ECLI:NL:RBAMS:2022:1046

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
7 maart 2022
Zaaknummer
C/13/641184 / FA RK 17-8647
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Definitieve verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen ouders in een familierechtelijke procedure

Op 9 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de zorgregeling voor de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J.N. Koek, verzocht om een wijziging van de zorgregeling, waarbij hij [minderjarige] eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school bij zich zou hebben. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.A.M. Hartman, verzette zich tegen deze uitbreiding, omdat zij zich zorgen maakte over de belastbaarheid van [minderjarige] na de omgang met de vader. De rechtbank heeft de zaak op 7 februari 2022 mondeling behandeld, waarbij zowel de vader als de moeder aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van de Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) en de Raad voor de Kinderbescherming.

De rechtbank heeft overwogen dat er geen contra-indicaties zijn voor de gevraagde uitbreiding van de zorgregeling. De rechtbank oordeelde dat het in het belang van [minderjarige] is om de zorgregeling uit te breiden, zodat de overdracht via school kan plaatsvinden. Dit zou de belasting voor [minderjarige] verminderen, omdat zij niet geconfronteerd hoeft te worden met de verstandhouding tussen haar ouders. De rechtbank heeft de zorgregeling definitief vastgesteld, waarbij [minderjarige] eenmaal per veertien dagen in de even weken van vrijdag uit school tot maandagochtend bij de vader verblijft.

Daarnaast heeft de rechtbank ook een regeling voor vakanties en feestdagen vastgesteld, waarbij de zorgregeling zoveel mogelijk doorloopt om stabiliteit en continuïteit voor [minderjarige] te waarborgen. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om een dwangsom bij niet-nakoming van de zorgregeling afgewezen, omdat de rechtbank erop vertrouwt dat de moeder zich aan de beschikking zal houden. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/641184 / FA RK 17-8647
Beschikking van 9 maart 2022 betreffende vaststellen van een zorgregeling
in de zaak van:
[de vader] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.J.N. Koek te Amsterdam,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. L.A.M. Hartman te Mijdrecht,
met betrekking tot de minderjarige
[minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2015.
Als belanghebbende is aangemerkt:
Jeugdbescherming Regio Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: JBRA.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Amsterdam,
locatie Amsterdam,
hierna te noemen: de Raad.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 6 augustus 2020 is in deze zaak een voorlopige zorgregeling bepaald, onder andere inhoudende dat:
  • met ingang van woensdag 19 augustus 2020 [minderjarige] iedere woensdag uit school tot 17:00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige] uit school ophaalt en haar weer bij de moeder terugbrengt;
  • met ingang van 28 augustus 2020 [minderjarige] – naast het omgangsmoment op woensdag – eenmaal per twee weken een weekend bij de vader verblijft. Het ene weekend (startend op 28 augustus 2020) zal [minderjarige] van vrijdag uit school tot zondag 12:00 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader [minderjarige] uit school ophaalt en haar weer bij de moeder terugbrengt. Het andere weekend (startend op 11 september 2020) zal [minderjarige] van vrijdag uit school tot maandag naar school bij de vader verblijven, waarbij de vader [minderjarige] uit school ophaalt en haar na het weekend weer naar school brengt.
Iedere verdere beslissing is aangehouden.
1.2.
Bij beschikking van deze rechtbank van 12 mei 2021 is in de zaak opnieuw een voorlopige zorgregeling bepaald inhoudende dat:
  • [minderjarige] eenmaal per veertien dagen in de oneven weken op de woensdag uit school (of 12:15 uur) tot 17:00 uur bij de vader verblijft, en eenmaal per veertien dagen in de even weken van vrijdag uit school (of 12:15 uur) tot zondag 17:00 uur bij de vader verblijft, waarbij de vader [minderjarige] naar huis terug brengt;
  • [minderjarige] in aanvulling op de reguliere zorgregeling van 7 mei 2021 10:00 uur tot 10 mei 2021 15:00 uur bij de vader verblijft;
  • [minderjarige] in aanvulling op de reguliere zorgregeling van 21 mei 2021 uit school tot 25 mei 2021 naar school bij de vader verblijft;
  • [minderjarige] van vrijdag 16 juli 2021 10:00 uur tot woensdagmiddag 21 juli 2021 17:00 uur en van maandag 9 augustus 10:00 uur tot woensdag 18 augustus 17:00 uur bij de vader verblijft.
