4.3.Het oordeel van de rechtbank
Op 4 januari 2021 komt er om 18.53 uur een melding binnen bij de politie van mevrouw [familienaam] dat haar neefje is gestoken. De politie gaat ter plaatse en in de hal van de woning van mevrouw [familienaam] wordt het slachtoffer, [slachtoffer] , onder aan de trap aangetroffen. Er is veel bloed om hem heen en verbalisanten zien steekplekken op zijn achterhoofd/nek, handen, borst en rug. Aan de achterzijde van zijn jas zit een snee waar dons uit komt. Hij wordt overgebracht naar het Amsterdam UMC. Daar verklaart een arts in aanwezigheid van de politie dat het slachtoffer door een steekwond in zijn rug een klaplong heeft. Zij hebben een drain in de wond aangebracht. Daarnaast is er sprake van een steekwond op het achterhoofd en steekwonden in beide handen en polsen. Uit de brief van 9 september 2021 van de revalidatiearts van het Amsterdam UMC blijkt dat het slachtoffer in totaal zes steekwonden heeft opgelopen en dat de plastisch chirurg aan beide handen/polsen een reconstructie heeft uitgevoerd.
De politie volgt het bloedspoor vanuit de woning waar het slachtoffer ligt naar buiten. Dit eindigt op het fietspad naast de [adres plaats delict] in Almere. Deze plek is aangemerkt als zijnde plaats delict. Een getuige, [getuige 1] , heeft twee personen op de grond zien liggen en daar twee personen op af zien rennen. Getuige [getuige 2] , een politieambtenaar in burger, zag een witte auto half op de weg en half op het trottoir geparkeerd staan. Hij zag dat de voorlichten nog brandden en het viel hem op dat de voorportieren van het voertuig open stonden. Vervolgens zag hij een aantal mensen, vier of mogelijk vijf, over de parkeerplaats rennen naar het gras op de [adres plaats delict] . Hij zag dat deze personen verdwenen in het donker. De witte auto stond nog steeds geparkeerd met de voorportieren open en de voorlichten aan. Vervolgens zag hij dat deze personen terug renden naar de richting van de witte geparkeerde auto. Op de plaats delict zijn spullen van het slachtoffer aangetroffen. Vlak naast de daar aangetroffen sleutels van het slachtoffer is een machete aangetroffen. Het DNA van medeverdachte [medeverdachte 2] is op die machete aangetroffen. Er is geen DNA van het slachtoffer op de machete aangetroffen.
Het slachtoffer is op meerdere momenten door de politie gehoord. In zijn eerste verklaring op 4 januari 2021 heeft hij verklaard dat vier jongens uit een kleine witte auto kwamen rennen. De jongens renden achter hem aan waarna hij viel. Een van hen begon hem te slaan en hij sloeg terug. Een van de anderen rende op hem af en heeft hem gestoken met een kapmes. Daarbij is de naam genoemd van de jongen die op 22 december 2020 in de Albert Heijn aan de [adres Albert Heijn] is neergestoken, “ [bijnaam slachtoffer 2] ” ( [slachtoffer 2] ), en ook zeiden ze daarna “ [naam rapgroep 2] ). In zijn tweede verklaring op 5 januari 2021 heeft het slachtoffer verklaard dat hij een van de daders aan zijn stem herkende als rapper “ [naam rapper] ”. In zijn verklaringen op 7 januari 2021,12 januari 2021 en 30 maart 2021, heeft hij, samengevat, verklaard dat de aanval inderdaad – zoals de politie al vermoedde – heeft plaatsgevonden in Almere. Hij heeft verklaard dat hij op 4 januari 2021 met de trein van Diemen-Zuid naar Almere Muziekwijk is gereisd. Toen hij aankwam op het station Muziekwijk viel hem een witte auto op die een paar keer voor het station langsreed. Hij zag dat er twee jongens in zaten. Hij liep over het parkeerterrein het gras op toen die witte auto naast hem stopte. Hij zag direct dat er vier jongens uit de auto sprongen. Één van de jongens had een machete in zijn hand. hij rende direct weg, in de richting van de Contrabasweg. De vier jongens renden achter hem aan. Bij het oversteken van de [adres plaats delict] viel hij. Hij zag en voelde dat één van de jongens op hem ging zitten en hem sloeg. Het slachtoffer sloeg deze jongen toen terug. Hierdoor kon hij opstaan, maar even later viel hij weer. Mogelijk is hij toen gestoken met het mes; dit kan het slachtoffer zich niet goed herinneren. Hij heeft twee van de vier jongens die achter hem aan zijn gerend, herkend aan hun stemmen toen zij “ [bijnaam slachtoffer 2] ” en “ [naam rapgroep 2] ” riepen. Dit waren [naam rapper] en [naam rapper 2] . Dit zijn de rapnamen van die twee jongens, die bij de drillrapgroep [naam rapgroep 1] ) / [rapgroep 3] horen. Het slachtoffer luistert wel eens naar de rapps van [naam rapper] en hij ging vroeger goed om met [naam rapper 2] . “ [bijnaam slachtoffer 2] ” hoorde bij [rapgroep 3] en het slachtoffer zelf hoort bij [naam rapgroep 2] . Zijn rapnaam is [rapnaam slachtoffer] , daarvoor was zijn rapnaam [eerdere rapnaam slachtoffer] . Tot slot heeft het slachtoffer aangegeven dat hij op de dag van het steekincident door een meisje op Snapchat is benaderd om af te spreken. Hij vond dit vreemd, omdat zij alleen contact hadden via social media. Na het steekincident heeft het slachtoffer haar nog opgezocht op Snapchat, maar hij kon haar niet meer vinden, mogelijk omdat zij hem had verwijderd. Het slachtoffer wist alleen nog dat haar naam vier letters heeft en met de letter [beginletter naam] begint.
