Op 1 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 28 december 2021, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 8 december 2021 door het Amtsgericht Düsseldorf in Duitsland is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1994 en gedetineerd in Nederland, heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn. Zijn raadsman, mr. R.A.C. Frijns, heeft het woord gevoerd tijdens de openbare zitting op 15 februari 2022.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De overlevering wordt verzocht in het kader van een strafrechtelijk onderzoek in Duitsland, waarbij de opgeëiste persoon wordt verdacht van georganiseerde of gewapende diefstal en opzettelijke brandstichting, feiten die op de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan.
De rechtbank heeft ook de garantie beoordeeld die door de Staatsanwältin van de Oberstaatsanwalt in Düsseldorf is gegeven, waarin wordt bevestigd dat de opgeëiste persoon, indien hij in Duitsland onherroepelijk wordt veroordeeld, zijn straf in Nederland zal mogen ondergaan. De rechtbank oordeelt dat deze garantie voldoende is. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, aangezien aan alle wettelijke vereisten is voldaan en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering van het EAB.