ECLI:NL:RBAMS:2022:1081

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
13/689033-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belaging door het tonen van seksueel getint materiaal aan familie en kennissen

Op 8 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van belaging. De zaak betreft een periode van stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, aangeduid als [persoon 1], door de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, gedurende de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 oktober 2019, herhaaldelijk contact heeft gezocht met [persoon 1] door middel van telefoontjes, sms-berichten en e-mails. Daarnaast heeft zij brieven op de scooter van [persoon 1] achtergelaten en hem gevolgd. De verdachte heeft ook familieleden en kennissen van [persoon 1] benaderd en hen seksueel getinte filmpjes van [persoon 1] getoond, wat leidde tot ernstige inbreuken op zijn privacy en reputatie.

De rechtbank heeft de verklaringen van de getuigen en de aangiftes van [persoon 1] als voldoende betrouwbaar beoordeeld om tot een veroordeling te komen. De verdachte heeft tijdens de zittingen verklaard dat haar gedrag voortkwam uit een verlangen naar contact en dat zij niet de intentie had om te schaden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedragingen van de verdachte een ernstige schending van de persoonlijke levenssfeer van [persoon 1] vormden, en dat zij opzettelijk vrees heeft aangewakkerd.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, waarvan 160 uur voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar ingesteld. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De rechtbank heeft geen contactverbod opgelegd, omdat er geen aanwijzingen waren dat de verdachte nog contact zocht met het slachtoffer. De uitspraak benadrukt de ernst van belaging en de impact daarvan op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/689033-19 (Promis)
Datum uitspraak: 8 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 17 juni 2021 en 22 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, en van wat verdachte en haar raadslieden (mr. E.G.S. Roethof op de zitting van 17 juni 2021 en mr. J.T. Brassé op de zitting van 22 februari 2022) naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 oktober 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [persoon 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk voornoemde [persoon 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft zij, verdachte, éénmaal of meermalen
-voornoemde [persoon 1] gebeld en/of sms-berichten en/of e-mails gestuurd en/of
-brieven op een scooter (in gebruik bij voornoemde [persoon 1]) gelegd en/of geplakt en/of
-voornoemde [persoon 1] gevolgd en/of zich opgehouden in de (directe) omgeving van voornoemde [persoon 1] en/of
-familieleden en/of bekenden van voornoemde [persoon 1] benaderd, waarbij hen (onder meer) films en afbeeldingen zijn getoond waarop voornoemde [persoon 1] seksuele handelingen verricht met een man;
(artikel 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. [persoon 1] (hierna: [persoon 1]) heeft verschillende aangiftes gedaan en in het dossier bevinden zich diverse getuigenverklaringen en haar eigen verklaring(en) die (delen van) het tenlastegelegde bevestigen. De combinatie van het achtervolgen van [persoon 1], hem benaderen via de telefoon en per sms/e-mail, het leggen van brieven op zijn scooter en het benaderen van zijn omgeving (met beeldmateriaal over [persoon 1]) maakt dat er sprake is van een stelselmatige, wederrechtelijke inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer. Hij werd gedwongen te dulden dat verdachte hem en zijn omgeving bleef benaderen, onder meer met beeldmateriaal dat als zeer persoonlijk kan worden gekwalificeerd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om verdachte vrij te spreken. Zij heeft naar voren gebracht dat de in het dossier aanwezige getuigenverklaringen mogelijk niet betrouwbaar zijn en dat de rechtbank behoedzaam om dient te gaan met deze verklaringen nu ze allen afkomstig zijn van de zijde van aangever. [persoon 1] zat op een gegeven moment gedetineerd en heeft zich vanuit detentie uitvoerig beziggehouden met zijn verdediging. Een aantal kennissen zijn via zijn broer benaderd, kennelijk met het doel om ervoor te zorgen dat [persoon 1] vrij zou komen. Dit tast de betrouwbaarheid van deze verklaringen aan. De huisbaas van [persoon 1] heeft verklaard dat zijn schoonmoeder is belaagd door een vrouw die brutale vragen stelde en alles over [persoon 1] wilde weten maar niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is die dit heeft gedaan. Hetzelfde geldt voor een telefoongesprek dat is beluisterd en waar kennelijk de stem van verdachte op is gehoord.
Ten aanzien van de seksueel getinte filmpjes geldt dat wel kan worden vastgesteld dat verdachte op de hoogte was van het bestaan daarvan en dat zij hoogstens gedreigd heeft om deze te verspreiden. Dat het verdachte is geweest die de filmpjes ook daadwerkelijk aan anderen heeft laten zien, kan niet worden opgemaakt uit het dossier.
