ECLI:NL:RBAMS:2021:994

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2021
Publicatiedatum
11 maart 2021
Zaaknummer
13/669091-18 (A), 13/237757-19 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor afpersing, wapenbezit en drugshandel

Op 11 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 23-jarige man, die werd beschuldigd van afpersing, wapenbezit en drugshandel. De man werd veroordeeld tot 120 dagen gevangenisstraf, waarvan 74 dagen voorwaardelijk, en 240 uur taakstraf. De zaak betreft een incident in oktober 2018 waarbij de verdachte samen met anderen een slachtoffer onder druk zette om dure telefoons met abonnementen aan te schaffen. Het slachtoffer werd bedreigd en onder druk gezet om zijn bankpas uit te lenen, wat leidde tot de afgifte van meerdere mobiele telefoons. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan afpersing, waarbij hij het slachtoffer dwong om telefoons en abonnementen af te sluiten. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en voor het bezit van cocaïne. De rechtbank vond dat de verdachte, ondanks zijn jonge leeftijd, een substantiële bijdrage had geleverd aan de gepleegde feiten en dat er sprake was van een nauwe samenwerking met medeverdachten. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke straf op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/669091-18 (A), 13/237757-19 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 11 maart 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboortegegevens] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , ter zitting opgegeven verblijfsadres [verblijfsadres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 31 december 2020 en 25 februari 2021.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.D. Braber en van wat verdachte en zijn raadsman mr. D.G. Peters naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
zaak A
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 oktober 2018 tot en met 16 oktober 2018 te Amstelveen en/of Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels [benadeelde] heeft bewogen tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s) (merk: Iphone), in ieder geval enig goed, en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meerdere telefoonabonnement(en) immers heeft verdachte, en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid, een of meerdere malen,
- tegen die [benadeelde] gezegd dat als hij zijn pas zou uitlenen er iets leuks ging gebeuren met de bankpas en dat hij leuke dingen ging zien en/of dat hij 2000 euro althans iets zou krijgen en/of
- tegen die [benadeelde] gezegd dat hij een of meerdere een telefoonabonnement(en) moest afsluiten en/of
- aan die [benadeelde] instructies heeft gegeven voor het afsluiten van een of meerdere telefoon abonnement(en) en/of
- druk uitgeoefend op die [benadeelde] om een of meerdere telefoon abonnement(en) af te sluiten en/of de telefoon(s) die daarbij horen af te geven door tegen die [benadeelde] te zeggen:
  • "We hebben de telefoon speciaal voor jou op voorraad gebracht. Dat heeft ons geld gekost dus we moeten wel wat terug krijgen" en/of "nu moet je dus dingen doen want we hebben dingen op jouw naam gezet, want je moet die dingen gaan afhalen" en/of
  • "Laat het deze keer lukken" en/of
  • "Als je het niet doet weten we waar je woont en zullen we je opzoeken" en/of "als je het niet doet zullen we je aanpakken" en/of
  • "Je mag niet bellen met de Rabobank om de aankoop van de telefoons af te kappen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- druk uit te oefenen op die [benadeelde] door hem in een auto met daarin een fysieke meerderheid van personen mee te nemen naar winkels;
subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 oktober 2018 tot en met 16 oktober 2018 te Amstelveen en/of Amsterdam, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten [benadeelde] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derde, te weten [benadeelde] wederrechtelijk heeft/hebben gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s) (merk: Iphone), in ieder geval enig goed, en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meerdere telefoonabonnement(en) , waartoe ander is gedwongen door;
- tegen die [benadeelde] gezegd dat als hij zijn pas zou uitlenen er iets leuks ging gebeuren met de bankpas en dat hij leuke dingen ging zien en/of dat hij 2000 euro althans iets leuks zou krijgen en/of
- tegen die [benadeelde] gezegd dat hij een of meerdere telefoonabonnement(en) moest afsluiten en/of
- aan die [benadeelde] instructies heeft gegeven voor het afsluiten van een of meerdere telefoon abonnement(en) en/of - druk uitgeoefend op die [benadeelde] om een of meerdere telefoon abonnement(en) af te sluiten en/of de telefoon(s) die daarbij horen af te geven door tegen die [benadeelde] te zeggen:
 " "We hebben de telefoon speciaal voor jou op voorraad gebracht. Dat heeft ons geld gekost
 dus we moeten wel wat terug krijgen" en/of "nu moet je dus dingen doen want we hebben
dingen op jouw naam gezet, want je moet die dingen gaan afhalen" en/of
  • "Laat het deze keer lukken" en/of
  • "Als je het niet doet weten we waar je woont en zullen we je opzoeken" en/of "als je het niet doet zullen we je aanpakken" en/of
  • "Je mag niet bellen met de Rabobank om de aankoop van de telefoons af te kappen", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- druk uit te oefenen op die [benadeelde] door hem in een auto met daarin een fysieke meerderheid van personen mee te nemen naar winkels;
2.
