ECLI:NL:RBAMS:2022:1013

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
13/752334-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW) van de officier van justitie. Deze vordering, ingediend op 7 december 2021, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Ravensburg in Duitsland op 29 november 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 2001 en thans gedetineerd in Nederland, heeft afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Duitse nationaliteit heeft. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn aangeduid als illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar is gesteld. De rechtbank is gebonden aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit en heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van dit oordeel. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan.

De uitspraak is gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. A.K. Glerum en C.M. Delstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals vermeld in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/752334-21
RK nummer: 21/6536
Datum uitspraak: 10 februari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 7 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 november 2021 door het
Amtsgericht Ravensburg(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 2001,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd uit anderen hoofde in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 januari 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes en de raadsman, mr. M.F.M. Geeratz, advocaat te Venlo van de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. De raadsman heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk gemachtigd te zijn namens hem het woord te voeren.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Duitse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgment van Amtsgericht Ravensburg(Duitsland) van 28 oktober 2020, onherroepelijk sinds 28 oktober 2020 met referentienummer 2Ls 250 Js 8900/20 jug.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon dient de straf nog geheel te voldoen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
4.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Uit de aanvullende informatie van 30 december 2021 blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon samen met zijn advocaat is verschenen op de zitting van 28 oktober 2020 die heeft geleid tot het vonnis van dezelfde datum met kenmerk 2 Ls 250 Js 800/20 jug. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is niet aan de orde.

5.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
De officier van justitie heeft ter zitting aangevoerd dat zij de strafbare feiten die zien op het bezit van wapens waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht, niet direct onder het lijstfeit zou scharen en dat de dubbele strafbaarheid getoetst dient te worden onderzocht.
De rechtbank overweegt als volgt. Het is aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om, aan de hand van het recht van haar lidstaat, te beoordelen of een naar het recht van de uitvaardigende lidstaat de strafbare feiten waarvoor overlevering wordt verzocht onder de hiervoor genoemde lijst vallen. De rechtbank is in beginsel gebonden aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit dat een feit waarvoor overlevering wordt verzocht een lijstfeit oplevert. [1]
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de hiervoor genoemde gebondenheid aan het oordeel van de uitvaardigende justitiële autoriteit, namelijk dat alle feiten waarvoor overlevering wordt verzocht, vallen onder het lijstfeit “illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen”.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Ravensburg(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vgl. HvJ EU 6 oktober 2021, C-136/20, ECLI:EU:C:2021:804 (LU (Recouvrement d’amendes de circulation routière)), punt 42.