Verder heeft verdachte bekend dat zij 86 keer op een dag naar [persoon 1] heeft gebeld, maar dat was omdat ze haar huissleutel wilde hebben. Dit is onvoldoende om tot een veroordeling voor belaging te komen. Mocht de rechtbank toch tot een veroordeling komen, dan dient verdachte in elk geval partiëel te worden vrijgesproken voor het tonen van de filmpjes.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Inleiding
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [persoon 1] ongeveer drie jaar een relatie hebben gehad. Nadat de relatie was geëindigd, volgden in korte tijd een reeks aangiftes van beide kanten. Een aantal feiten waren niet bewijsbaar. [persoon 1] is veroordeeld voor onder meer poging tot doodslag op verdachte. De vraag die de rechtbank in deze zaak dient te beantwoorden, is of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging van [persoon 1].
4.3.2
Aangiftes en meldingen [persoon 1]
De eerste aangifte met betrekking tot de in de tenlastelegging genoemde gedragingen, vond plaats op 19 mei 2019. Hierin gaat het voornamelijk over een vermeende vernieling van de taxi van [persoon 1], maar ook verklaart hij dat hij die nacht om de paar minuten werd gebeld door een anoniem nummer, dat hij niet opnam omdat hij dacht dat het verdachte was, dat hij één keer heeft opgenomen omdat hij een telefoontje van de politie had verwacht en dat hij inderdaad verdachte aan de lijn had. [1]
Op 20 mei 2019 heeft [persoon 1] aangifte gedaan van smaad en belediging. Hierin heeft hij verklaard dat er foto’s en filmpjes van hem zijn gemaakt, waarop te zien is dat hij onder invloed is van verdovende middelen en dat hij intieme handelingen met een man verricht. Verdachte heeft de filmpjes in haar bezit en is [persoon 1] hiermee gaan chanteren. [persoon 1] moest de relatie met verdachte voortzetten, anders zou zij het beeldmateriaal naar de familie van [persoon 1] sturen. Toen de relatie over was, heeft verdachte dit ook daadwerkelijk gedaan. [persoon 1] komt uit een Marokkaanse familie en in die cultuur is het een schande om homoseksueel te zijn. Zijn reputatie binnen de familie is dan ook volledig verwoest. Daarnaast volgt en observeert verdachte hem continu. [persoon 1] is onder meer bang dat verdachte een tracker onder zijn auto heeft geplaatst om hem te kunnen volgen. Dit had zij eerder ook al eens bij zijn scooter gedaan. Ook bestookt zij hem met berichten via WhatsApp, SMS en e-mail en belt zij hem met verschillende telefoonnummers. De verbalisant die de aangifte opneemt, heeft een telefoongesprek beluistert waarop de stem van [persoon 1] wordt herkend, ook is een vrouwenstem hoorbaar die aan het schreeuwen en gillen is. [2]
Op 4 juni 2019 doet [persoon 1] nogmaals aangifte en verklaart hij dat hij brieven op zijn scooter heeft aangetroffen. Op de dichtgevouwen kant stond de tekst ‘volgende stap is in easy times met die filipjes’ en aan de binnenkant stond onder meer geschreven dat dit de laatste waarschuwing is en dat anders alles op social media gaat. Verder lag er op het zadel van de scooter een envelop, met daarop de tekst ‘Ben benieuwd wat je oma in [plaats 1] hiervan vindt of die zonen van de oom’. In de envelop zat een a4 met daarop allerlei beledigende en bedreigende teksten. Ook wordt in deze brief verwezen naar het [adres 2], het adres van de moeder van [persoon 1]. Hij was zelf al op een ander adres gaan wonen. Dit was een adres in [plaats 2], maar dit adres had zij ook gevonden. [3]
4.3.3
Steunbewijs bij aangiftes
Het dossier bevat verschillende processen-verbaal van de politie en verklaringen van betrokkenen die steunbewijs voor de aangiftes vormen.