Iedere verdere beslissing is aangehouden.
1.3.
De rechtbank heeft nadien kennisgenomen van onder meer:
  • de brief van de moeder, ingekomen op 15 november 2021;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vader, ingekomen op 19 november 2021;
  • aanvullend schrijven van JBRA, ingekomen op 4 februari 2022;
  • de brief van de moeder, ingekomen op 4 februari 2022.
1.4.
De zaak is verder mondeling behandeld achter gesloten deuren op 7 februari 2022.
Verschenen zijn:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat door middel van een digitale verbinding,
  • de moeder, bijgestaan door advocaat mr. R.F. Ronday, waarnemend voor advocaat mr. L.A.M. Hartman,
  • mw. [naam 1] , namens de Raad,
  • mw. [naam 2] , namens JBRA, door middel van een digitale verbinding.

2.De verdere beoordeling

Zorgregeling
2.1.
De vader acht een eindbeschikking noodzakelijk en verzoekt:
- een zorgregeling te bepalen inhoudende dat [minderjarige] eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school bij de vader verblijft, althans te bepalen dat [minderjarige] eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 17:00 uur bij de vader verblijft, op straffe van een dwangsom bij niet nakoming daarvan.
Partijen hebben overeenstemming bereikt over het wegvallen van omgang met de vader op de woensdag. De vader verzoekt wel een zorgregeling vast te stellen waarbij het weekend wordt uitgebreid tot maandag naar school. De vader merkt dat [minderjarige] uitbreiding van de weekendregeling aankan. Het heeft de voorkeur van de vader om de overdracht via school te laten plaatsvinden, omdat de huidige overdracht op zondag vervelend is voor [minderjarige] . Bij dit overdrachtsmoment gaat [minderjarige] zelfstandig uit de auto en loopt zij naar de voordeur van het huis van de moeder. De vader vindt dit een belasting voor een jong meisje als [minderjarige] . Het verloop van de zorgregeling gaat wel iedere keer beter en [minderjarige] is blij als de vader haar uit school komt halen.
2.2.
De moeder verzet zich tegen een uitbreiding van de weekendregeling tot maandag naar school, omdat [minderjarige] het moeilijk heeft na de omgang met haar vader. De moeder is de enige die weet hoe [minderjarige] zich na de overdracht voelt. De moeder probeert [minderjarige] hierbij de ondersteunen en haar te laten ventileren, zodat zij de rust kan terugvinden. Bovendien is de huidige zorgregeling door JBRA geadviseerd en verloopt het goed. Het verbaast de moeder dat JBRA tijdens de mondelinge behandeling stelt achter een uitbreiding van de zorgregeling te staan. Op zich verloopt de zorgregeling goed en het is dan ook niet in het belang van [minderjarige] om deze nu te wijzigen. De moeder maakt zich zorgen om de belastbaarheid van [minderjarige] . In de toekomst kan altijd nog worden uitgebreid als [minderjarige] dit aankan, maar dat is nu niet het geval. De moeder blijft daarom bij haar standpunt dat de huidige zorgregeling van vrijdag uit school (of 12:15 uur) tot zondag 17:00 uur in het belang van [minderjarige] is.
2.3.
De Raad adviseert een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school bij de vader verblijft, zodat de twee momenten van overdracht via school kunnen plaatsvinden. Als alternatief voor een escalerende overdracht tussen de ouders was het volgens de Raad inderdaad wenselijker dat [minderjarige] de afstand tussen haar ouders zelf zou overbruggen. Er is nu echter ruimte voor uitbreiding van de zorgregeling en het is nóg wenselijker voor [minderjarige] als zij in het geheel niet wordt belast met de overdracht tussen de ouders. Op dit moment ligt teveel verantwoordelijkheid bij [minderjarige] , terwijl zij nog jong is. De Raad staat daarom achter het verzoek van de vader om de zorgregeling uit te breiden tot maandagochtend naar school.
2.4.
Om dezelfde redenen als de Raad adviseert JBRA ook een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school bij de vader verblijft. JBRA adviseert bovendien de zorgregeling en de wijze van communicatie tussen de ouders hieromtrent zo duidelijk mogelijk vast te leggen, om zoveel mogelijk discussie tussen de ouders te vermijden.
2.5.
