ECLI:NL:RBAMS:2022:1141

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2022
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
13/752399-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden en verzetgarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 februari 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het District Court of Bacău in Roemenië. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Roemenië is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 3 jaren en 4 maanden. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld. De verdediging voerde aan dat de detentiegarantie niet overtuigend was en dat er een risico bestond op een onmenselijke behandeling. De rechtbank oordeelde echter dat de verstrekte garanties voldoende waren en dat er geen aanleiding was om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De overlevering is derhalve toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752399-21
RK nummer: 21/6810
Datum uitspraak: 24 februari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 december 2021 door de
District Court of Bacău(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 februari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon - aanwezig via een videoverbinding - is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort, en door een tolk in de Roemeense taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van de
District Court of Bacăuvan 28 april 2021 (vonnisnummer: 743, dossiernummer: 8552/180/2019) en van een arrest van de
Court of Appeal of Bacăuvan 24 november 2021 (arrestnummer: 808).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaren en 4 maanden, door de opgeëiste persoon nog geheel te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Weliswaar heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit in onderdeel e) van het EAB rubriek 3.1a aangekruist, maar hierbij is geen datum vermeld. De rechtbank kan daardoor niet vaststellen of de opgeëiste persoon tijdig op de hoogte is gesteld van de datum en de plaats van de zitting in het proces dat tot het arrest heeft geleid. De omstandigheid zoals genoemd in artikel 12, sub a, OLW doet zich aldus niet voor.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in onderdeel d) van het EAB rubriek 3.4 aangekruist. Hierin is vermeld dat beslissing niet in persoon aan de opgeëiste persoon is uitgereikt, maar dat, als de beslissing is overhandigd, de opgeëiste persoon uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis Verder is vermeld dat de opgeëiste persoon uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep en over de termijn waarover hij beschikt om verzet of hoger beroep aan te tekenen, te weten één maand.
Deze verzetgarantie is vervolgens uitdrukkelijk bevestigd bij brief van 31 januari 2022 van de
District Court of Bacău.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de gegeven verzetgarantie niet overtuigend is, omdat de uitvaardigende justitiële autoriteit in het EAB heeft aangekruist dat de opgeëiste persoon in persoon is opgeroepen en dus op de hoogte was van de plaats en datum van de zitting. De opgeëiste persoon loopt hierdoor het risico om niet-ontvankelijk verklaard te worden wanneer hij verzet of hoger beroep in zou stellen tegen het arrest van 24 november 2021. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak te schorsen teneinde de uitvaardigende justitiële autoriteit om een nadere uitleg ten aanzien van de verzetgarantie te vragen. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de overlevering te weigeren indien een nadere uitleg uitblijft.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzetgarantie in orde is en heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan.
De rechtbank oordeelt als volgt. Op grond van het vertrouwensbeginsel dient de rechtbank uit te gaan van de juistheid van de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte verklaringen. Er is daarom geen aanleiding de uitvaardigende justitiële autoriteit om een nadere uitleg ten aanzien van de verstrekte verzetgarantie te vragen. Naar het oordeel van de rechtbank voldoen bovenstaande verklaringen van de uitvaardigende justitiële autoriteit aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsvrouw.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 47 Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 41, eerste lid, sub d, van de Wegenverkeerswet 1994;
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De rechtbank stelt vast dat er ten aanzien van de Roemeense detentieomstandigheden voor opgeëiste personen sprake is van een algemeen gevaar voor schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest). Bij brief van 31 december 2021 is door de
District Court of Bacăueen detentiegarantie verschaft waarin, onder meer, de volgende garantie is gegeven:
Considering your letter filed in file no. 8552/180/2019 dated 22.12.2021, regarding the request of the Dutch authorities for the detention conditions the person named [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] .1988, domiciled in Bacau County, convicted to a sentence of 3 years and 4 months of imprisonment), will benefit from, if he is handed over to the Romanian authorities, we hereby let you know the following:
(…)
Considering the perspective of the enforcement of the measures included in the ”Action plan for the period 2020 - 2025, issued for the serving of the pilot decision Rezmives and others versus Romania, as well as of the decisions settled in the group of cases Bragadireanu versus Romania”, as well as the number of convicted persons currently in custody of the National Administration of the Penitentiaries, following the criminal politics undertaken by the Romanian state, the National Administration of the Penitentiaries guarantees the provision of a 3m2 space throughout the serving of the entire penalty, including the bed and the related furniture, without including the space intended for the sanitary group.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon een concreet en reëel gevaar loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling wanneer zijn overlevering wordt toegestaan. Uit de in 2019 gepubliceerde rapportage van het
Committee for the Prevention of Torture(hierna: het CPT) blijkt dat de omstandigheden in de Bacău gevangenis en de Focsani gevangenis slecht zijn. De verstrekte garantie gaat slechts in op de materiële conditie van de gevangenissen en niet op overige door het CPT vastgestelde misstanden. Er dient aanvullende informatie opgevraagd te worden over alle door het CPT genoemde misstanden, voorzien van foto’s, om de gegeven garanties te onderschrijven. Daarnaast dient er informatie opgevraagd te worden over de mogelijkheden om bijzondere zorg te krijgen in de gevangenissen waar de opgeëiste persoon waarschijnlijk terecht zal komen, omdat er zorgen zijn over zijn psychische gezondheid. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de behandeling van de zaak te schorsen om nadere informatie op te vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentiegarantie volstaat. Daarnaast hoeft er geen aanvullende informatie opgevraagd te worden over de mogelijkheden om bijzondere zorg te krijgen in de gevangenissen waar de opgeëiste persoon waarschijnlijk terecht zal komen, omdat niet is onderbouwd dat de opgeëiste persoon bijzondere zorg nodig heeft. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan.
De rechtbank oordeelt als volgt. Met de verstrekte detentiegarantie is gegarandeerd dat de opgeëiste persoon in de detentie instellingen in Roemenië de beschikking zal hebben over een individuele celruimte van minimaal 3m2, daarbij de sanitaire voorzieningen niet inbegrepen. Daarmee is het gevaar voor schending van artikel 4 van het Handvest voor de opgeëiste persoon weggenomen. De stelling dat de opgeëiste persoon bijzondere zorg nodig heeft vanwege zijn psychische gesteldheid is niet met stukken onderbouwd en behoeft alleen al daarom geen nadere aandacht. Overigens merkt de rechtbank op dat de uitvaardigende justitiële autoriteit in de verstrekte detentiegarantie heeft verklaard dat de opgeëiste persoon in ieder regime de beschikking heeft over psychologische hulp en medische behandelingen.
De rechtbank ziet op grond van het vorenstaande geen aanleiding de uitvaardigende justitiële autoriteit om nadere informatie te vragen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet in de weg aan het toestaan van de overlevering van de opgeëiste persoon.

6.Slotsom

Vastgesteld is dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW. Nu ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 41, 47, 107, 176 en 177 Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
District Court of Bacău(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.A. Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.