ECLI:NL:RBAMS:2021:995

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
13.299912.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor afpersing en hennepbezit met geweld

Op 11 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1993, die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en het bezit van hennep. De zaak kwam ter terechtzitting op 25 februari 2021, waar de officier van justitie, mr. S. van der Hart, de vordering indiende. De verdachte werd beschuldigd van diefstal in vereniging met geweld van twee flessen lachgas en een petje, en van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 5,3 kilogram hennep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte de aangever onder bedreiging met een mes dwong om de lachgasflessen af te geven. De rechtbank vond de herkenning van de verdachte door de aangever betrouwbaar en concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de bewezenverklaring van de feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.299912.20
Datum uitspraak: 11 maart 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1993,
wonende op het adres [adres] ,
gedetineerd in [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 februari 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. van der Hart en van wat verdachte en zijn raadslieden mr. T.H.L. Kneepkens en mr. L. Janse naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Feit 1: diefstal in vereniging met geweld van twee flessen lachgas en een petje, toebehorende aan [benadeelde] , door het tonen van een mes en daarbij op dreigende toon zeggen: “Dit is [buurt] ”, op 4 oktober 2020 in Amsterdam;
Feit 2: hetzelfde als feit 1, maar dan tenlastegelegd als een afpersing in vereniging;
Feit 3: opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 5,3 kilogram hennep, op 27 november 2020 in Amsterdam.
De tenlastelegging is opgenomen in bijlage 1.
De zaak is tegelijk op zitting behandeld met de zaak tegen medeverdachte van feit 1 en 2, [medeverdachte] met parketnummer 13.301312.20. De rechtbank doet vandaag in beide zaken uitspraak.
3.
Waardering van het bewijs
3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 en 2. Alhoewel aangever een zeer algemene beschrijving van de mannelijke dader geeft, stelt hij later dat hij verdachte heeft herkend op een snapchatfoto van medeverdachte [medeverdachte] . Daarbij vertelt aangever niet waaraan hij verdachte herkent, waardoor deze herkenning onbetrouwbaar is. Daarnaast bevat het dossier onvoldoende steunbewijs dat verdachte de dader zou zijn geweest. Als de rechtbank tot een andere conclusie komt, kunnen de ten laste gelegde handelingen niet worden gekwalificeerd als geweld of bedreiging met geweld. Ook is geen sprake is van een wegnemingshandeling ten aanzien van de lachgasflessen en de pet. De verfeitelijkingen in de tenlastelegging zijn ook niet te kwalificeren als dwang tot afgifte van de goederen. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte opzet heeft gehad om aangever te dwingen tot afgifte van de goederen.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
De diefstal met geweld en de afpersing (feit 1 en 2)
De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal van een pet en medeplegen van afpersing van de lachgasflessen.
[verdachte] wordt door aangever herkend als de mannelijke dader van de overval. Die herkenning vindt de rechtbank betrouwbaar, omdat aangever op zijn zoektocht via social media uit zichzelf de dader volledig heeft herkend. Ook uit andere bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte] betrokken was bij de roof. Zo staat hij ongeveer een uur na de overval met een zwarte ballon aan zijn mond op de foto. Aangever heeft verklaard dat hij die avond zwarte ballonnen bij zich had. Ter zitting hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] weliswaar ontkend dat verdachte op die foto is te zien, maar daaraan gaat de rechtbank voorbij. [medeverdachte] heeft eerder bij de politie na het tonen van de foto verklaard dat het verdachte is op de foto. Daarnaast heeft verdachte een Whatsappgesprek met medeverdachte [medeverdachte] over die avond waarin [medeverdachte] zegt dat er aangifte “op ons” is gedaan door “ [benadeelde] ”. Aangever gebruikt op Snapchat de naam “ [benadeelde] ”. In onderlinge samenhang bezien vindt de rechtbank deze feiten en omstandigheden voldoende bewijs opleveren dat verdachte samen met [medeverdachte] betrokken was bij het incident waarbij aangever zijn pet en zijn lachgasflessen heeft verloren.
Daarbij is ook gedreigd met geweld en heeft aangever de lachgasflessen onder die dreiging afgegeven. Aangever is op verzoek van [medeverdachte] naar de flat [buurt] gegaan. Aangever moest lachgasflessen meenemen. Toen aangever bij de flat was aangekomen, ontmoette hij [medeverdachte] . Zij vroeg hem direct naar de lachgasflessen en toen aangever deze flessen niet wilde afgeven, sprong [verdachte] met een mes in zijn handen tevoorschijn en zei: “Dit is [buurt] ” en kwam dreigend, met het mes in de richting van de buik van aangever gericht, op hem af. Dit is bedreiging met geweld en gezien de context kennelijk gericht op de afgifte van de lachgasflessen. Dat betekent dat sprake was van een afpersing. De pet werd – kennelijk omdat de gelegenheid zich voordeed – daarna van het hoofd van aangever af gepakt. Dat levert een diefstal op. Nu aangever niet verklaart op welke wijze verdachte de pet heeft gepakt, vindt de rechtbank niet bewezen dat verdachte daarbij geweld heeft gebruikt.
3.3.2.
De hennep (feit 3)
De rechtbank vindt op basis van het aantreffen van de hennep in de slaapkamer van verdachte en zijn bekennende verklaring op de zitting feit 3 bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage 2 bewezen dat verdachte:
Feit 1:op 4 oktober 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, heeft weggenomen een petje, toebehorende aan [benadeelde] .
Feit 2:op 4 oktober 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zichzelf en een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld, [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van twee flessen lachgas, toebehorende aan die [benadeelde] , welke bedreiging met geweld bestond uit
- het tonen van een mes aan die [benadeelde] en
- het die [benadeelde] op dreigende toon de woorden toevoegen: “Dit is [buurt] ”;
Feit 3:op 27 november 2020 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5,3 kilogram van een materiaal bevattende hennep.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straffen en maatregelen