Ten aanzien van het bellen en het sturen van berichten is er een telefoongesprek tussen een man en een vrouw uitgewerkt door de politie. Uit de context blijkt duidelijk dat het om [persoon 1] en verdachte gaat. De stem van verdachte wordt ook herkend. In dit gesprek zegt zij zelf dat ze verdachte de hele tijd probeert te bellen en vraagt [persoon 1] om met rust gelaten te worden. [4]
De politie heeft meerdere vrienden van verdachte gehoord, namelijk [persoon 2], [persoon 3] en [persoon 4]. Zij hebben allen verklaard dat er door een meisje een seksfilmpje van [persoon 1] aan hen werd getoond. Zij verklaren daarnaast dat [persoon 1] gestalkt wordt door zijn ex, dat zij hem veel belt en berichtjes stuurt en tevens dat zij hem overal volgt. [5]
Op 27 augustus 2019 is het zusje van [persoon 1], genaamd [getuige 1], gehoord als getuige. Zij heeft verklaard dat verdachte vaak rondjes reed met haar auto of scooter in de omgeving van hun huis en dat ze [persoon 1] volgt en bedreigt. [6]
De broer van [persoon 1], genaamd [getuige 2], is gehoord op 19 augustus 2019 en heeft verklaard dat verdachte [persoon 1] heeft bedreigd en gestalkt. Verdachte heeft een seksueel getinte video van [persoon 1] naar de telefoon van [getuige 2] gestuurd. Ook heeft verdachte de video aan jongens in Amsterdam Zuid laten zien. [getuige 2] is hierover ook door kennissen gebeld. [7]
Verdachte heeft ter terechtzitting van 17 juni 2021 verklaard dat zij verdachte mogelijk 86 keer heeft gebeld, maar dat dit was met als doel om haar sleutels terug te krijgen. Verder heeft ze ten aanzien van de brieven op de scooter verklaard dat het wel haar handschrift is, maar ze zich de brieven niet meer kan herinneren. [8]
4.3.4
Beoordeling van de bewijsmiddelen
De rechtbank acht op basis van hetgeen is genoemd in de rubrieken 4.3.2 en 4.3.3 voldoende wettig bewijs in het dossier aanwezig om te concluderen dat verdachte [persoon 1] veelvuldig heeft gebeld en berichtjes heeft gestuurd, brieven op een scooter heeft gelegd, dat zij hem heeft gevolgd, dat zij zijn familieleden en kennissen heeft benaderd en dat zij seksueel getinte foto’s en filmpjes aan familieleden en kennissen van [persoon 1] heeft getoond. De rechtbank heeft ook de overtuiging dat dit alles heeft plaatsgevonden. Anders dan de raadsvrouw heeft betoogd, acht de rechtbank de verschillende getuigenverklaringen voldoende betrouwbaar om tot het bewijs te dienen. Hierbij wordt overwogen dat getuigenverklaringen in beginsel bruikbaar zijn voor het bewijs, ook als deze afkomstig zijn van familieleden en/of vrienden van de aangever. Hierop kan onder bepaalde omstandigheden een uitzondering worden gemaakt. Dat sprake is van dergelijke omstandigheden, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd door de verdediging. Opmerking verdient nog dat niet alle in het dossier aanwezige getuigenverklaringen afkomstig zijn van familieleden of andere personen die [persoon 1] zeer goed kennen.
Voornoemde gedragingen van verdachte vormen een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [persoon 1]. Het is evident dat verdachte heeft geprobeerd om op allerlei verschillende manieren [persoon 1] ertoe te bewegen om de relatie voort te zetten en hem aldus te dwingen iets te doen. Zij heeft toen ook gedreigd om de seksfilmpjes aan anderen te laten zien, waarmee zij hem vrees heeft aangejaagd. Toen bleek dat de relatie niet zou worden voortgezet, heeft zij ervoor gezorgd dat [persoon 1] moest dulden dat hij in zijn goede naam en eer werd aangetast. Hij werd zwartgemaakt op verschillende plekken waar hij regelmatig kwam, met behulp van filmpjes die erg persoonlijk van aard waren en bovendien zeer schandelijk binnen de cultuur van [persoon 1] en zijn familie. Uit berichten en brieven afkomstig van verdachte, blijkt ook dat zij dit wist en dat het haar daar ook om te doen was.
