ECLI:NL:RBAMS:2022:1012

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
13/751711-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 10 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het High Court in Dublin, Ierland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 21 december 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Litouwen in 1994, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de openbare zitting op 27 januari 2022 heeft de opgeëiste persoon schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord, en zijn raadsman heeft verklaard hem te vertegenwoordigen.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Litouwse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt drie arrestatiebevelen en betreft strafbare feiten die naar Iers recht zijn gepleegd. De rechtbank heeft overwogen dat de dubbele strafbaarheid niet hoeft te worden getoetst, omdat de feiten in het EAB zijn aangeduid als feiten waarvoor deze toetsing niet geldt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feiten naar Nederlands recht ook strafbaar zijn, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering van de opgeëiste persoon aan Ierland toe te staan voor de feiten zoals beschreven in het EAB. De uitspraak is gedaan door mr. P. van Kesteren, voorzitter, en mrs. A.K. Glerum en C.M. Delstra, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/751711-21
RK nummer: 21/6894
Datum uitspraak: 10 februari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 21 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 14 juni 2021 door
the High Court Dublin(Ierland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te
onbekend(Litouwen) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd uit anderen hoofde in de Penitentiaire Inrichting [locatie],
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 27 januari 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes en de raadsman, mr. M.A.C. de Bruijn, advocaat te Amsterdam van de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon heeft schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om op de vordering te worden gehoord. De raadsman heeft verklaard door de opgeëiste persoon uitdrukkelijk gemachtigd te zijn namens hem het woord te voeren.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van drie arrestatiebevelen:
  • een
  • een
  • een
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Iers recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid

De raadsman heeft opgemerkt dat meerdere lijstfeiten aangekruist hadden kunnen worden, terwijl ten aanzien van het als lijstfeit aangeduide feit 2 niet aan het strafmaximum is voldaan.
De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, als de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit heeft aangeduid als feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW.
In het EAB is feit 2 aangeduid als het feit onder nummer 5 van deze lijst, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Daaruit zou moeten volgen dat op dit feit naar het recht van Ierland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
De rechtbank constateert met de raadsman en de officier van justitie dat ten aanzien van dit feit tevens is vermeld, dat op dit feit in Ierland een maximale gevangenisstraf is gesteld voor de duur van
12 months life imprisonment. Voor zover hiermee bedoeld is dat de maximale gevangenisstraf op 12 maanden is gesteld, kan dit feit niet als lijstfeit worden aangemerkt.
Een en ander staat echter niet aan overlevering in de weg, nu ten aanzien van dit feit wel aan het vereiste van dubbele strafbaarheid is voldaan. Hetzelfde geldt voor de andere feiten (feit 1 en 3 tot en met 8), die niet zijn aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in deze gevallen worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
diefstal;
poging tot diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan;
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie IV; meermalen gepleegd.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 45, 231b, 310 en 312 Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 Opiumwet, artikel 27 en 54 van de Wet Wapens en Munitie en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the High Court Dublin(Ierland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. P. van Kesteren, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.