Uit verder onderzoek blijkt dat het gaat om ene [medeverdachte 1] . Uit tapgesprekken tussen [medeverdachte 1] en het slachtoffer volgt dat het slachtoffer en zij vanaf 26 december 2020 contact met elkaar hadden. Op 27 december 2020 wilde zij met hem afspreken op station Muziekwijk in Almere. Uiteindelijk hebben zij op 4 januari 2021 met elkaar afgesproken op dat station. Om 17.59 uur vraagt het slachtoffer aan haar waar ze blijft en zij antwoordt dat ze er aan komt. Om 18.24 uur hebben zij contact met elkaar, zij kunnen elkaar niet vinden. De telefoon van [medeverdachte 1] is op 4 januari 2021 de gehele dag alleen in Purmerend aangestraald. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat [medeverdachte 1] het slachtoffer naar Almere heeft gelokt maar daar zelf niet is geweest die dag.
[medeverdachte 1] is vervolgens opgepakt en in het cellencomplex zijn zij en haar ouders op 6 en 7 januari 2021 afgeluisterd. Tijdens die gesprekken met haar ouders vertelt zij onder meer dat er sprake is van twee groepen. Zij kent de jongens van “groep 2” en zij had op 4 januari 2021 afgesproken met een jongen van “groep 1”, met de jongen die op maandag 4 januari 2021 is gestoken. Groep 2 wilde wraak nemen voor een jongen van [rapgroep 3] die in coma is geraakt. De jongen die op 4 januari 2021 heeft gestoken zou iets van [naam rapper] heten.
Op een gegeven moment is het slachtoffer als een van de verdachten aangemerkt van het steekincident op “ [bijnaam slachtoffer 2] ” in de Albert Heijn op 22 december 2020. Op woensdag 27 januari 2021 is er een technische actie verricht in een ruimte in het cellencomplex waar hij destijds gedetineerd zat. In deze ruimte werd het gespreksverkeer opgenomen en afgeluisterd van het slachtoffer en zijn medeverdachte [medeverdachte 3] . Tijdens dit gesprek vertelt het slachtoffer over het gebeuren op 4 januari 2021, dat ze met zijn vieren op hem afkwamen, waarna hij werd gestoken en dat hij het steken niet voelde. Ook vertelt hij dat hij probeerde weg te komen, maar dat hij in zijn rug werd geraakt en dat VL op hem ging zitten. Tijdens een tapgesprek met ene “ [naam 4] ” op 24 februari 2021 zegt het slachtoffer dat hij alle vier de daders heeft herkend en vertelt hij over wat er op 4 januari 2021 is gebeurd, wat samengevat overeenkomt met de verklaring die hij bij de politie heeft afgelegd.
Op 2 maart 2021 is een technische actie aangesloten op het telefoonnummer [telefoonnummer 1] dat het slachtoffer in de penitentiaire inrichting in gebruik heeft. Op 29 maart 2021, om 20:42 uur, belt het slachtoffer met een vrouw die gebruik maakt van telefoonnummer [telefoonnummer 2] . De rechtbank interpreteert de inhoud van dit gesprek zo, dat het slachtoffer zegt dat [naam rapper 2] degene is geweest die hem heeft gestoken en dat [naam rapper 2] vaak in (Almere) Stedenwijk is, maar dat hij daar niet woont.