Het feit wordt dan ook wettig en overtuigend bewezen verklaard.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op tijdstippen gelegen in de periode van 1 mei 2019 tot en met 1 oktober 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [persoon 1], met het oogmerk voornoemde [persoon 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft zij, verdachte
-voornoemde [persoon 1] gebeld en sms-berichten en e-mails gestuurd en
-brieven op een scooter in gebruik bij voornoemde [persoon 1] gelegd en
- voornoemde [persoon 1] gevolgd en zich opgehouden in de (directe) omgeving van voornoemde [persoon 1] en
-familieleden en bekenden van voornoemde [persoon 1] benaderd, waarbij hen onder meer films en afbeeldingen zijn getoond waarop voornoemde [persoon 1] seksuele handelingen verricht met een man.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaar en daarnaast een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen hechtenis. Ook heeft zij gevorderd dat aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd, inhoudende een contactverbod met [persoon 1] voor de duur van één jaar. Als deze maatregel wordt overtreden, dan dient per overtreding hechtenis te worden toegepast van maximaal één week.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting betoogd dat verdachte een minder hoge straf opgelegd dient te krijgen dan door de officier van justitie is gevorderd. Uit de over haar opgemaakte psychologische rapportage blijkt duidelijk dat zij verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden verklaard, hetgeen moet doorwerken in de strafoplegging. Verder kan uit het dossier worden opgemaakt dat verdachte zelf ook slachtoffer is geweest van de relatie die zij had met [persoon 1]. Zij leeft nog steeds in angst, zit ondergedoken en draagt nog altijd een paniekknop bij zich. Dit dient ook tot strafvermindering te leiden. Een geheel voorwaardelijke straf is daarom de meest passende afdoening. De raadsvrouw heeft verzocht om aan verdachte geen contactverbod op te leggen. Zij wenst geen contact met aangever en heeft ook geen contact meer met hem gezocht.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging. Zij heeft gedurende een langere periode een zeer ernstige inbreuk op de privacy van het slachtoffer - haar ex-vriend - gemaakt. Het zwaartepunt van deze inbreuk ligt bij het verspreiden van zeer persoonlijke en gevoelige filmpjes onder familieleden en kennissen van het slachtoffer. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat zij de goede naam van het slachtoffer op deze manier heeft beschadigd en de verhouding van hem met zijn familieleden onder druk heeft gezet. Ook heeft zij hem gedurende de maanden nadat hun relatie was beëindigd intensief gevolgd en hem beledigende en bedreigende berichten gestuurd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 6 mei 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het psychologisch Pro Justitia rapport van 3 december 2021 betreffende verdachte, opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk, Psycholoog. Hieruit blijkt onder meer het volgende:
Verdachte heeft zich tegenover de psycholoog niet willen uitlaten over bepaalde zaken, omdat deze emotioneel te belastend voor haar waren. Haar slachtofferschap binnen de relatie met de aangever, zoals zij die heeft ervaren, stond in het contact met onderzoeker zozeer op de voorgrond, dat aspecten van mogelijk daderschap niet bespreekbaar waren.
Er is bij verdachte sprake van een posttraumatische stressstoornis (PTSS) en van intellectuele capaciteiten op tenminste zwakbegaafd niveau. Mogelijk is er sprake van overige psychische problematiek, maar hierop is, door de beperkingen van het onderzoek, onvoldoende zicht verkregen. Van bovengenoemde psychische problematiek was sprake ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte beschrijft een pathologische relatie, waarin zij onvoldoende in staat was om zich als gelijke op te stellen en om zich in voldoende mate te kunnen verweren. Het gevolg van deze pathologische relatie voor verdachte is onder andere dat zij lijdt aan PTSS. Deze stoornis is meerdere keren vastgesteld en zij wordt hiervoor behandeld. Indien het tenlastegelegde bewezen wordt verklaard, is het waarschijnlijk dat de PTSS heeft doorgewerkt in het gedrag van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Zij voelt zich slachtoffer van aangever en zij voelt zich door hem afgewezen. Als gevolg van de relatieproblemen heeft zij forse psychische problematiek ontwikkeld. Het is voorstelbaar dat het tenlastegelegde een uiting is geweest binnen een pathologische relatie van haar frustratie en woede, welke zij als gevolg van haar PTSS niet goed kon beheersen.
