Beoordeling
Opzegverbod staat niet aan ontbinding in de weg
12. Allereerst is de vraag aan de orde of het opzegverbod tijdens arbeidsongeschiktheid aan de ontbinding van de arbeidsovereenkomst in de weg staat. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval, nu de hierna te bespreken verstoorde arbeidsverhouding geen verband (meer) houdt met de omstandigheden waarop het opzegverbod betrekking heeft.
Ontbinding arbeidsovereenkomst?
13. Aan haar ontbindingsverzoek heeft Jefferson Wells ten grondslag gelegd dat sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Volgens Jefferson Wells heeft, kort samengevat, de houding en gedrag van [verweerster] geleid tot een ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsrelatie, zodanig dat herstel niet (meer) mogelijk is.
14. Het conflict tussen partijen kent een lange historie. [verweerster] heeft aan de orde gesteld dat de door Jefferson Wells gebruikte programmatuur “Flexservice” niet voldeed aan de eisen die de privacywetgeving daaraan stelt. Jefferson Wells heeft hierop in eerste instantie niet adequaat gereageerd, zoals zijzelf in het verzoekschrift en ook ter zitting heeft toegegeven. Daarmee heeft Jefferson Wells een voedingsbodem geschapen die heeft geleid tot verdere escalatie in de verhouding tussen partijen.
15. Sinds de aanvang van de arbeidsongeschiktheid van [verweerster] op 19 januari 2019 zijn er vele gesprekken tussen partijen geweest, waaronder diverse gesprekken onder leiding van een mediator. Deze hebben niet tot een verbetering in de relatie tussen partijen geleid.
16. In afwachting van de uitkomst van deze gesprekken is van feitelijke re-integratie geen sprake geweest. Toen daarvoor wel mogelijkheden werden gezien, eerst na anderhalf jaar na aanvang van de arbeidsongeschiktheid, is van de zijde van Jefferson Wells meteen voor spoor 2 gekozen, in plaats van re-integratie in spoor 1. Tussen partijen is, in het kader van wat in deze zaak onder spoor 1 moet worden verstaan, verschil van mening ontstaan over wat als de bedongen arbeid moet worden aangemerkt, nu het om een werknemer gaat die voor aanvang van haar arbeidsongeschiktheid steeds bij “derden” (waaronder soms ook de eigen moedervennootschap) werd gedetacheerd. Naar het oordeel van de kantonrechter gaat het bij re-integratie in het eerste spoor erom dat, geheel of gedeeltelijk, wordt gere-integreerd in het eigen werk. Dat “eigen” werk dient zonodig te worden aangepast aan de op dat moment benutbare mogelijkheden van de werknemer. Anders dan Jefferson Wells heeft betoogd, kan het plaatsen van een werknemer bij een derde tegen deze achtergrond niet per definitie worden beschouwd als re-integratie in spoor 1. Ook op dat punt heeft Jefferson Wells steken laten vallen, zoals door het UWV is gesignaleerd en geleid heeft tot een in bezwaar bevestigde loonsanctie. Re-integratie in spoor 1 was (eerst) aangewezen geweest. Voorts is de verhouding tussen partijen verslechterd doordat Jefferson Wells niet of niet tijdig de door [verweerster] gevraagde stukken heeft verstrekt. Dat zij (ook) op dit punt steken heeft laten vallen is overigens eveneens door Jefferson Wells toegegeven.
17. Echter, ook op de wijze waarop [verweerster] met het conflict is omgegaan valt het nodige aan te merken. Zo valt zonder toelichting, die ontbreekt, niet goed in te zien waarom het nog nodig was dat [verweerster] met haar bezwaren naar derden is gestapt, nadat zij in mei 2019 bij de directeur [naam 4] gehoor had gekregen voor haar bezwaren. Evenmin heeft zij zich in het re-integratietraject steeds coöperatief opgesteld. Een illustratie daarvan is het stellen van 97 vragen aan de werkgever (zie 1.32). Zoals ter zitting door Jefferson Wells toegelicht zijn intussen in aanmerking te nemen stappen gezet om de door [verweerster] gesignaleerde problemen rond de privacy schending te ondervangen, aan welke ontwikkeling [verweerster] geheel voorbij lijkt te gaan.
18. In de loop van inmiddels bijna drie jaar van arbeidsongeschiktheid is de verhouding tussen partijen ernstig geëscaleerd en kan van vertrouwen aan de zijde van partijen dat nog een oplossing kan worden bereikt nauwelijks sprake meer zijn. Jefferson Wells heeft daarover in het verzoekschrift en tijdens de zitting geen misverstand laten bestaan. Desgevraagd heeft [verweerster] ter zitting bevestigd dat ook zij weinig fiducie heeft in een goede afloop. Onder deze omstandigheden en gezien de vele pogingen die partijen in het werk hebben gesteld om tot een oplossing te komen, waaronder meerdere mediationtrajecten, is ook de kantonrechter van oordeel dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding, zodanig, dat van Jefferson Wells in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Gezien de aard van de vertrouwensbreuk, ligt herplaatsing niet in de rede.
19. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Jefferson Wells zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 1 maart 2022. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand.