5.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de bepaling van de straf rekening te houden met het feit dat de verpakking van de hennep (feit 3) is meegewogen, waardoor het daadwerkelijke gewicht minder is dan op de tenlastelegging staat. Bij een eventuele strafoplegging zou volstaan moeten worden met een straf gelijk aan het voorarrest, dan wel een deels voorwaardelijke straf met de voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft op 4 oktober 2020 samen met medeverdachte [medeverdachte] aangever [benadeelde] van twee lachgasflessen en zijn pet beroofd. Aangever dacht met een dame te hebben afgesproken die lachgas wilde gebruiken, maar heeft uiteindelijk doodsangsten uitgestaan toen verdachte hem met een mes in zijn handen dwong om zijn lachgasflessen af te geven. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dit soort feiten nog lang de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De rechtbank houdt verder rekening met het feit dat een misdrijf als dit niet alleen de direct betrokkene raakt, maar ook verontrustend is voor de samenleving als geheel. Daarnaast had verdachte meer dan 5 kg hennep in huis, een hoeveelheid die bedoeld lijkt te zijn voor de handel. Achter de wereld van illegale drugs (zowel harddrugs als softdrugs) gaat een hoop criminaliteit schuil waaraan verdachte een bijdrage heeft geleverd.
Uit het strafblad van verdachte van 14 januari 2021 blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de strafmaat rekening met de afspraken die de rechtbanken onderling over strafoplegging hebben gemaakt. Deze oriëntatiepunten geven voor een straatroof met licht geweld of verbale bedreiging, waarbij de dader eerder veroordeeld is voor een soortgelijk feit, een gevangenisstraf van 8 maanden als uitgangspunt. Strafverzwarend is daarbij dat het feit samen met een ander is gepleegd. Voor het aanwezig hebben van 5 tot 10 kilogram hennep geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 4 maanden.
In het reclasseringsadvies van 17 februari 2021 staat dat op meerdere leefgebieden van verdachte zorgwekkende signalen worden gezien, zoals een gebrek aan dagbesteding, een relatief laag inkomen en hoge schuldenlast en mogelijk het gebruik van hennep. Ook de directe leefomgeving en de sociale kringen waarin verdachte verkeert zijn zorgelijk. De reclassering schat het recidiverisico in als gemiddeld-hoog. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheden ziet om met interventies of toezicht de risico’s op herhaling te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen. Verdachte heeft zich tijdens zijn schorsingstoezicht wel goed aan de afspraken gehouden. Als de rechtbank toch zou besluiten tot oplegging van een toezicht dan adviseert de reclassering de volgende voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het verkrijgen van dagbesteding en een stabiele financiële situatie.
Omdat verdachte zich gedurende zijn schorsing goed aan de voorwaarden heeft gehouden en de rechtbank belangrijk vindt dat verdachte zijn leven op de rit krijgt, legt de rechtbank een deels voorwaardelijke straf op, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. Verdachte heeft op zitting verklaard gemotiveerd te zijn om zijn gedrag te veranderen. De rechtbank verwacht dat verdachte er baat bij zal hebben als hij eerst buiten Amsterdam gaat wonen, zodat hij fysiek afstand neemt van zijn huidige zorgwekkende sociale kringen.
De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 15 maanden passend voor de bewezenverklaarde feiten. Hiervan zal 3 maanden voorwaardelijk aan verdachte worden opgelegd met een proeftijd van 2 jaar en de eerder genoemde bijzondere voorwaarden.

6.Beslag

Onder verdachte zijn een mes, een tas (waarin de hennep zat) en drugs (andere dan de hennep van feit 3) inbeslaggenomen. Het mes en de tas worden verbeurd verklaard omdat de bewezen verklaarde feiten daarmee zijn gepleegd. De drugs wordt onttrokken aan het verkeer, omdat het in dit onderzoek is aangetroffen en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met de wet.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36d, 57, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
diefstal door twee of meer verenigde personen;
Feit 2:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
15 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na zijn detentieperiode bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 (1091 GM) te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door een instelling/behandelaar te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Veroordeelde verleent medewerking aan diagnostiek en eventueel daaruit voortvloeiende behandeling/training.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang buiten Amsterdam, te bepalen door de reclassering, waarbij hij fysiek afstand neemt van zijn sociaal netwerk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
Veroordeelde zet zich in voor het verkrijgen/behouden van zinvolle dagbesteding en een stabiele financiële situatie. Hij geeft de reclassering inzage in de activiteiten die hij onderneemt en de resultaten die hij boekt. Indien geïndiceerd door de toezichthouder verleent hij medewerking aan hulp door derden, bijvoorbeeld gericht op arbeidstoeleiding.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
- 1 STK Tas (G6000802)
- 1 STK Mes (5999163)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- 4 STK Verdovende Middelen (G6000795)
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. J. Huber en S. van Dongen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Hannaart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2021.