Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het High Court in Dublin, Ierland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 21 december 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Litouwen in 1994, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 27 januari 2022 heeft de opgeëiste persoon schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord, en zijn raadsman heeft verklaard hem te vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Litouwse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt drie arrestatiebevelen en betreft strafbare feiten die naar Iers recht zijn gepleegd. De rechtbank heeft overwogen dat de dubbele strafbaarheid niet hoeft te worden getoetst, omdat de feiten in het EAB zijn aangeduid als feiten waarvoor deze toetsing niet geldt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten naar Nederlands recht ook strafbaar zijn, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal.
De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan Ierland toe te staan voor de feiten zoals beschreven in het EAB. De uitspraak is gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. A.K. Glerum en C.M. Delstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.