De rechtbank overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen contra-indicaties voor een uitbreiding van de zorgregeling. De rechtbank acht een uitbreiding van de zorgregeling en de daarmee gepaard gaande overdracht via de school juist in het belang van [minderjarige] . De rechtbank begrijpt dat een directe overdracht tussen de ouders in het verleden niet goed verliep en dat daarom is uitgeweken naar een overdracht waarbij [minderjarige] zelf de afstand tussen haar ouders overbrugt. Uit de overgelegde stukken en de tijdens de mondelinge behandeling gegeven toelichtingen is gebleken dat de insteek altijd is geweest dat de omgang tussen de man en [minderjarige] zou worden uitgebreid en opgebouwd. Op dit moment verzoekt de vader om een summiere uitbreiding van een goedlopende zorgregeling die tevens de belasting van [minderjarige] bij het overdrachtsmoment zal verminderen. De rechtbank begrijpt dat de visie van de moeder is dat de omgangsmomenten bij de vader belastend zijn voor [minderjarige] en de moeder daarom op zondagavond een moment met [minderjarige] nodig heeft om haar tot rust te laten komen. De rechtbank acht het niet vreemd dat op zondagmiddag merkbaar is dat [minderjarige] het moeilijk heeft. Blijkens het dossier en de toelichting op de zitting lijkt voor de rechtbank echter niet zozeer de omgang met de vader belastend voor [minderjarige] , maar de overgang van de ene ouder naar de andere ouder. [minderjarige] heeft bij deze overdracht kort de tijd om te schakelen tussen de twee verschillende werelden van haar ouders. Deze belasting wordt hopelijk geminimaliseerd door ook dit overdrachtsmoment via school plaats te laten vinden. [minderjarige] hoeft op deze wijze niet geconfronteerd te worden met de verstandhouding tussen haar ouders en heeft dan een hele dag op school om te wennen aan de overgang tussen de twee huishoudens.
2.6.
Gelet hierop acht de rechtbank de volgende
definitievezorgregeling in het belang van [minderjarige] :
- [minderjarige] verblijft eenmaal per veertien dagen in de even weken van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school bij de vader, waarbij de vader [minderjarige] op vrijdag uit school haalt en op maandagochtend naar school brengt of, indien er geen school is in de reguliere omgangsweek met de vader, op vrijdag om 12:15 uur bij de moeder ophaalt en op maandagochtend op hetzelfde tijdstip als aanvang school terug naar de moeder brengt.
Vakantie- en feestdagenregeling
2.7.
De vader verzoekt een vakantie- en feestdagenregeling te bepalen conform het door de vader overgelegde vakantieschema met wat mondeling toegelichte aanpassingen.
De vader gaat uit van een gelijke verdeling van de vakanties tussen partijen. Dit is ook het uitgangspunt van JBRA, want de hulpverlening ziet geen zorgen voor een gelijke verdeling.
2.8.
De moeder verzoekt een vakantieregeling vast te stellen conform het voorstel van de moeder. De moeder benoemt dat JBRA een evenredige verdeling van de vakanties adviseert, wat niet hetzelfde is als een gelijke verdeling. De moeder heeft een vakantieschema opgesteld conform het advies van JBRA.
2.9.
Ten aanzien van de vakanties adviseert de Raad om alle vakanties bij helfte tussen partijen te verdelen. Er zijn geen zorgen over de thuissituatie bij de vader, waardoor er geen contra-indicaties zijn voor een dergelijke vakantieverdeling.
2.10.
JBRA heeft op de zitting nader toegelicht dat zij bedoelen met “een evenredige verdeling” dat alle vakanties bij helfte tussen partijen worden verdeeld en dat [minderjarige] even veel tijd bij de ene ouder als bij de andere ouder verblijft.
2.11.
De rechtbank overweegt als volgt.