Er is, met in achtneming van de beperkingen van het onderzoek, een verband geconstateerd tussen de gediagnostiseerde psychische problematiek en het tenlastegelegde, indien bewezen. Tezamen met het feit dat verdachte niet in staat kan worden geacht om zelfstandig verandering te kunnen brengen in de geconstateerde psychische problematiek, wordt de kans op herhaling vanuit psychopathologisch perspectief als verhoogd ingeschat, indien verdachte binnen de relatieproblematiek blijft hangen en niet wordt behandeld. De mate van verhoging valt niet goed te bepalen, omdat niet goed zicht is verkregen op de aard van de psychische problematiek. Centraal in deze verhoogde kans op herhaling staat de PTSS en mogelijk overige psychische problematiek, waar geen goed zicht op is verkregen. De kans op herhaling op korte termijn is met name aanwezig wanneer de verbroken relatie van verdachte met aangever nog op een bepaalde manier wordt voortgezet. Hier lijkt momenteel echter geen sprake van en de kans op herhaling op korte termijn lijkt dan ook in praktische zin, door veranderde situationele omstandigheden, fors afgenomen en momenteel als laag ingeschat. De kans op herhaling op langere termijn is mogelijk verhoogd indien verdachte opnieuw terecht zou komen in een ongelijkwaardige, op termijn mogelijk destructieve relatie. Er is onvoldoende informatie verkregen om op een betrouwbare manier een risicotaxatie instrument te gebruiken.
Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling geïndiceerd. Verdachte krijgt momenteel behandeling voor haar PTSS aangeboden. Binnen deze behandeling zou naast de reeds gestelde behandeldoelen, op termijn specifiek aandacht kunnen uitgaan naar het constructief leren omgaan met gevoelens van boosheid en afwijzing en het voorkomen van het aangaan van ongelijkwaardige, op termijn mogelijk destructieve relaties. Verdachte heeft al veel behandeling aangeboden gekregen, afgaand op de verkregen informatie van derden, onder andere voor borderline persoonlijkheidsproblematiek, maar indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, zou aanvullende behandeling voor bovengenoemd door onderzoeker gesuggereerd behandeldoel nog zinvol zijn.
Geadviseerd wordt om voornoemde behandeling, teneinde verdachte optimaal te motiveren, als bijzondere voorwaarde bij een (deels)voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De reclassering zou verdachte kunnen begeleiden en zou tevens toe kunnen zien op het handhaven van de voorwaarden.
De rechtbank neemt de conclusies ten aanzien van de mate van toerekenbaarheid over en maakt die tot de hare. Dit houdt in dat zij verdachte verminderd toerekeningsvatbaar acht voor het bewezen verklaarde feit.
Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 3 juni 2021, opgemaakt door [persoon 6], en de aanvulling van 21 februari 2022, opgemaakt door [persoon 5]. Hieruit blijkt onder meer het volgende:
Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld en de risico’s op letselschade en onttrekken aan voorwaarden als laag. Ook na kennis genomen te hebben van de Pro Justitia rapportage, ziet de reclassering geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. De reclassering acht het niet wenselijk, gezien het emotionele welzijn van verdachte, om de begeleiding en behandeling onderdeel te maken van een reclasseringstraject. Het goedlopende zorgtraject zou mogelijk stagneren. Dit wordt bevestigddoor de begeleiding en de behandelaar van Amsta.
Hoewel de rechtbank begrip heeft voor het advies van de psycholoog tot aanvullende behandeling, deelt de rechtbank de opvatting van de reclassering dat het huidige zorgtraject mogelijk zal stagneren als aan verdachte toezicht door de reclassering wordt opgelegd. Dit zal haar mogelijk overvragen. Aan verdachte zullen dan ook geen bijzondere voorwaarden worden opgelegd.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat dient te worden afgeweken van de eis van de officier van justitie, omdat de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte sterker tot uitdrukking dient te komen in de op te leggen straf. Daarnaast is het de rechtbank duidelijk geworden dat het tussen verdachte en het slachtoffer van beide kanten is geëscaleerd, met name toen de relatie (die zeker aan het einde een destructief karakter had) was geëindigd. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf niet passend, ook niet in voorwaardelijke zin. Gezien de ernst van het feit zal aan verdachte echter wel een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren worden opgelegd, waarvan een aanzienlijk deel voorwaardelijk.
De rechtbank ziet geen reden om op dit moment een contactverbod met het slachtoffer op te leggen. Het is de rechtbank niet gebleken dat verdachte nog contact wil of heeft gezocht met het slachtoffer, terwijl er al ruim twee jaren zijn verstreken sinds de bewezen verklaarde periode waarin verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belaging.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d en 285b van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Belaging
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 240 uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
Beveelt dat een gedeelte, groot 160 uren, van deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 80 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M. Patijn, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en T. Arnoldussen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.D.N. Tool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 maart 2022.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte, p. 198.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 313-318
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 319-327
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 138
5.Processen-verbaal van verhoor getuige, achtereenvolgens p. 340-342, 343-345 en 346-347
6.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 263-266
7.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 271-282
8.Proces-verbaal van de terechtzitting van 17 juni 2021