ECLI:NL:RBAMS:2022:1001

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
13/040118-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel na tussentijdse toetsing

Op 17 februari 2022 heeft de rechtbank Amsterdam de tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel van een veroordeelde behandeld. De ISD-maatregel was eerder opgelegd op 28 mei 2021 voor de duur van twee jaren. De rechtbank heeft kennisgenomen van de processtukken, waaronder het verzoekschrift van de raadsvrouw van de veroordeelde en een rapport van de deskundige. De veroordeelde, die momenteel gedetineerd is, heeft een proactieve houding aangenomen en heeft deelgenomen aan verschillende behandelingen en trainingen. De deskundige heeft verklaard dat de veroordeelde is aangemeld voor klinische behandeling, maar dat er nog geen specifieke kliniek bekend is. De officier van justitie heeft gepleit voor voortzetting van de ISD-maatregel, terwijl de raadsvrouw van de veroordeelde de lange wachttijden en onduidelijkheid rondom de behandeling aanhaalde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is voor de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive. De rechtbank heeft de beslissing genomen om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten, met de opmerking dat de communicatie naar de veroordeelde in de toekomst verbeterd moet worden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/040118-21 (tussentijdse toets ISD-maatregel)
BESLISSING
De meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam heeft bij vonnis van 28 mei 2021 de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd aan:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
zonder vaste woon- of verblijfsplaats,
thans gedetineerd in het Justitieel Complex [locatie te plaats] ,
hierna: veroordeelde.

1.Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis in de strafzaak tegen veroordeelde van de rechtbank Amsterdam van 28 mei 2021, met parketnummer 13/040118-21;
  • het verzoekschrift (met bijlagen) van de raadsvrouw van veroordeelde ex artikel 6:6:14 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering van 20 december 2021, inhoudende het verzoek tot tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel;
  • het rapport ‘Tussentijdse toetsing ISD’ van 27 januari 2022, opgemaakt door [persoon 1] , programmanager ISD, en [persoon 2] , plaatsvervangend vestigingsdirecteur van [detentieadres] .
De rechtbank heeft op 17 februari 2022 de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. F.L. Donders, advocaat te Tilburg, alsmede de deskundige [persoon 3] , als senior casemanager ISD verbonden aan [detentieadres] , op de openbare terechtzitting gehoord.

2.De beoordeling

Verloop van het ISD-traject
Uit het rapport ‘
Tussentijdse toetsing ISD’blijkt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Op 28 mei 2021 is aan veroordeelde de ISD-maatregel voor de duur van twee jaren opgelegd. Het vonnis is op 12 juni 2021 onherroepelijk geworden.
Veroordeelde is op 1 juli 2021 op de ISD-afdeling van [detentieadres] geplaatst. Veroordeelde neemt een proactieve houding aan. Hij geeft aan dat zijn verslaving ervoor heeft gezorgd dat hij een nieuwe ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen en wil deze kans met beide handen aanpakken om op een goede plek terecht te komen.
Veroordeelde is op 31 augustus 2021 besproken in het trajectbepalingsoverleg. De vorige ISD-maatregel heeft aangetoond dat een ambulant traject niet het gewenste effect heeft gehad in het terugdringen van de recidive. Uit het eerdere persoonlijkheidsonderzoek kwam forse persoonlijkheidsproblematiek naar voren. Veroordeelde krijgt daarom een klinisch traject gericht op plaatsing binnen een forensisch psychiatrische kliniek. Ter voorbereiding en bevordering van de klinische opname is een uitgebreid persoonlijkheidsonderzoek verricht. Eind december 2021 heeft veroordeelde de groepstraining “Jij aan het Roer” afgerond. Veroordeelde heeft inzicht gekregen in zijn verslavingsverleden en handvatten gekregen om buiten met de verleiding om te gaan.
Op 17 januari 2022 heeft veroordeelde de uitslag van het persoonlijkheidsonderzoek gekregen. Geadviseerd wordt een langdurige en intensieve vorm van individuele schema-therapie.
Veroordeelde is door de psycholoog aangemeld voor klinische behandeling en in afwachting van nader bericht omtrent plaatsing.
Het advies van [detentieadres] is om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel te continueren zodat de geadviseerde klinische behandeling doorgang kan vinden. Dit is noodzakelijk zodat veroordeelde niet terug valt in zijn verslavingsproblematiek en delictgedrag en om gedragsverandering te bewerkstelligen.
De toelichting van de deskundige
Op de openbare terechtzitting van 17 februari 2022 heeft de deskundige [persoon 3] , zakelijk weergegeven, telefonisch het volgende verklaard:
Veroordeelde is op 7 januari 2022 aangemeld voor klinische behandeling, maar er is nog geen specifieke kliniek bekend. Het plaatsingsbureau kijkt welke kliniek passend is. Bij de psycholoog is nagevraagd hoe lang het gaat duren, maar zij gaf aan dat er nog niks bekend is. Er is geen zicht op de wachtlijsten. Als veroordeelde van plan zou willen veranderen om sneller te kunnen starten, moet dat bij de psycholoog worden nagevraagd en zal er een nieuw trajectbepalingsoverleg moeten plaatsvinden. De deskundige heeft daartoe geen bevoegdheid. Het klopt dat het traject van veroordeelde een behoorlijke tijd heeft geduurd en dat het jammer is dat het onduidelijk is op welke termijn hij in een kliniek kan worden geplaatst.