Alhoewel de hulpverlening adviseert alle vakanties bij helfte tussen partijen te verdelen, is het naar het oordeel van de rechtbank meer in het belang van [minderjarige] om tijdens kortdurende vakanties de zorgregeling zoveel mogelijk te laten doorlopen. Op deze wijze vindt zoveel mogelijk stabiliteit en continuïteit plaats in het leven van [minderjarige] , wat zij gelet op haar jonge leeftijd en belastbaarheid nodig heeft. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de wens van JBRA om de vakantieregeling tot in detail uit te werken om toekomstige strijd tussen de ouders te voorkomen, kan de rechtbank niet aan dit verzoek voldoen. De Raad heeft terecht naar voren gebracht dat de behoeften van [minderjarige] steeds zullen wijzigen naarmate zij ouder wordt. Aanpassingen van (onder meer) de vakantie- en feestdagenregeling in de toekomst zijn daarom onontkoombaar en het is aan de ouders om op de wijzigende behoeften van [minderjarige] in te spelen. Het is van belang dat de ouders zichzelf steeds de vraag blijven stellen hoe zij [minderjarige] kunnen ondersteunen en haar onbelast contact kunnen laten hebben met de andere ouder. De ouders hebben al veel goede stappen in deze richting gezet, maar zullen ook in de toekomst hiertoe in staat moeten zijn, zodat [minderjarige] later kan terugkijken en tevreden kan zijn met de wijze waarop haar ouders het voor haar hadden geregeld.
2.12.
Gelet hierop acht de rechtbank de volgende verdeling van de vakanties en feestdagen in het belang van [minderjarige] :
  • Voorjaarsvakantie: De reguliere zorgregeling geldt met dien verstande dat [minderjarige] één extra nacht bij de vader verblijft voorafgaand aan of na het omgangsweekend;
  • Meivakantie: Als de meivakantie één week duurt verblijft [minderjarige] van vrijdag uit school tot woensdag 17:00 uur bij de vader en als de meivakantie twee weken duurt verblijft [minderjarige] in de even jaren de eerste week bij de vader en in de oneven jaren de tweede week bij de vader, waarbij het wisselmoment plaatsvindt op vrijdag 17:00 uur;
  • Zomervakantie: De zomervakantie start ieder jaar met een overdracht op school waarbij de vader [minderjarige] uit school haalt. [minderjarige] verblijft vervolgens de eerste anderhalve week van de vakantie bij de vader waarna het wisselmoment plaatsvindt op woensdag 17:00 uur, vervolgens verblijft [minderjarige] anderhalve week bij de moeder waarna het wisselmoment plaatsvindt op maandagochtend 10:00 uur, dan verblijft [minderjarige] weer anderhalve week bij de vader waarna het wisselmoment plaatsvindt op woensdag 17:00 uur en tot slot verblijft [minderjarige] de laatste anderhalve week bij de moeder;
  • Herfstvakantie: De reguliere zorgregeling geldt met dien verstande dat [minderjarige] één extra nacht bij de vader verblijft voorafgaand aan of na het omgangsweekend;
  • Kerstvakantie: [minderjarige] verblijft in de even jaren de tweede week bij de vader en in de oneven jaren de eerste week bij de vader, met dien verstande dat [minderjarige]
    altijdop Eerste Kerstdag bij de moeder verblijft van 10:00 uur tot de volgende dag 10:00 uur en dat [minderjarige]
    altijdop Tweede Kerstdag bij de vader verblijft van 10:00 uur tot de volgende dag 10:00 uur;
  • Feest- en studiedagen:Behoudens Eerste en Tweede kerstdag, verblijft [minderjarige] tijdens alle feest- en studiedagen bij de ouder bij wie zij conform de reguliere zorgregeling en de vakantieregeling op dat moment is.
Dwangsom
2.13.
De vader verzoekt de bepalen dat de moeder een dwangsom verbeurt van €500,00 per dag(deel) dat de moeder in gebreke blijft te voldoen aan de zorgregeling en de vakantieregeling, met een maximum van €15.000,00.
De vader verzoekt een dwangsom te bepalen, omdat de regelingen het afgelopen jaar niet altijd zijn nagekomen door de moeder. De moeder stelt zich bijvoorbeeld op het standpunt dat vijf dagen school voor [minderjarige] te belastend is en als gevolg hiervan houdt zij [minderjarige] ongeoorloofd thuis. Dit klopt echter niet met de berichtgeving van de school en van JBRA ten aanzien van het welzijn van [minderjarige] . Daarom acht de vader het noodzakelijk om de moeder te veroordelen tot het betalen van een dwangsom bij niet-nakoming van de zorgregeling of vakantieregeling.
2.14.