20. Tussen partijen is niet in geschil dat [verweerster] recht heeft op de transitievergoeding. In het verzoekschrift heeft Jefferson Wells deze berekend tot een bedrag bij een ontbinding per 1 januari 2022. [verweerster] heeft zich aan deze berekening gerefereerd. Nu ontbinding van de arbeidsovereenkomst eerst per 1 maart 2022 zal plaatsvinden, zal Jefferson Wells worden veroordeeld tot betaling van een transitievergoeding met in achtneming van deze datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
21. [verweerster] heeft vergoeding van 1005,5 uur aan openstaande verlofuren verzocht. Jefferson Wells heeft zich aan dit verzoek gerefereerd, zodat dit verzoek zal worden toegewezen.
22. Gelet op artikel 7:671b lid 9, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren
23. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft Jefferson Wells ernstig verwijtbaar gehandeld. Verwezen wordt naar hetgeen hiervoor onder punt 14 tot en met 16 is overwogen. Jefferson Wells valt met name te verwijten dat zij niet adequaat is ingegaan op de klachten van [verweerster] over de schendingen van de privacy en hoe zij haar rol als werkgever in het re-integratie traject heeft opgepakt. Ook tijdens het mediationtraject moet er voldaan te worden aan de gebruikelijke voorschriften, zoals het tijdig insturen van een eindejaarsevaluatie. Daarnaast heeft Jefferson Wells een scheve schaats gereden ten aanzien van het in eerste instantie overslaan van spoor 1. In dit verband wordt ook verwezen naar de rapportage van het UWV. Hieraan doet niet af dat op gedrag van [verweerster] ook wel wat is aan te merken, zoals hiervoor in punt 18 is overwogen.
Hoogte billijke vergoeding
24. [verweerster] heeft om toekenning van een bedrag van € 750.000,00 aan billijke vergoeding verzocht. Zij heeft hiervoor geen enkele onderbouwing of aanknopingspunten gegeven. Namens Jefferson Wells is ter zitting aangevoerd dat, zo er al sprake kan zijn van een billijke vergoeding, deze vergoeding op een zeer beperkt bedrag dient uit te komen, omdat onder meer de inkomensschade beperkt zal zijn.
25. Voor het berekenen van de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding zijn in de rechtspraak uitgangspunten geformuleerd. De kantonrechter moet bij het bepalen van de billijke vergoeding rekening houden met alle (uitzonderlijke) omstandigheden van het geval en die vergoeding moet daarbij aansluiten. Het gaat er uiteindelijk om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Ook met de gevolgen van de ontbinding kan rekening worden gehouden, voor zover die gevolgen zijn toe te rekenen aan het verwijt dat de werkgever kan worden gemaakt. De billijke vergoeding heeft geen bestraffend doel, maar met de billijke vergoeding kan ook worden tegengegaan dat werkgevers ervoor kiezen een arbeidsovereenkomst op ernstig verwijtbare wijze te laten eindigen.
26. De kantonrechter kan niet uitsluiten dat [verweerster] , indien het ernstig verwijtbaar gedrag van Jefferson Wells achterwege was gebleven, nog geruime tijd in dienst was gebleven. Anderzijds valt niet uit te sluiten dat de arbeidsovereenkomst op enig moment tot een einde zou zijn gekomen, gelet ook op de houding van [verweerster] gedurende de afgelopen periode. Rekening houdend met goede en kwade kansen zal de kantonrechter er daarom vanuit gaan dat werknemer naar verwachting nog tot 1 januari 2024 in dienst zou zijn gebleven bij Jefferson Wells. Uitgaande van het door werknemer onbetwist gestelde salaris van € 2.569,60 bruto per maand (exclusief vakantietoeslag) verliest [verweerster] door de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tot 1 januari 2024 een bedrag aan salaris van afgerond € 61.238,00 bruto. Naar redelijke verwachting kan worden aangenomen dat [verweerster] over die periode een uitkering op grond van de sociale verzekeringswetgeving zal ontvangen en/of gelet op haar werkervaring en de – door Jefferson Wells aangevoerde en door [verweerster] niet bestreden – goede kansen op de arbeidsmarkt in staat zal zijn een andere baan te vinden met een salaris dat in ieder geval even hoog is als die uitkering. Daarbij moet er wel rekening mee worden gehouden dat [verweerster] momenteel arbeidsongeschikt is, waardoor verwacht kan worden dat het langer zal duren voordat een nieuwe betrekking gevonden is. Daaruit volgt dat de directe inkomensschade van werknemer over de periode tot 1 januari 2024 naar redelijke schatting een bedrag van ongeveer € 19.000,- bruto bedraagt. Daar staat tegenover dat bij de vaststelling van de hoogte van de billijke vergoeding een rol mag spelen de — in dit geval vrij hoge — mate van verwijtbaarheid aan de zijde van Jefferson Wells en de als gevolg daarvan door [verweerster] geleden immateriële schade. Verder dient acht te worden geslagen op de transitievergoeding, waarvan naar schatting de helft mede bedoeld is ter compensatie van inkomensschade. Al met al acht de kantonrechter een billijke vergoeding van € 37.500,00 passend en dit bedrag zal worden toegewezen.
27. Nu een billijke vergoeding wordt toegekend zal als na te melden worden bepaald dat Jefferson Wells de gelegenheid krijgt haar verzoek in te trekken.
28. Jefferson Wells zal gelet op het voorgaande met de proceskosten worden belast.