ECLI:NL:RBAMS:2022:1180

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2022
Publicatiedatum
14 maart 2022
Zaaknummer
9377969 CV EXPL 21-11344
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling waarborgsom door verhuurder aan huurders na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak vorderden eisers, huurders, de terugbetaling van een waarborgsom van € 1.487,38 van gedaagden, de verhuurders, na beëindiging van hun huurovereenkomst. De huurders hadden bij aanvang van de huur een waarborgsom van € 1.450,00 betaald en hadden de huur opgezegd per 1 april 2021. Na een inspectie op 31 maart 2021, waarbij de verhuurder toezegde de waarborgsom terug te betalen, werd deze uiteindelijk niet terugbetaald. Gedaagden stelden dat de woning niet schoon en beschadigd was opgeleverd, maar konden dit niet voldoende onderbouwen.

De kantonrechter oordeelde dat de verhuurders niet konden aantonen dat de woning in een slechtere staat was opgeleverd dan bij aanvang van de huur. De rechter stelde vast dat er geen beschrijving van de woning was overgelegd die de staat bij aanvang van de huur documenteerde. Hierdoor werd aangenomen dat de huurders de woning in de staat hadden ontvangen zoals deze was bij het einde van de huurovereenkomst, conform artikel 7:224 lid 2 BW. De kantonrechter oordeelde dat de waarborgsom volledig moest worden terugbetaald, inclusief een bedrag aan teveel betaalde energiekosten.

Daarnaast werden de gedaagden veroordeeld tot betaling van incassokosten en proceskosten, aangezien zij als de in het ongelijk gestelde partij werden beschouwd. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de huurders direct recht hadden op de betaling van de bedragen, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9377969 CV EXPL 21-11344
vonnis van: 11 maart 2022
fno.: 991
vonnis van de kantonrechter
i n z a k e

1.[eiser 1]

2. [eiser 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
nader te noemen: [eiser 1] , [eiser 2] of gezamenlijk [eisers]
gemachtigde: P.N.M. Commandeur
t e g e n

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]

