ECLI:NL:RBAMS:2022:1152

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
13/752346-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met prioriteit voor Italiaans EAB

Op 24 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Mangalia City Court in Roemenië. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 13 december 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1982 in Roemenië, was in Nederland gedetineerd en werd via een videoverbinding gehoord tijdens de zitting op 10 februari 2022. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de detentiegarantie die door de Roemeense autoriteiten was verstrekt, voldeed aan de eisen van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er een samenloop was met een Italiaans EAB, dat eerder was uitgevaardigd en waarvoor de overlevering al was toegestaan. De rechtbank oordeelde dat het Italiaanse EAB voorrang moest krijgen boven het Roemeense EAB, omdat het Italiaanse EAB eerder was uitgevaardigd en de feiten ernstiger waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, maar met de bepaling dat de overlevering aan Italië voorrang heeft. De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik, voorzitter, en mrs. M.C.M. Hamer en A.J. Scheijde, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. Dijk.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752346-21
RK nummer: 21/6686
Datum uitspraak: 24 februari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 13 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 15 november 2021 door de
Mangalia City Court(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1982,
opgegeven woon- of verblijfplaats: [adres], [plaats 1],
uit anderen hoofde gedetineerd in de [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 februari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon - aanwezig via een videoverbinding - is bijgestaan door mr. H.A.F.C. Tack, advocaat te Amsterdam, waarnemend voor de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de
Mangalia City Courtvan 28 september 2021 (vonnisnummer 312, dossiernummer 1152/254/2020).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort samengevat - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel d) van het EAB rubriek 3.4 aangekruist. Hierin is tevens vermeld dat de opgeëiste persoon uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep en over de termijn waarover hij beschikt om verzet (namelijk 1 maand) of hoger beroep aan te tekenen (10 dagen).
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verzetgarantie aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De rechtbank stelt vast dat er ten aanzien van de Roemeense detentieomstandigheden voor opgeëiste personen sprake is van een algemeen gevaar voor schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest). Bij brief van 31 december 2021 is door het
Ministry of Justice, National Adminstration of Penitentiarieseen detentiegarantie verschaft waarin onder meer de volgende garantie is gegeven:
Taking into account your official letter written with respect to File No. 1152/254/2020 of 23.12.2021 referring to the request of the Dutch authorities regarding the conditions of detention that [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag]1982, son of [naam 1] and [naam 2], domiciled in [plaats 2], sentenced to a penalty of one year imprisonment) will be entitled to in the event that he is turned over to the Romanian authorities, please find the information below:
(…)
Taking into account the perspective of implementing the measures contained in the ''Action Plan tor 2020 - 2025" elaborated for the enforcement of the pilot judgment Rezmives and Others versus Romania and of the judgments pronounced in Bragadiru group of cases versus Romania, as well as the number of prisoners currently held in custody by the National Administration of Penitentiaries as a result of the criminal policies adopted by the Romanian State, the National Administration of Penitentiaries guarantees the provision of a minimum personal space of 3 square meters during
the entire period the penalty is served, including the bed and the corresponding furniture items, without comprising the area destined for the bathroom.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. Hiermee is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon in de detentie instellingen in Roemenië de beschikking zal hebben over een individuele celruimte van minimaal 3m2, daarbij de sanitaire voorzieningen niet inbegrepen. Daarmee is het gevaar voor schending van artikel 4 van het Handvest voor de opgeëiste persoon weggenomen.
Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.

6.Samenloop met een Italiaans EAB

De rechtbank heeft vastgesteld dat de overlevering van de opgeëiste persoon bij uitspraak van 27 oktober 2020 (13/751152-20) al is toegestaan in een andere overleveringszaak, waarin de Italiaanse autoriteiten om overlevering van de opgeëiste persoon hebben verzocht. [1]
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om, indien de overlevering van de opgeëiste persoon in deze overleveringszaak wordt toegestaan, voorrang te geven aan het Roemeense EAB. In dit EAB heeft de opgeëiste persoon namelijk een verzetgarantie, waardoor dit EAB gelijkgesteld kan worden met een EAB ten behoeve van vervolging.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Italiaanse EAB voorrang dient te krijgen.
De rechtbank is van oordeel dat het Italiaanse EAB voorrang dient te krijgen ten opzichte van het nu voorliggende EAB. Het Italiaanse EAB is op een eerdere datum uitgevaardigd en de overlevering is in die zaak ook al op een eerder tijdstip toegestaan. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de feiten die aan het Italiaanse EAB ten grondslag liggen ernstiger van aard zijn dan het feit dat aan het Roemeense EAB ten grondslag ligt. De rechtbank wijst het verzoek van de raadsvrouw af.

7.Slotsom

Vastgesteld is dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW. Nu er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Mangalia City Court(Roemenië) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEPAALTdat
VOORRANGdient te worden gegeven aan het EAB dat is uitgevaardigd door Italië en waarvan de overlevering is toegestaan bij de eerder vermelde uitspraak van 27 oktober 2020, boven het hier voorliggende EAB dat is uitgevaardigd door Roemenië.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en A.J. Scheijde, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 27 oktober 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:5508.