hij op of omstreeks 15 oktober 2018 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, een wapen en/of munitie van categorie II en/of catogrie III, onder 1 en/of 3, te weten een revolver (merk: BBM, type: Olympic 38, kaliber: .22), zijnde een vuurwapen en/of 2 stuks munitie, althans een of meerdere stuks munitie (merk: CCI, kaliber: .22) voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 15 oktober 2018 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander te weten [naam] heeft gebruikt, met het oogmerk om zijn, verdachtes, identiteit te verhelen of de identitiet van die te verhelen of misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan zijn/is ontstaan, immers heeft hij, verdachte, zich bij zijn aanhouding met het rijbewijs van die voorgenoemde [naam] gelegitimeerd;
zaak B
hij op of omstreeks 2 oktober 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 9,98 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten en heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
Verdachte en de medeverdachten hebben aangever geld en “iets leuks” in het vooruitzicht gesteld. Vervolgens hebben ze druk op aangever uitgeoefend en bedreigende teksten geuit en hiermee aangever tot afgifte van zijn bankpas en de telefoons bewogen. Deze bedreigende teksten en het uitoefenen van druk zijn oplichtingshandelingen. Bewezen kan daarom worden dat verdachte aangever heeft opgelicht. Indien de rechtbank deze handelingen niet als oplichtingshandelingen kwalificeert, kan dwang – zoals subsidiair ten laste is gelegd – worden bewezen, gelet op de druk en de feitelijkheden die uit het dossier volgen.
Daarbij kan worden bewezen dat verdachte het ten laste gelegde in vereniging heeft gepleegd.
Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten, waarbij iedereen een belangrijke afzonderlijke rol vervulde.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
Bewezen kan worden dat verdachte een wapen en munitie voorhanden heeft gehad. Verdachte kon over het wapen en de munitie beschikken en moet zich bewust zijn geweest van de aanwezigheid hiervan. Het wapen met daarin de munitie bevond zich immers in een tas, met daarin nog andere spullen van verdachte, in de auto die door verdachte werd bestuurd.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
Bewezen kan worden dat verdachte zich opzettelijk en wederrechtelijk met het rijbewijs van [naam] heeft gelegitimeerd. De verklaring van verdachte dat hij per ongeluk het rijbewijs van [naam] aan de verbalisant heeft gegeven is niet aannemelijk. Verdachte had ten tijde van het ten laste gelegde namelijk zelf nog geen rijbewijs en bovendien heeft hij zich ook in 2017 gelegitimeerd als [naam] .
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde
Bewezen kan worden dat verdachte opzettelijk 9,98 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. De cocaïne bevond zich in de machtssfeer van verdachte en uit de verklaringen van verdachte kan worden afgeleid dat verdachte wist dat er cocaïne in het zakje zat.
3.3
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten en heeft daartoe – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
Zowel het onder 1 primair als subsidiair ten laste gelegde kan niet worden bewezen omdat er geen sprake was van oplichting noch van dwang. Daarnaast is er geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking zodat medeplegen niet kan worden bewezen.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
Er is geen sprake van het opzettelijk voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie nu de bewustheid van de aanwezigheid van het wapen en de munitie ontbreekt.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
Niet kan worden bewezen dat verdachte zich opzettelijk en wederrechtelijk met het rijbewijs van [naam] heeft gelegitimeerd. Verdachte wilde zijn eigen identiteitsbewijs afgeven, maar hij heeft per ongeluk een verkeerd pasje afgegeven, zodat opzet ontbreekt.
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde
De cocaïne was niet van verdachte en verdachte wist niet dat er cocaïne in het zakje zat. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
3.4
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
Feiten en omstandigheden
De rechtbank leidt uit het dossier en het behandelde ter terechtzitting het volgende af.
