Op 1 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Mönchengladbach in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij een gewapende diefstal en een poging tot moord, gepleegd op 10 november 2020 in Hückelhoven, Duitsland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en geconstateerd dat hij zowel de Nederlandse als de Turkse nationaliteit heeft.
Tijdens de openbare zitting op 15 februari 2022 heeft de verdediging aangevoerd dat het EAB ongenoegzaam is, omdat de rol van de opgeëiste persoon bij het vermeende strafbare feit onvoldoende duidelijk zou zijn. De officier van justitie daarentegen stelde dat de feitomschrijving in het EAB voldoende duidelijkheid biedt over de verdenking. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat de feitomschrijving voldoende informatie biedt over de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij de strafbare feiten.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en dat de garantie is gegeven dat de opgeëiste persoon, indien veroordeeld, zijn straf in Nederland zal ondergaan. Gezien deze overwegingen heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan. De uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.