Op 1 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een vonnis gewezen in een civiele zaak (CV 21-13135) waarbij de stichting Stichting Ymere als gedaagde partij betrokken was. De eisende partij, vertegenwoordigd door de gerechtsdeurwaarders Van der Hoeden/Mulder, had een vordering ingesteld wegens huurachterstand. De zaak betrof een herhaalde betalingsachterstand die begon in januari 2021, toen het besluit voor schuldhulpverlening al van kracht was. De eisende partij stelde dat zij niet verplicht was om een melding bij de gemeente te maken over de huurachterstand, maar de rechtbank oordeelde dat ook bij een herhaalde betalingsachterstand een melding nuttig kan zijn voor de huurder.
De rechtbank overwoog dat een herhaalde tekortkoming niet betekent dat de verhuurder geen melding hoeft te maken of dat een melding zinloos is. Gezien de omstandigheden van de zaak, waaronder de hoogte van de huurachterstand, werd de ontbinding van de huurovereenkomst afgewezen. De kantonrechter veroordeelde de gedaagde partij tot betaling van € 4.583,04 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en bijkomende kosten, waaronder buitengerechtelijke kosten en griffierecht. De veroordelingen werden uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.
Dit vonnis is uitgesproken ter openbare terechtzitting en is een belangrijke uitspraak in het kader van het verbintenissenrecht, met name met betrekking tot de verplichtingen van verhuurders en huurders bij betalingsachterstanden.