beiden wonende te [woonplaats]
gedaagden
nader te noemen: [gedaagde 1] , [gedaagde 2] of gezamenlijk [gedaagden]
procederend in persoon
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Het procesdossier bestaat uit:
- de dagvaarding van 27 juli 2021, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het instructievonnis van 24 september 2021;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 16 december 2021. [eisers] zijn verschenen, vergezeld door hun gemachtigde. [gedaagden] hebben via een videoverbinding aan de mondelinge behandeling deelgenomen. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling hebben [eisers] aanvullende producties overgelegd. [gedaagden] hebben op de dag van de mondelinge behandeling ook stukken overgelegd, maar deze zijn niet tijdig ontvangen voorafgaand aan de mondelinge behandeling. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. [eisers] hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen. De zaak is vervolgens aangehouden om [gedaagden] in de gelegenheid te stellen foto’s te overleggen. Dat hebben [gedaagden] gedaan, maar de per e-mail verstrekte link naar deze foto’s werkte slechts tijdelijk. Op het moment van schrijven van dit vonnis werkte de link niet meer, zodat uitsluitend de op papier afgedrukte foto’s onderdeel uitmaken van het procesdossier. [eisers] hebben bij akte op de foto’s gereageerd. Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [gedaagden] daar geen reactie meer op gegeven, waarna een datum voor vonnis is bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eisers] huurden van [gedaagden] de woning aan de [adres] (hierna: de woning).
1.2.
Bij aanvang van de huur hebben [eisers] een waarborgsom van € 1.450,00 betaald.
1.3.
[eisers] hebben de huur opgezegd tegen 1 april 2021.
1.4.
Op 31 maart 2021 heeft een inspectie plaatsgevonden, waarbij [gedaagde 1] en [eisers] aanwezig waren.
1.5.
Op 2 april 2021 schrijft [gedaagde 1] dat de waarborgsom plus € 119,76 minus € 32,38 en minus € 50,00 zal worden terugbetaald. De drie laatstgenoemde bedragen zien op respectievelijk teveel betaalde energiekosten, te weinig betaalde waterkosten en erkende schade aan de deur van de opslagruimte.
1.6.
Op 3 april 2021 vroeg [eiser 2] via Whatsapp of hij het bedrag van € 1.487,38 zou ontvangen. Hierop antwoordde [gedaagde 1] op 5 april 2021: “Hi [eiser 2] , yes correct will be on your account tomorrow”.
1.7.
[gedaagden] hebben de waarborgsom niet aan [eisers] terugbetaald.
Vordering en verweer
2. [eisers] vorderen, zakelijk weergegeven, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van [gedaagden] tot betaling van:
2.1. € 1.487,38
€ 1.487,38 aan hoofdsom;
2.2. € 260,88
€ 260,88 aan incassokosten;
2.3.
rente vanaf 25 juni 2021;
2.4.
de proceskosten.
3. [eisers] stellen hiertoe, kort weergegeven, dat [gedaagden] , ondanks toezegging daartoe, weigeren het restant van de waarborgsom ter hoogte van € 1.400,00 en een aan [eisers] toekomend bedrag aan servicekosten ter hoogte van € 87,38 aan hen te betalen. [gedaagden] stellen zich achteraf ten onrechte op het standpunt dat de woning niet schoon en niet schadeloos is opgeleverd. Voor zover er al schade was, was die er al bij aanvang van de huurovereenkomst, zodat [eisers] daarvoor niet aansprakelijk kunnen worden gehouden.
4. [gedaagden] erkennen dat aanvankelijk is toegezegd dat zou worden betaald, maar pas na die toezegging is de daadwerkelijke omvang van de schade aan het licht gekomen. [eisers] hebben de woning niet aan [gedaagden] opgeleverd in de beschreven staat aan het begin van de huurovereenkomst. [eisers] hebben de woning zonder gebreken aanvaard. De woning is ronduit vies achtergelaten en heeft diverse schades, zoals blijkt uit de foto’s. Zo is onder meer de vloer beschadigd door water, is de groentelade van de koelkast gebarsten en hebben [eisers] verf in de wasmachine gebruikt. [eisers] hebben daarom geen recht op teruggave van de borg.
5. De overige standpunten van partijen komen, voor zover van belang, bij de beoordeling aan de orde.
Beoordeling
6. Vaststaat dat er na opzegging van de huurovereenkomst één inspectie van de woning heeft plaatsgevonden, één dag voordat de woning moest zijn opgeleverd. [gedaagde 1] heeft na die inspectie tweemaal aan [eisers] laten weten de waarborgsom te zullen terugbetalen. [gedaagden] hebben de waarborgsom uiteindelijk niet terugbetaald, omdat de woning volgens hen, naar achteraf bleek, toch smerig en beschadigd door [eisers] zou zijn achtergelaten.
7. Afgezien van de toezegging van [gedaagde 1] dat de waarborgsom zal worden terugbetaald en ook afgezien van de vraag of [eisers] in de gelegenheid zijn gesteld de door [gedaagden] aangevoerde gebreken aan de woning zelf te (laten) herstellen, is het voor de vraag in welke staat de woning moet worden opgeleverd relevant of partijen een beschrijving van de woning hebben opgemaakt. Als dat zo is, dan moeten de huurders de woning opleveren conform deze beschrijving, met uitzondering van geoorloofde veranderingen en toevoegingen en hetgeen door ouderdom is tenietgegaan of beschadigd.