De moeder verweert zich tegen het opleggen van een dwangsom. Het is niet zo dat de moeder de omgang tussen de vader en [minderjarige] frustreert. De moeder zal zich houden aan de beschikking van de rechtbank, daarom ligt het opleggen van een dwangsom niet in de rede.
2.15.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank heeft de goede hoop dat met deze definitieve beschikking een einde komt aan een langslepend conflict met veel strijd tussen de ouders. De ouders komen van ver en hebben de afgelopen tijd flinke stappen in elkaars richting gezet, waarbij zij zoveel mogelijk het belang van [minderjarige] voorop hebben geprobeerd te stellen. De rechtbank acht dat een compliment waard voor beide ouders. Een dwangsom opleggen in deze stand van de procedure, acht de rechtbank dan ook niet opportuun. Het is juist dat de moeder [minderjarige] een aantal maal op een wisseldag thuis heeft gehouden van school en daarmee de omgang met de vader heeft bemoeilijkt. Tijdens de zitting heeft de moeder echter benadrukt dat zij in het belang van (rust voor) [minderjarige] deze beschikking van de rechtbank zal naleven. De rechtbank zal daar op dit moment dan ook van uit gaan. Daarnaast wensen partijen dat de spanningen en conflicten tussen hen verminderen, en zal het opleggen van een dwangsom naar het oordeel van de rechtbank de verhoudingen tussen partijen juist meer op scherp zetten. De rechtbank wijst dit verzoek van de vader daarom af.
2.16.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
bepaalt de
definitieveverdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de ouders aldus dat met ingang van heden: de vader [minderjarige] eenmaal per veertien dagen in de even weken van vrijdag uit school tot maandagochtend naar school bij zich heeft, waarbij de vader [minderjarige] op vrijdag uit school haalt en op maandagochtend naar school brengt of, indien er geen school is in de reguliere omgangsweek met de vader, op vrijdag om 12:15 uur bij de moeder ophaalt en op maandagochtend op hetzelfde tijdstip als aanvang school terug naar de moeder brengt;
3.2.
bepaalt de
definitieveverdeling van de vakanties en feestdagen tussen de ouders aldus dat de volgende regeling van kracht is:
  • Voorjaarsvakantie: De reguliere zorgregeling geldt met dien verstande dat [minderjarige] één extra nacht bij de vader verblijft voorafgaand aan of na het omgangsweekend;
  • Meivakantie: Als de meivakantie één week duurt verblijft [minderjarige] van vrijdag uit school tot woensdag 17:00 uur bij de vader en als de meivakantie twee weken duurt verblijft [minderjarige] in de even jaren de eerste week bij de vader en in de oneven jaren de tweede week bij de vader, waarbij het wisselmoment plaatsvindt op vrijdag 17:00 uur;
  • Zomervakantie: De zomervakantie start ieder jaar met een overdracht op school waarbij de vader [minderjarige] uit school haalt. [minderjarige] verblijft vervolgens de eerste anderhalve week van de vakantie bij de vader waarna het wisselmoment plaatsvindt op woensdag 17:00 uur, vervolgens verblijft [minderjarige] anderhalve week bij de moeder waarna het wisselmoment plaatsvindt op maandagochtend 10:00 uur, dan verblijft [minderjarige] weer anderhalve week bij de vader waarna het wisselmoment plaatsvindt op woensdag 17:00 uur en tot slot verblijft [minderjarige] de laatste anderhalve week bij de moeder;
  • Herfstvakantie: De reguliere zorgregeling geldt met dien verstande dat [minderjarige] één extra nacht bij de vader verblijft voorafgaand aan of na het omgangsweekend;
  • Kerstvakantie: [minderjarige] verblijft in de even jaren de tweede week bij de vader en in de oneven jaren de eerste week bij de vader, met dien verstande dat [minderjarige]
    altijdop Eerste Kerstdag bij de moeder verblijft van 10:00 uur tot de volgende dag 10:00 uur en dat [minderjarige]
    altijdop Tweede Kerstdag bij de vader verblijft van 10:00 uur tot de volgende dag 10:00 uur;
  • Feest- en studiedagen:Behoudens Eerste en Tweede Kerstdag, verblijft [minderjarige] tijdens alle feest- en studiedagen bij de ouder bij wie zij conform de reguliere zorgregeling of de vakantieregeling op dat moment is;
3.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door de rechter mr. A.K. Mireku, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Y.L. Boogaard, griffier, op 9 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).