In deze zaak heeft de eisende partij, Woningstichting Eigen Haard, bij exploot van dagvaarding op 17 januari 2022 gevorderd om de huurovereenkomst met de gedaagde partij te ontbinden, alsmede om de gedaagde partij te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.852,54. De gedaagde partij is niet verschenen en heeft geen uitstel verzocht, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft de vordering beoordeeld en geconcludeerd dat de gedaagde partij niet onrechtmatig of ongegrond is, behoudens voor het geval een deel van de vordering niet is toegewezen.
De eisende partij stelde dat er geen melding bij de gemeente is gedaan over de huurachterstand, omdat er contact was met de gedaagde partij en betalingsregelingen waren getroffen. De kantonrechter oordeelde echter dat dit niet rechtvaardigt dat er geen melding is gedaan, aangezien de gedaagde partij mogelijk baat heeft bij gemeentelijke hulp, afhankelijk van zijn persoonlijke situatie. Gezien de hoogte van de huurachterstand en de overige omstandigheden, werd de ontbinding van de huurovereenkomst afgewezen.
De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 1.590,80 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en € 261,74 aan buitengerechtelijke kosten. Daarnaast zijn de kosten van het geding aan de zijde van de eisende partij begroot op € 127,21 aan explootkosten, € 187,00 aan salaris van de gemachtigde en € 365,00 aan griffierecht. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.