ECLI:NL:RBAMS:2022:1000

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 januari 2022
Publicatiedatum
4 maart 2022
Zaaknummer
21/6650
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over klaagschrift inzake inbeslagname van telefoon in verband met Europees onderzoeksbevel

Op 25 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door klaagster, vertegenwoordigd door haar raadsman mr. M. Balemans. Het klaagschrift was ingediend naar aanleiding van de inbeslagname van een telefoon tijdens een doorzoeking op 24 november 2021 in de woning van de vriend van klaagster. Deze doorzoeking vond plaats op vordering van de officier van justitie ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel (EOB) uit België. Klaagster verzocht om teruggave van de in beslag genomen telefoon, die volgens haar belangrijke persoonlijke gegevens bevatte, maar de officier van justitie stelde dat de telefoon mogelijk relevante informatie bevatte voor het strafrechtelijk onderzoek tegen de vriend van klaagster.

De rechtbank heeft de zaak behandeld in een openbare raadkamer op 11 januari 2022, waar klaagster, haar raadsman en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van de telefoon, aangezien deze mogelijk bewijsmateriaal bevatte dat van belang was voor het onderzoek door de Belgische autoriteiten. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek nog gaande was en dat de inbeslagname gerechtvaardigd was op basis van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, met de opmerking dat de officier van justitie zich zou inspannen om de telefoon zo snel mogelijk terug te geven aan klaagster zodra deze niet meer nodig was voor het onderzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en de rechters mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, in aanwezigheid van griffier mr. F.A. Potters. Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
RK-nummer: 21/6650
BESCHIKKING
op het klaagschrift
ex artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv)van:
[klaagster]
geboren op [geboortedag] 1995
woonplaats kiezende op kantooradres van haar raadsman
mr. M. Balemans, [adres] ,
klaagster, tevens beslagene.

1.Procesgang

Het klaagschrift is op 13 december 2021 ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 11 januari 2022 klaagster en haar raadsman, mr. M. Balemans en de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern in openbare raadkamer gehoord.

2.Inhoud klaagschrift en standpunt klaagster

Op 24 november 2021 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de vriend van klaagster. De doorzoeking vond plaats op vordering van de officier van justitie ter uitvoering van een Europees onderzoeksbevel (EOB) uit België met kenmerk EOB-1-2021001315, betreffende de vriend van klaagster.
Tijdens deze doorzoeking is, op grond van artikel 94 Wetboek van Strafvordering (Sv), het volgende aan klaagster toebehorende voorwerp in beslag genomen:
- Telefoon (iPhone)
Het klaagschrift strekt tot teruggave van bovenvermelde voorwerp.
De raadsman van klaagster heeft in raadkamer ter aanvulling op het klaagschrift aangevoerd dat verzocht om teruggave van de aan klaagster toebehorende telefoon. Deze gegevensdrager bevat onder andere QR-codes, agenda’s en afspraken voor de kinderen. Klaagster heeft daarnaast niets te maken met de verdenking waarop het EOB ziet.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft aangegeven dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard. Klaagster heeft enige tijd in de woning van haar vriend verbleven en het is zeer goed denkbaar dat de inbeslaggenomen telefoon gegevens bevatten die van belang zijn voor het strafrechtelijk onderzoek door de Belgische autoriteiten. Dit kunnen ook gegevens zijn die na het plegen van het strafbare feit zijn gegenereerd. De officier van justitie zal zich ervoor inspannen om de telefoon zo spoedig mogelijk terug te geven aan klaagster zodra de Belgische autoriteiten deze niet meer nodig hebben.

4.Het oordeel van de rechtbank

De telefoon is in beslag genomen in verband met een strafrechtelijk onderzoek tegen de vriend van klaagster in België ter zake van de verdenking dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het feit zoals omschreven in het EAB en het EOB. De vriend van klaagster wordt in het EAB en in het EOB omschreven als verdachte. Bij de uitvoering van het EOB is het Nederlands recht van toepassing. De beoordeling van het klaagschrift dient plaats te vinden op de voet van artikel 552a Sv.
In deze procedure dient de rechtbank te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag van de gegevensdrager vordert. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor – in dit geval – artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Uit het EOB van de rechtbank van eerste aanleg Antwerpen (België) van 9 november 2021 en de e-mail van 15 december 2021 volgt dat de inbeslagname van onder meer de telefoon uit de woning waar klaagster met haar vriend verbleef er mogelijk toe zal leiden dat er bewijsmiddelen zullen worden gevonden die van belang zijn voor het onderzoek. De rechtbank dient in beginsel uit te gaan van de juistheid van die mededeling. Niet is gebleken van feiten en omstandigheden die maken dat van dat beginsel dient te worden afgeweken. Dat klaagster niet zelf in het EOB als verdachte wordt omschreven maakt dit niet anders.
Op grond van de zich thans in het dossier bevindende stukken en het verhandelde in raadkamer is de rechtbank van oordeel dat, nu het onderzoek nog loopt, het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag. Immers, de gegevensdrager is in beslag genomen met het doel om de waarheid aan het licht te brengen en is daartoe ook geschikt.
De rechtbank merkt verder op dat het oordeel over de evenredigheid en proportionaliteit van het uitvaardigen van een EOB in beginsel aan de uitvaardigende autoriteit is. Ingevolge artikel 5.4.10, derde lid Sv, doet de rechter geen onderzoek naar de gronden voor het uitvaardigen van het bevel, waarvan de uitvoering heeft geleid tot indiening van het onderhavige klaagschrift.
De rechtbank moet verder beoordelen of er weigeringsgronden van toepassing zijn.
In het EOB zijn de lijstfeiten
deelneming aan een criminele organisatieen
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffenaangekruist. De rechtbank mag daarom de dubbele strafbaarheid van het feit niet onderzoeken (artikel 5.4.4, tweede lid, aanhef en onder a, Sv).
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beklag ongegrond dient te worden verklaard.
De rechtbank wijst er tot slot nog op dat de officier van justitie ter zitting heeft toegezegd zich ervoor te zullen inspannen dat klaagster zo spoedig mogelijk de beschikking krijgt over (de inhoud van) haar gegevensdrager.

5.Beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
ONGEGROND.
Deze beslissing is op 25 januari 2022 gegeven en in het openbaar uitgesproken door:
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.A. Potters, griffier.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.