Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) van de officier van justitie. Deze vordering, ingediend op 7 december 2021, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Ravensburg in Duitsland op 29 november 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 2001 en thans gedetineerd in Nederland, heeft afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Duitse nationaliteit heeft. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn aangeduid als illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar is gesteld. De rechtbank is gebonden aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit en heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van dit oordeel. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan.
De uitspraak is gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. A.K. Glerum en C.M. Delstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.