8. [gedaagden] voeren aan dat er een beschrijving is opgemaakt en verwijzen naar een check-in formulier van 4 februari 2019. In dat formulier staat echter niets beschreven over de feitelijke staat van de woning. Wel wordt verwezen naar foto’s, maar deze zijn niet overgelegd. [eisers] hebben als productie 10 weliswaar enkele foto’s van de beginstaat van de woning overgelegd, maar deze foto’s brengen slechts een zeer beperkt gedeelte van de woning in beeld. Het enige wat op deze foto’s te zien is, is een klein deel van de keuken (een oven en een keukenkastje), mogelijk enkele delen van de woonkamer, een deel van het balkon en een ingezoomde foto van de gordijnen. Nu de feitelijke staat van de volledige woning niet lijkt te zijn beschreven, althans in deze procedure niet is aangetoond, zal de kantonrechter er voor de beoordeling vanuit gaan dat er geen beschrijving van de woning is in de zin van de wet. De formulering in de huurovereenkomst dat de woning zonder gebreken is aanvaard, kan daar niet aan afdoen. Uit zal worden gegaan van de tweede volzin van artikel 7:224 lid 2 BW: de huurder wordt, behoudens tegenbewijs, verondersteld de woning in de staat te hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst.
9. [gedaagden] hebben bij akte van 16 december 2021 foto’s overgelegd van de situatie na het vertrek van [eisers] Daarmee hebben [gedaagden] niet het hiervoor bedoelde tegenbewijs geleverd, omdat deze foto’s niet kunnen worden vergeleken met de beginsituatie, uitgezonderd de delen die op de als productie 10 overgelegde foto’s staan. Op die als productie 10 overgelegde foto’s van de beginsituatie is evenwel te zien dat de vloer al op diverse plaatsen kleurverschillen vertoonde c.q. (vocht)beschadigingen had. Dat een en ander is veroorzaakt door [eisers] , zoals [gedaagden] aanvoeren, is dan ook niet komen vast te staan. Foto’s van (de vermeende schade aan) de wasmachine en de groentelade van de koelkast zijn niet overgelegd, zodat deze schades ook niet zijn komen vast te staan, mede gelet op de gemotiveerde betwisting door [eisers] dat die schades er zijn en als dat al zo is, dat die door hen zijn veroorzaakt. Daar hebben [gedaagden] niets meer tegenin gebracht. Met betrekking tot die vermeende schades, alsmede met betrekking tot de schoonmaak, geldt eveneens de tweede volzin van artikel 7:224 lid 2 BW. Verondersteld moet daarom worden dat [eisers] de woning hebben ontvangen zoals deze is bij het einde van de huurovereenkomst. Aan [gedaagden] kan worden toegegeven dat de wc-pot, die aanvankelijk nieuw was, niet schoon lijkt te zijn, maar die enkele omstandigheid rechtvaardigt geen volledige inhouding van de waarborgsom.
10. Bovendien hebben [gedaagden] niet inzichtelijk gemaakt, laat staan onderbouwd of en zo ja, welke bedragen zij hebben besteed aan het herstel van de woning. Dat lag wel op hun weg als zij meenden gerechtvaardigd de waarborgsom volledig te kunnen inhouden. Dat [gedaagde 1] zelf voor het herstel zou hebben gezorgd en daar veel tijd aan heeft moeten besteden, zoals [gedaagden] aanvoeren, is zonder concrete onderbouwing en/of bewijsstukken, onvoldoende om de waarborgsom niet aan [eisers] terug te betalen.
11. De waarborgsom moet vanwege het voorgaande dan ook worden terugbetaald. [gedaagden] hebben niet weersproken dat [eisers] recht hebben op het in overweging 1.5 genoemde bedrag aan teveel betaalde energiekosten. [eisers] hebben op hun beurt niet weersproken dat zij de in overweging 1.5 genoemde bedragen aan waterkosten en kosten vanwege erkende schade aan de deur van de opslagruimte aan [gedaagden] verschuldigd zijn. Gelet op het voorgaande komt de vordering integraal voor toewijzing in aanmerking.
12. De buitengerechtelijke kosten worden ook toegewezen, nu [eisers] voldoende hebben gesteld over de door hen verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. Het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het wettelijke tarief.
13. [gedaagden] worden als de in het ongelijk stelde partij veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt [gedaagden] tot betaling aan [eisers] van:
- € 1.487,38 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 25 juni 2021 tot de dag van de voldoening;
- € 260,88 aan incassokosten;
II. veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eisers] begroot op:
exploot € 119,21
salaris (2,5 punt) € 467,50
griffierecht € 240,00
-----------------
totaal € 826,71
voor zover van toepassing, inclusief btw;
III. veroordeelt [gedaagden] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, voor zover van toepassing inclusief btw;
IV. bepaalt dat de veroordelingen onder I. tot en met III. hoofdelijk gelden, in die zin dat [gedaagden] voor het geheel gehouden zijn tot betaling en dat, als de ene gedaagde (een deel van) de vordering heeft betaald, ook de andere gedaagde tegenover [eisers] (voor dat deel) is gekweten;
V. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
VI. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.