Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door klaagster, vertegenwoordigd door haar raadsman mr. M. Balemans. Het klaagschrift was ingediend naar aanleiding van de inbeslagname van een telefoon tijdens een doorzoeking op 24 november 2021 in de woning van de vriend van klaagster. Deze doorzoeking vond plaats op vordering van de officier van justitie ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel (EOB) uit België. Klaagster verzocht om teruggave van de in beslag genomen telefoon, die volgens haar belangrijke persoonlijke gegevens bevatte, maar de officier van justitie stelde dat de telefoon mogelijk relevante informatie bevatte voor het strafrechtelijk onderzoek tegen de vriend van klaagster.
De rechtbank heeft de zaak behandeld in een openbare raadkamer op 11 januari 2022, waar klaagster, haar raadsman en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de telefoon, aangezien deze mogelijk bewijsmateriaal bevatte dat van belang was voor het onderzoek door de Belgische autoriteiten. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek nog gaande was en dat de inbeslagname gerechtvaardigd was op basis van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, met de opmerking dat de officier van justitie zich zou inspannen om de telefoon zo snel mogelijk terug te geven aan klaagster zodra deze niet meer nodig was voor het onderzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en de rechters mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters. Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.