Op 11 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1993, die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en het bezit van hennep. De zaak kwam ter terechtzitting op 25 februari 2021, waar de officier van justitie, mr. S. van der Hart, de vordering indiende. De verdachte werd beschuldigd van diefstal in vereniging met geweld van twee flessen lachgas en een petje, en van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 5,3 kilogram hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte de aangever onder bedreiging met een mes dwong om de lachgasflessen af te geven. De rechtbank vond de herkenning van de verdachte door de aangever betrouwbaar en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.