De politie concludeert dat [naam rapper 2] verdachte en dat [naam rapper] [medeverdachte 2] is. De politie leidt dat af uit de telefoongegevens van het slachtoffer “ [bijnaam slachtoffer 2] ” in de andere strafzaak, uit YouTube filmpjes waarop de stem van verdachte als VL door een verbalisant is herkend, uit social media accountgegevens van medeverdachte [medeverdachte 2] en de huiszoekingen die hebben plaatsgevonden. De telefoons van verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] zijn onderzocht en getapt en uit verschillende tapgesprekken van 4 januari 2021 blijkt dat zij voor het steekincident contact met elkaar hebben en met elkaar hebben afgesproken. Verdachte heeft contact met medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] (bijnaam [bijnaam medeverdachte 4] ) en [medeverdachte 5] (bijnaam [bijnaam medeverdachte 5] ). Uit die tapgesprekken volgt dat de vier verdachten rond 17.00 uur met elkaar hebben afgesproken in de buurt Stedenwijk in Almere. Uit de translinkgegevens van de OV-kaarten van [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] volgt dat zij samen vanuit Amsterdam Zuidoost naar station Stedenwijk-Midden Almere zijn gereisd. Om 17:18 uur belt verdachte ook met het telefoonnummer van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] geeft aan dat het slachtoffer nu in het trappenhuis is en vraagt aan verdachte wat zij moet zeggen. Zij krijgt de opdracht om aan het slachtoffer te zeggen dat zij in Weesp is. Om 18.13 uur is er kort contact tussen de telefoons van [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 5] . Om 18.46 uur belt verdachte opnieuw naar [medeverdachte 1] . Zijn telefoon straalt dan aan op de Rinsky Korsakovweg, 600 meter van de plaats delict. In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn om 18.55 uur drie foto’s opgeslagen van de locaties in de buurt van de plaats delict. Tot slot volgt uit de telefoongegevens van de vier verdachten dat zij zich rond 19.00 uur alle vier in de buurt van de woning van verdachte in [woonplaats verdachte] bevinden. Medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] checken om 20.10 uur in op station Almere Buiten.
Concluderend leidt de rechtbank uit het voorgaande af dat het slachtoffer op 4 januari 2021 door [medeverdachte 1] naar station Almere Muziekwijk is gelokt, dat vier personen op hem af zijn gerend en dat hij vervolgens is neergestoken als wraakactie voor het neersteken van [slachtoffer 2] op 22 december 2020 door de groep van het slachtoffer. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] worden door het slachtoffer genoemd als daders. Medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 4] zijn niet door hem genoemd, maar zij zijn ruim anderhalf uur voor het steekincident en een kwartier na het incident wel samen geweest met verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] . Verdachtes telefoon straalt ten tijde van het steekincident aan in de buurt van de plaats delict en het DNA van medeverdachte [medeverdachte 2] is aangetroffen op een machete bij de plaats delict. Verdachte heeft ook contact gehad met [medeverdachte 1] , de persoon die het slachtoffer heeft gelokt. De telefoons van alle vier de verdachten hebben na het steekincident aangestraald in de buurt van de woning van verdachte.
De vraag die vervolgens voorligt is of bewezen is dat verdachte betrokken is geweest bij het steekincident en, indien dat het geval is, of en op welke manier het tenlastegelegde is bewezen.
De rol van verdachte
Uit het voorgaande volgt dat verdachte de ontmoeting met het slachtoffer heeft geregeld door hem met behulp van [medeverdachte 1] naar Almere te lokken. In raadkamer en ter terechtzitting heeft verdachte bekend dat hij één van de jongens is geweest die op het slachtoffer is afgerend. Verdachte heeft ter terechtzitting gezegd dat het kan kloppen dat hij bij de drillrapgroep [rapgroep 3] hoort. Dat hij [naam rapper 2] is blijkt niet alleen uit de analyse van de politie van Youtubefilmpjes maar ook uit de bij hem thuis aangetroffen teksten. Verdachte heeft ter terechtzitting ook niet ontkend dat hij [naam rapper 2] is. Hij heeft bevestigd dat hij de persoon is die rapt in de YouTube clip die op zitting is vertoond ( [naam artiest en rapnummer] ). In die clip wordt onder meer gerapt, dat “
opps een koekje van eigen deeg krijgen binnen twee weken, [eerdere rapnaam slachtoffer] gehit is in back en nek, ik ren op hem met die 18 inch, gehit in rug, [rapnaam slachtoffer] is gewacked en blade gaat in long”. De rechtbank kan dit niet anders uitleggen dan dat dit over het steekincident van 4 januari 2021 gaat, nu deze tekst op details overeenkomt met de verklaringen van het slachtoffer en de medische informatie in het dossier. In een andere YouTube clip waar de politie over heeft geverbaliseerd wordt gesproken over:
‘ [rapnaam slachtoffer] kreeg het ook van ons.