3.De standpunten

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot voortzetting van de ISD-maatregel.
De noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel is aanwezig. Dit geeft veroordeelde zelf ook aan. Hij kan nu helemaal niet naar buiten. Het is voorstelbaar dat de gang van zaken frustrerend voor hem is. Niemand lijkt hem de benodigde informatie te kunnen geven en iedereen verwijst naar elkaar.
De ervaring leert dat als er eenmaal een indicatiestelling ligt, en die is er nu, het snel kan gaan. Het is ook niet zo dat er in de tussentijd niets is gebeurd. Veroordeelde heeft een certificaat kunnen behalen en een behandeling ondergaan. Dat veroordeelde zijn blik vooral is gericht op de klinische opname is begrijpelijk, maar er is wel al veel gebeurd.
3.2
Het standpunt van de raadsvrouw van veroordeelde en van veroordeelde
Op het moment van het indienen van het verzoekschrift, was er nog minder bekend. Veroordeelde weet dat het niet realistisch is dat hij nu naar buiten gaat. Hij heeft geen vangnet. Veroordeelde is gemotiveerd en heeft contact gehad met De Hoop om daar te kunnen worden opgenomen. Hij mag dit alleen niet zelfstandig regelen. Dat moet of in het kader van de ISD-maatregel of via zijn huisarts worden geregeld. Veroordeelde wil heel graag naar een kliniek, maar zit al maanden te wachten. Eerst moest het persoonlijkheidsonderzoek worden afgewacht en nu de uitslag daarvan bekend is, is er veel onduidelijk. Bij welke kliniek is hij aangemeld? En op welke termijn kan veroordeelde daarnaartoe? De wachtlijsten zijn vaak lang. Het zou jammer zijn als veroordeelde door het lange wachten zijn motivatie verliest. Dat is wel het risico.
Veroordeelde heeft helemaal niet het gevoel dat er in de tussentijd veel is gebeurd. De volbrachte interventies zijn niet de reden dat hij een ISD-maatregel heeft opgelegd gekregen. Veroordeelde dient een behandeling te ondergaan en moet hulp krijgen om van zijn verslaving af te komen. De focus moet worden gelegd op de belangrijke zaken. Ondanks dat de rechtbank niks aan de trage gang van zaken kan veranderen, is het wel van belang het probleem aan te kaarten en daarmee de druk op de ketel te houden.
De veroordeelde heeft verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zit al zeven maanden in de wacht. Eind juli 2021 heb ik de ISD-maatregel opgelegd gekregen. Dit is mijn tweede ISD-maatregel. Ik heb er zelf naar toegewerkt en mijn woning en werk opgegeven. Ik zie het als een ommekeer. Ik was weer afgegleden door mijn middelengebruik. Ik zie de ISD-maatregel als de uitgelezen kans om weer schoon en helder te worden. Vanaf het begin was al duidelijk dat ik naar een kliniek wilde. Dit is nog steeds niet gebeurd. Er zijn nu geen gemaakte afspraken. Vanuit de klinische setting wil ik doorstromen om ervaringsdeskundige te worden. Dat is ook het hele idee achter de ISD-maatregel. Dat als je uitstroomt je iets voor jezelf hebt. Ik wil graag met jongeren werken met het Christelijk geloof als fundament.
Het duurt allemaal zo lang en iedereen schuift zijn verantwoordelijkheid af. Ik voel niet dat er wordt tegemoet gekomen aan mijn doelen. Wat er is gebeurd, zijn standaard dingen.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m lid 2 Sr is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde op de openbare terechtzitting stelt de rechtbank vast dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. Veroordeelde zelf wenst ook niet dat de ISD-maatregel wordt opgeheven. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat veroordeelde zeer gemotiveerd aan het ISD-traject is begonnen en dat het hem frustreert dat de beperkte duur van de ISD-maatregel voor zijn gevoel wegtikt zonder dat het hem mogelijk wordt gemaakt de noodzakelijke stappen te zetten.
De rechtbank neemt aan dat veroordeelde nu is aangemeld voor klinische behandeling. Hij is in afwachting van nader bericht omtrent plaatsing. Het is veroordeelde echter onbekend waar hij zou zijn aangemeld en wat de precieze wachttijden zijn. Er is op dit moment ook niemand die hierover duidelijkheid lijkt te kunnen geven.
De rechtbank stelt vast dat deze onduidelijkheid en de gebrekkige communicatie voor veroordeelde ongewenst is en dat dit zijn motivatie ten aanzien van het traject in negatieve zin kan raken. De rechtbank heeft geen invloed op de (snelheid van de) gang van zaken binnen het ISD-traject, maar hecht er wel belang aan om op te merken dat in elk geval de communicatie naar veroordeelde toe in te toekomst beter zal moeten, vooral tijdig en duidelijk.
Daarom wordt als volgt beslist.
Gezien artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

5.Beslissing

De rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door
mr. M.A.E. Somsen, voorzitter,
mrs. J. Knol en E. van den Brink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L. Köhler, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 februari 2022.