ECLI:NL:RBAMS:2022:1056

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
13/167375-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het bewegen van minderjarigen getuigen te zijn van seksuele handelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ervan beschuldigd werd minderjarigen te hebben bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen. De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op 26 juni 2021 in Amsterdam [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] zou hebben aangespoord om getuige te zijn van seksuele handelingen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze minderjarigen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt. Tijdens de zitting op 17 februari 2022 heeft de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, gepleit voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.H.T. van Gijssel, betoogde dat de verklaringen van de verdachte niet als bewijs mochten worden gebruikt, gezien zijn kwetsbare positie tijdens het verhoor.

De rechtbank heeft de getuigenverklaringen en het proces-verbaal van bevindingen in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat, hoewel de verdachte zijn geslachtsdeel aan de minderjarigen heeft getoond, er geen bewijs is dat hij hen heeft bewogen om getuige te zijn van seksuele handelingen. De rechtbank stelt dat voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit actieve handelingen vereist zijn die erop gericht zijn de minderjarige te confronteren met seksuele handelingen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte niet heeft gehandeld met de opzet om de minderjarigen te confronteren met dergelijke handelingen.

Daarom komt de rechtbank tot de beslissing om het ten laste gelegde niet bewezen te verklaren en spreekt de verdachte vrij. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. P.L.C.M. Ficq, en de rechters mrs. R.C.J. Hamming en I. Timmermans, in aanwezigheid van griffier mr. K. Kanters.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/167375-21
Datum uitspraak: 3 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortestad] [geboorteland] op [geboortedag] [geboortejaar] ,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. G.H.T. van Gijssel, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd - ervan beschuldigd dat hij [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] en/of een of meer andere jonge meisjes, zijnde personen waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt, met ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen op 26 juni 2021 te Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit op basis van de bewijsmiddelen in het dossier.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het proces-verbaal van verhoor van verdachte bij de politie niet mag worden gebruikt voor het bewijs. De politie wist op voorhand of had naar aanleiding van het begin van het verhoor moeten vermoeden dat verdachte kwetsbaar was. Er had daarom een advocaat aan hem moeten worden toegewezen. Bij het verhoor bij de rechter-commissaris was wel een advocaat aanwezig, maar destijds was de medicatie van verdachte niet op peil. Dit maakt dat die verklaring van verdachte niet kan bijdragen aan het bewijs.
De raadsman heeft verzocht verdachte integraal vrij te spreken. Verdachte ontkent het tenlastegelegde en zijn verklaring op zitting staat lijnrecht tegenover de verklaring van de jonge meisjes.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de getuigenverklaringen en het proces-verbaal van bevindingen dat de camerabeelden beschrijft vast dat verdachte zijn geslachtsdeel heeft laten zien aan [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] , waarvan verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt.
Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde is ook vereist dat verdachte de personen beneden de zestien jaar, ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen. De rechtbank vindt niet dat daarvan sprake was en overweegt hiertoe als volgt.
Voor het ‘bewegen tot’ zijn actieve handelingen vereist, die erop zijn gericht de minderjarige getuige te doen zijn van seksuele handelingen. De opzet van verdachte moet erop zijn gericht de minderjarige te confronteren met concrete seksuele handelingen.
De minderjarigen, [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] , hebben beiden verklaard dat verdachte zijn geslachtsdeel aan hen heeft laten zien. De minderjarige [benadeelde partij1] heeft daarnaast verklaard dat verdachte zijn geslachtsdeel vast had. De rechtbank kan op basis hiervan niet vaststellen dat sprake is geweest van seksuele handelingen. Dit blijkt evenmin uit de verklaringen van verdachte die zegt dat hij moest plassen.
Verdachte heeft door het laten zien van zijn geslachtsdeel aan minderjarigen een sociaal-ethische grens overschreden en het dossier zou mogelijk wel voldoende bewijs bevatten voor schennis van de eerbaarheid (artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht), maar dat is niet tenlastegelegd. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. R.C.J. Hamming en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Kanters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 maart 2022.
[bijlage {...}]