[rapnaam slachtoffer] in spliff, zijn broertje tript (wordt gek).
Heb hem gewacked (geslagen/aangevallen/gepakt) op die blok van…
Bijna nog één in kist”.
De rechtbank interpreteert de inhoud van deze tekst zo, dat verdachte in zijn rap aangeeft dat hij [rapnaam slachtoffer] heeft geslagen/aangevallen/gepakt en dat het slachtoffer als gevolg van de aanval door verdachte en zijn groep bijna was overleden aan zijn verwondingen.
Verdachte heeft weinig willen vertellen over zijn rol, alleen dat hij niet gestoken heeft. De rechtbank kan op grond van de bewijsmiddelen niet vaststellen dat het verdachte is geweest die het slachtoffer heeft gestoken, maar op grond van de verklaringen van het slachtoffer en de getuigenverklaringen stelt de rechtbank wel vast dat er tenminste vier personen, waaronder verdachte, uit een auto zijn gesprongen, dat in ieder geval één van hen een machete bij zich had en dat het slachtoffer door tenminste één van die vier personen is gestoken en dat hij is geslagen. Het slachtoffer heeft op verschillende momenten, ook als hij zich onbespied waande, de rapnaam van verdachte genoemd als één van de daders. De verklaringen van het slachtoffer acht de rechtbank geloofwaardig, omdat deze over wat er is gebeurd consistent zijn en op essentiële onderdelen worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Verdachte en zijn mededaders hebben tijdens de aanval gelijktijdig en gezamenlijk opgetreden door vrijwel gelijktijdig op het slachtoffer af te rennen en hebben alle vier een wezenlijke bijdrage geleverd aan het overrompelen van het slachtoffer waardoor het mogelijk is geweest om hem te steken. Dat verdachte niet wist dat het slachtoffer zou worden gestoken is onaannemelijk gelet op de vete die er speelde tussen [naam rapgroep 1] , de groep van verdachte, en [naam rapgroep 2] , de groep van het slachtoffer, de teksten uit de clips die op YouTube staan en de afgeluisterde gesprekken van [medeverdachte 1] . Daarbij komt dat nu er op het op de plaats delict aangetroffen kapmes geen DNA van het slachtoffer is aangetroffen, de rechtbank er vanuit gaat dat het slachtoffer met een ander mes is gestoken en er dus tenminste twee (kap)messen aanwezig zijn geweest. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat verdachte als medepleger van het steekincident kan worden aangemerkt.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer. Het slachtoffer is meermalen gestoken. Er is sprake van steekwonden aan beide polsen, een steekwond op het hoofd en een steekwond op de rug, waardoor een ribfractuur en klaplong zijn ontstaan. Door een persoon met een machete/kapmes te steken in de rug en op het hoofd aanvaard je de aanmerkelijke kans dat je die persoon daarmee dodelijk raakt. In het onderhavige geval zijn de messteken op plaatsen in het lichaam toegediend waarachter zich vitale organen en belangrijke aderen bevinden. Het is een algemene ervaringsregel dat deze delen van het lichaam dusdanig kwetsbaar zijn dat de aanmerkelijke kans bestaat, wanneer hier wordt gestoken, dit de dood van het slachtoffer tot gevolg kan hebben. Dat het letsel van het slachtoffer achteraf lijkt te zijn meegevallen doet daaraan niet af.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van de strafverzwarende omstandigheid van voorbedachte rade om het slachtoffer van het leven te beroven. Gelet op de getuigenverklaringen en de aangifte kan worden geconcludeerd dat verdachte en zijn mededaders in de witte auto het slachtoffer vermoedelijk hebben gevolgd en/of opgewacht. De rechtbank kan echter niet uit de bewijsmiddelen opmaken dat de verdachten toen al het plan hadden om het slachtoffer levensbedreigend te verwonden. In de tapgesprekken voorafgaand aan het incident wordt niet gesproken over het neersteken of doden van het slachtoffer. De feiten, voor zover die in deze zaak vastgesteld kunnen worden, sluiten niet uit dat de besluitvorming en uitvoering in de emoties van het moment zijn ontstaan op het moment dat de daders het slachtoffer in beeld kregen en zij achter hem zijn aangerend waarna hij is geslagen en gestoken. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte, vanaf het moment van het ontdekken van het slachtoffer tot aan het daadwerkelijk toepassen van geweld, tijd en gelegenheid heeft gehad om zich daadwerkelijk te beraden. Verdachte zal van de voorbedachte rade derhalve (partieel) worden vrijgesproken.
Verdachte zal als medepleger worden veroordeeld voor de primair ten laste gelegde poging tot doodslag op het slachtoffer [slachtoffer] .