ECLI:NL:RBAMS:2022:1149

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
13/752403-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot dubbele strafbaarheid

Op 24 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Circuit Court in Tarnobrzeg, Polen. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 22 december 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1994 en gedetineerd in Nederland, was aanwezig via een videoverbinding en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de relevante feiten en vonnissen in het EAB onderzocht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij eerdere processen die hebben geleid tot de vonnissen en arresten waarvoor de overlevering wordt verzocht. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsvrouw over de dubbele strafbaarheid van de feiten verworpen, en geconcludeerd dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, ook onder Nederlands recht strafbaar zijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn die zich verzetten tegen de overlevering en dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW).

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan, waarbij de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de OLW zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee rechters in aanwezigheid van de griffier, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/752403-21
RK nummer: 21/6868
Datum uitspraak: 24 februari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 22 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 juli 2021 door de
Circuit Court in Tarnobrzeg, II Criminal Department(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 februari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon – aanwezig via een videoverbinding - is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB, in samenhang gelezen met de aanvullende informatie verstrekt op 18 januari 2022 door de
Circuit Court in Tarnobrzeg, II Criminal Department,wordt melding gemaakt van de volgende vonnissen:
  • Een vonnis van de
  • Een samengesteld vonnis van de
In het EAB, in samenhang gelezen met de aanvullende informatie verstrekt op 18 januari 2022 door de
Circuit Court in Tarnobrzeg, II Criminal Department, staat vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de processen die tot de vonnissen van 25 januari 2017 en 19 augustus 2013 hebben geleid, en dat de opgeëiste persoon en zijn advocaat aanwezig waren bij het proces in hoger beroep dat tot het arrest van 4 september 2019 heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van twee vrijheidsstraffen voor de duur van respectievelijk:
  • 6 maanden, opgelegd bij het arrest van 4 september 2019;
  • 2 jaren en 2 maanden, opgelegd bij het vonnis van 25 januari 2017,
door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Van deze straffen resteren volgens het EAB nog respectievelijk:
  • 5 maanden en 28 dagen, op grond van het arrest van 4 september 2019;
  • 1 jaar en 18 dagen, op grond van het vonnis van 25 januari 2017.
De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis en arrest.
Bovengenoemde vonnis en arrest betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest van de
Circuit Court in Tarnozbregdat is gewezen naar aanleiding van een hoger beroep tegen het vonnis van 19 oktober 2015, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het arrest heeft geleid. In de aanvullende informatie verstrekt op 1 februari 2022 door de
Circuit Court in Tarnobrzeg, II Criminal Department, staat vermeld dat de opgeëiste persoon een advocaat heeft gemachtigd zijn verdediging bij de rechtbank in eerste aanleg te voeren, dat zowel de officier van justitie als de opgeëiste persoon hoger beroep hebben ingesteld en dat de gemachtigd advocaat tijdens het proces in hoger beroep de opgeëiste persoon heeft vertegenwoordigd. Daarmee is het arrest gewezen terwijl de in artikel 12, sub b, OLW genoemde omstandigheid zich heeft voorgedaan. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW is niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de dubbele strafbaarheid voor het feit dat ten grondslag ligt aan het vonnis van 19 augustus 2013 ontbreekt voor zover de uitvaardigende justitiële autoriteiten dit feit hebben gekwalificeerd op grond van artikel 60, paragraaf 1 van
the Act of 20th March 2009 on mass events security, omdat de Nederlandse wetgeving geen equivalent van voornoemde wet kent.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het feit dat ten grondslag ligt aan het vonnis van 19 augustus 2013 dubbel strafbaar is. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.
De rechtbank stelt vast dat aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd, is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
wederspannigheid;
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
medeplegen van zware mishandeling.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 141, 180, 266, 267 en 302 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Circuit Court in Tarnobrzeg, II Criminal Department(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.