In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 18 januari 2022, hebben eisers, [eiser 1] en [eiser 2], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] B.V. naar aanleiding van een geschil over een koopcontract voor een appartementsrecht in Amsterdam. De eisers stellen dat de gedaagde niet voldoende inspanningen heeft geleverd om de benodigde splitsingsvergunning te verkrijgen, wat een ontbindende voorwaarde in het koopcontract betreft. De gedaagde heeft het appartementsrecht geleverd, maar de splitsingsvergunning is nog niet verleend, wat leidt tot onenigheid over de redelijkheid van de termijn voor ontbinding.
De voorzieningenrechter, mr. E.A. Messer, heeft in zijn mondelinge uitspraak geoordeeld dat de gedaagde zich niet voldoende heeft ingespannen om de vergunningen te verkrijgen en dat er aanwijzingen zijn dat de gedaagde de koopovereenkomst wil ontbinden om het appartement met winst door te verkopen. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde voorlopig niet mag terugvallen op de ontbindende voorwaarde van het koopcontract, en dat er een nieuwe termijn voor ontbinding moet worden overeengekomen indien de vergunning niet tijdig wordt verkregen. De rechter heeft de gedaagde ook verplicht om de eisers maandelijks te informeren over de voortgang van de vergunningaanvraag en de bouwkundige werkzaamheden, met als doel de oplevering van het appartement uiterlijk op 1 april 2022.
Daarnaast is er een dwangsom van € 250.000,00 opgelegd aan de gedaagde voor het geval zij niet voldoet aan de opgelegde verplichtingen. De gedaagde is ook veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten van de eisers en de proceskosten. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.