ECLI:NL:RBAMS:2022:1110

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
9 maart 2022
Zaaknummer
AMS 21/905
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de bestuursrechter in AVG-zaken en de rol van stichtingen als bestuursorgaan

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de stichting Inlichtingenbureau. De eiser had een verzoek om inzage op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) ingediend bij de stichting, die volgens de eiser als bestuursorgaan zou moeten worden aangemerkt. De rechtbank ontving het beroepschrift van de eiser op 10 februari 2021, gericht tegen een brief van de stichting van 27 januari 2021, waarin de stichting de eiser verwees naar zijn gemeente of waterschap voor het indienen van een inzageverzoek.

De rechtbank heeft het onderzoek in de zaak gesloten, omdat voortzetting niet nodig was. De rechtbank oordeelde dat zij kennelijk onbevoegd was om van het beroep kennis te nemen, aangezien de stichting niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt. De stichting is opgericht in opdracht van de Staat der Nederlanden en verricht ondersteunende werkzaamheden voor gemeenten, maar heeft geen zelfstandige bestuursbevoegdheden. Hierdoor is het beroep van de eiser niet gericht tegen een voor beroep vatbaar besluit.

De rechtbank heeft de eiser geïnformeerd dat hij een AVG-verzoek kan indienen bij een daadwerkelijk bestuursorgaan, en dat de verwerking van persoonsgegevens onder de (Uitvoeringswet) AVG valt. De rechtbank heeft verder bepaald dat de eiser geen griffierecht verschuldigd is en dat eventueel betaald griffierecht zal worden terugbetaald. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om een verzetschrift in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/905

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te Amsterdam, eiser,

en

de stichting Inlichtingenbureau, verweerder.

Procesverloop

De rechtbank heeft op 10 februari 2021 een beroepschrift van eiser ontvangen dat is gericht tegen een brief van 27 januari 2021 (de bestreden brief).

Overwegingen

1. De rechtbank sluit het onderzoek in de zaak omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig is. De rechtbank doet uitspraak zonder dat een zitting wordt gehouden, omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen. [1]
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft op 29 december 2020 per e-mail een verzoek om inzage op grond van de AVG bij verweerder ingediend. [2] Verweerder heeft eiser per e-mail van 26 januari 2021 voor het indienen van een inzageverzoek verwezen naar zijn gemeente of waterschap. Tegen deze e-mail heeft eiser op 26 januari 2021 per e-mail bezwaar gemaakt. Per e-mail van 27 januari 2021 heeft verweerder eiser bericht dat haar e-mail van 26 januari 2021 geen besluit is en dat bezwaar niet mogelijk is. [3]
3. Eiser heeft zich in het beroepschrift op het standpunt gesteld dat de Awb van toepassing is en dat verweerder een bestuursorgaan is. [4] Eiser heeft daarbij aangevoerd dat verweerder van overheidsorganen afkomstige persoonsgegevens van eiser verwerkt. Verweerder verricht zelfstandig werkzaamheden en geeft op eigen initiatief signalen af aan overheidsorganen. Kort gezegd kan het niet zo zijn dat eiser bij alle verschillende overheidsorganen een AVG-verzoek moet indienen. De omstandigheid dat verweerder een stichting is, maakt dit niet anders aldus eiser.
Beoordeling
4.1
De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser er van uit gaat dat op hem betrekking hebbende persoonsgegevens door verweerder zijn of worden verwerkt. Uit de door eiser overgelegde stukken kan worden opgemaakt dat zijn verzoek om inzage betrekking heeft op in opdracht van (een) bestuursorgaan (bestuursorganen) verwerkte persoonsgegevens van eiser. Eiser heeft niet concreet gemaakt op welke persoonsgegevens zijn verzoek betrekking heeft of kan hebben en ten aanzien van welk bestuursorgaan er door verweerder gegevens zouden zijn verwerkt. De rechtbank zal desalniettemin beoordelen of verweerder als een bestuursorgaan kan worden aangemerkt. In dit verband heeft het volgende te gelden.
4.2
Verweerder is opgericht in opdracht van de Staat der Nederlanden op grond van artikel 29 van de Comptabiliteitswet. [5] Verweerder is belast met ondersteunende werkzaamheden voor de gegevensuitwisseling tussen gemeentelijke sociale diensten en andere instanties. Verweerder verricht – in opdracht en ten dienste van de gemeenten – feitelijke werkzaamheden. Wettelijke bevoegdheden en verplichtingen blijven onveranderd op de gemeenten en die derden rusten, zodat verweerder geen zelfstandig bestuursorgaan is.
4.3
Gelet op het voorgaande is het beroep van eiser niet gericht tegen een voor beroep vatbaar besluit. De bestuursrechter van de rechtbank is kennelijk onbevoegd om van het beroepschrift van eiser kennis te nemen.
5. De rechtbank merkt ter informatie aan eiser op dat eiser een AVG-verzoek kan indienen bij een bestuursorgaan. Op de verwerking van persoonsgegevens is de (Uitvoeringswet) AVG van toepassing. In artikel 34 staat dat een schriftelijke beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15 tot en met 22 van de verordening,
voor zover deze is genomen door een bestuursorgaan, een besluit is in de zin van de Awb. [6] Dat betekent dat tegen een besluit dat door een bestuursorgaan op een AVG-verzoek is genomen, bezwaar kan worden gemaakt en vervolgens beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter. In artikel 35 is de rechtsgang geregeld van een beslissing op een AVG-verzoek dat is genomen door een niet-bestuursorgaan. Verweerder behoort als ondersteunende instantie ook niet tot de categorie niet-bestuursorgaan.
6. Eiser is geen griffierecht verschuldigd. Eventueel betaald griffierecht zal worden terugbetaald.
7. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.C. Langendoen, rechter, in aanwezigheid van
M.P. Osinga Sanders, de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
9 maart 2022
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een verzetschrift opsturen naar deze rechtbank. U kunt een verzetschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.
Coll: M.P.O.
D: B

Voetnoten

1.artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.(artikel 34 van) de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming (AVG)
3.als bedoeld in artikel 1:3 van de Awb
4.als bedoeld in artikel 1:1 van de Awb
5.Kamerstuk 27 635
6.met de verordening wordt volgens artikel 1 bedoeld: verordening (EU) 2016/679 van het Europees