daarover in het verzoekschrift en tijdens de zitting geen misverstand laten bestaan. Desgevraagd heeft [verweerster] ter zitting bevestigd dat ook zij weinig fiducie heeft in een goede afloop. Onder deze omstandigheden en gezien de vele pogingen die partijen in het werk hebben gesteld om tot een oplossing te komen, waaronder meerdere mediationtrajecten, is ook de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig, dat van Jefferson Wells in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Gezien de aard van de vertrouwensbreuk, ligt herplaatsing niet in de rede.
19. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Jefferson Wells zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 1 maart 2022. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand.
Transitievergoeding
20. Tussen partijen is niet in geschil dat [verweerster] recht heeft op de transitievergoeding. In het verzoekschrift heeft Jefferson Wells deze berekend tot een bedrag bij een ontbinding per 1 januari 2022. [verweerster] heeft zich aan deze berekening gerefereerd. Nu ontbinding van de arbeidsovereenkomst eerst per 1 maart 2022 zal plaatsvinden, zal Jefferson Wells worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding met in achtneming van deze datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Openstaande verlofuren
21. [verweerster] heeft vergoeding van 1005,5 uur aan openstaande verlofuren verzocht. Jefferson Wells heeft zich aan dit verzoek gerefereerd, zodat dit verzoek zal worden toegewezen.
Billijke vergoeding?
22. Gelet op artikel 7:671b lid 9, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren
23. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Jefferson Wells ernstig verwijtbaar gehandeld. Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor onder punt 14 tot en met 16 is overwogen. Jefferson Wells valt met name te verwijten dat zij niet adequaat is ingegaan op de klachten van [verweerster] over de schendingen van de privacy en hoe zij haar rol als werkgever in het re-integratie traject heeft opgepakt. Ook tijdens het mediationtraject moet er voldaan te worden aan de gebruikelijke voorschriften, zoals het tijdig insturen van een eindejaarsevaluatie. Daarnaast heeft Jefferson Wells een scheve schaats gereden ten aanzien van het in eerste instantie overslaan van spoor 1. In dit verband wordt ook verwezen naar de rapportage van het UWV. Hieraan doet niet af dat op gedrag van [verweerster] ook wel wat is aan te merken, zoals hiervoor in punt 18 is overwogen.
Hoogte billijke vergoeding
24. [verweerster] heeft om toekenning van een bedrag van € 750.000,00 aan billijke vergoeding verzocht. Zij heeft hiervoor geen enkele onderbouwing of aanknopingspunten gegeven. Namens Jefferson Wells is ter zitting aangevoerd dat, zo er al sprake kan zijn van een billijke vergoeding, deze vergoeding op een zeer beperkt bedrag dient uit te komen, omdat onder meer de inkomensschade beperkt zal zijn.
25. Voor het berekenen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van de ontbinding kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
26. De kantonrechter kan niet uitsluiten dat [verweerster] , indien het ernstig verwijtbaar gedrag van Jefferson Wells achterwege was gebleven, nog geruime tijd in dienst was gebleven. Anderzijds valt niet uit te sluiten dat de arbeidsovereenkomst op enig moment tot een einde zou zijn gekomen, gelet ook op de houding van [verweerster] gedurende de afgelopen periode. Rekening houdend met goede en kwade kansen zal de kantonrechter er daarom vanuit gaan dat werknemer naar verwachting nog tot 1 januari 2024 in dienst zou zijn gebleven bij Jefferson Wells. Uitgaande van het door werknemer onbetwist gestelde salaris van € 2.569,60 bruto per maand (exclusief vakantietoeslag) verliest [verweerster] door de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tot 1 januari 2024 een bedrag aan salaris van afgerond € 61.238,00 bruto. Naar redelijke verwachting kan worden aangenomen dat [verweerster] over die periode een uitkering op grond van de sociale verzekeringswetgeving zal ontvangen en/of gelet op haar werkervaring en de – door Jefferson Wells aangevoerde en door [verweerster] niet bestreden – goede kansen op de arbeidsmarkt in staat zal zijn een andere baan te vinden met een salaris dat in ieder geval even hoog is als die uitkering. Daarbij moet er wel rekening mee worden gehouden dat [verweerster] momenteel arbeidsongeschikt is, waardoor verwacht kan worden dat het langer zal duren voordat een nieuwe betrekking gevonden is. Daaruit volgt dat de directe inkomensschade van werknemer over de periode tot 1 januari 2024 naar redelijke schatting een bedrag van ongeveer € 19.000,- bruto bedraagt. Daar staat tegenover dat bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding een rol mag spelen de — in dit geval vrij hoge — mate van verwijtbaarheid aan de zijde van Jefferson Wells en de als gevolg daarvan door [verweerster] geleden immateriële schade. Verder dient acht te worden geslagen op de transitievergoeding, waarvan naar schatting de helft mede bedoeld is ter compensatie van inkomensschade. Al met al acht de kantonrechter een billijke vergoeding van € 37.500,00 passend en dit bedrag zal worden toegewezen.
27. Nu een billijke vergoeding wordt toegekend zal als na te melden worden bepaald dat Jefferson Wells de gelegenheid krijgt haar verzoek in te trekken.
Proceskosten
28. Jefferson Wells zal gelet op het voorgaande met de proceskosten worden belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
Op de verzoeken en de tegenverzoeken:
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 maart 2022;
veroordeelt Jefferson Wells om aan [verweerster] een transitievergoeding te betalen die is berekend met in achtneming van voormelde datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst;
veroordeelt Jefferson Wells tot betaling aan [verweerster] van een bedrag aan billijke vergoeding van € 37.750,00 bruto;
veroordeelt Jefferson Wells tot betaling aan [verweerster] van vergoeding van 1005,5 niet genoten verlofuren;
bepaalt dat het onder I t/m IV gestelde rechtskracht ontbeert, indien het verzoek door Jefferson Wells uiterlijk op 24 januari 2022 wordt ingetrokken;
veroordeelt Jefferson Wells in alle gevallen in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verweerster] begroot op € 996,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Jefferson Wells tot betaling van een bedrag van € 62,00 aan nasalaris, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. van der Molen, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2022 in tegenwoordigheid van mr. M. Nieuwenhuijs als griffier.