ECLI:NL:RBAMS:2022:1056
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.L.C.M. Ficq
- R.C.J. Hamming
- I. Timmermans
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van het bewegen van minderjarigen getuigen te zijn van seksuele handelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ervan beschuldigd werd minderjarigen te hebben bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen. De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op 26 juni 2021 in Amsterdam [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] zou hebben aangespoord om getuige te zijn van seksuele handelingen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze minderjarigen de leeftijd van zestien jaren nog niet hadden bereikt. Tijdens de zitting op 17 februari 2022 heeft de officier van justitie, mr. M.E. Woudman, gepleit voor een bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.H.T. van Gijssel, betoogde dat de verklaringen van de verdachte niet als bewijs mochten worden gebruikt, gezien zijn kwetsbare positie tijdens het verhoor.
De rechtbank heeft de getuigenverklaringen en het proces-verbaal van bevindingen in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat, hoewel de verdachte zijn geslachtsdeel aan de minderjarigen heeft getoond, er geen bewijs is dat hij hen heeft bewogen om getuige te zijn van seksuele handelingen. De rechtbank stelt dat voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit actieve handelingen vereist zijn die erop gericht zijn de minderjarige te confronteren met seksuele handelingen. De rechtbank oordeelt dat de verdachte niet heeft gehandeld met de opzet om de minderjarigen te confronteren met dergelijke handelingen.
Daarom komt de rechtbank tot de beslissing om het ten laste gelegde niet bewezen te verklaren en spreekt de verdachte vrij. Dit vonnis is uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. P.L.C.M. Ficq, en de rechters mrs. R.C.J. Hamming en I. Timmermans, in aanwezigheid van griffier mr. K. Kanters.