Op zondag 14 oktober 2018 wordt aangever gebeld door een nummer eindigend op * [nummer] . De persoon aan de lijn (hierna: de beller) vertelt aan aangever dat hij de volgende dag zal worden gebeld en hij dan moet opnemen en klaarstaan. Op 15 oktober 2018 wordt aangever opnieuw gebeld door de beller en krijgt hij de opdracht naar het Stadshart Amstelveen te gaan. Daar wordt hij opgehaald door een auto met daarin drie jongens waaronder de beller, die door aangever aan zijn stem wordt herkend. Samen rijden ze naar meerdere winkels in Amstelveen en Amsterdam. Aangever krijgt de opdracht om iPhones te kopen en daarbij abonnementen af te sluiten. Daarbij wordt gezegd dat als hij het niet doet ze weten waar hij woont en ze hem zullen opzoeken en aanpakken, dat als hij het afkapt hij een groot probleem heeft en hij het moet laten lukken. Nadat het aangever in de eerste winkel in Amstelveen niet lukt om een telefoon te kopen en daarbij een abonnement af te sluiten (omdat aangever zijn eigen te lage inkomen had opgegeven) geven verdachte en de beller hem instructies om het een volgende keer wel laten slagen. Hij moet invullen dat hij 2000 euro verdient. Vervolgens gaat aangever naar een tweede winkel in Amstelveen maar ook daar lukt het niet om een telefoon met abonnement te kopen. In Amsterdam-Zuidoost gaat aangever samen met de bestuurder van de auto naar T-Mobile op het Bijlmerplein. Daar koopt hij om 17:59 uur een iPhone 8 plus en sluit daarbij een abonnement af. De bestuurder wacht buiten de winkel op hem. Aangever komt met een rood tasje uit de winkel naar buiten en loopt vervolgens samen met de bestuurder terug naar de auto. Hij moet het tasje met daarin de telefoon aan de bestuurder afgeven. Vervolgens rijden ze naar de Mediamarkt op de Arenaboulevard in Amsterdam. Daar koopt hij een iPhone 8 plus en sluit daarbij een abonnement af. Deze telefoon geeft hij aan de beller. Later wordt aangever nog naar een andere Mediamarkt gebracht, maar vanwege een storing kan aangever daar op dat moment geen telefoon kopen en een abonnement afsluiten.
Op dinsdag 16 oktober 2018 wordt aangever opnieuw gebeld door de beller en wordt hem medegedeeld dat hij klaar moet staan. Door verschillende jongens wordt hij naar de Mediamarkt in de buurt van de openbare bibliotheek van Amsterdam gebracht. Aangever krijgt de opdracht om twee iPhones 8 plus te kopen en een abonnement af te sluiten. Daarbij wordt gezegd dat ze de telefoon speciaal voor hem op voorraad hebben gebracht, hen dit geld heeft gekost en ze dus wel wat terug moeten krijgen, en dat als hij dit niet doet er dezelfde gevolgen zijn, ze hem zullen pakken en dat hij het deze keer moet laten lukken. Het lukt verdachte die dag echter niet om iPhones te kopen en daarbij abonnementen af te sluiten vanwege het anti-fraudeprotocol van de Mediamarkt.
Verdachte is op maandagavond 15 oktober 2018 aangehouden. In het voertuig waarin hij reed wordt een tasje van de Mediamarkt met daarin een aankoopbon van een iPhone 8 plus met abonnement op naam van [benadeelde] aangetroffen. Daarnaast wordt er een bon van Euro Mobile, gevestigd op het Anton de Komplein te Amsterdam, gevonden. De door aangever bij T-Mobile gekochte iPhone 8 plus wordt uiteindelijk teruggevonden en blijkt via Euro Mobile op het Anton de Komplein te zijn doorverkocht. Verdachte heeft verklaard dat hij op 15 oktober 2018 bij Euro Mobile is geweest. Op camerabeelden is te zien dat om 19:12 uur een persoon, gelijkend op verdachte, met een rood tasje – vermoedelijk het tasje, met daarin de telefoon, dat kort daarvoor nog door aangever werd gedragen – de Skylo plaza – het winkelcentrum waarin de Euro Mobile shop is gevestigd – is binnengelopen en kort daarna de Skylo plaza uitloopt zonder het tasje in zijn handen.
Op 15 oktober 2018 is er 12 keer telefonisch contact geweest tussen het telefoonnummer van verdachte en het telefoonnummer eindigend op * [nummer] , het telefoonnummer waarmee aangever ook veelvuldig contact heeft gehad en dat gebruikt werd door de beller.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft verklaard dat hij de bestuurder van de auto was en dat aangever bij hem in de auto heeft gezeten. Hij ontkent echter iets te maken te hebben met het kopen en afsluiten van de telefoonabonnementen.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat voorgaande feiten en omstandigheden bewijs opleveren voor het in zaak A onder 1 subsidiair ten laste gelegde. De verklaring van verdachte dat hij niks te maken heeft met het ten laste gelegde vindt de rechtbank gelet op voorgaande feiten en omstandigheden niet aannemelijk. Door aangever meermalen naar winkels mee te nemen, meer in het bijzonder hem in een auto te laten stappen, en door druk op hem uit te oefenen en hem te bedreigen is aangever gedwongen om telefoons te kopen, abonnementen af te sluiten en de telefoons vervolgens af te geven. De handelingen en uitlatingen waren van dien aard dat zij in de gegeven omstandigheden tot zodanige druk bij aangever hebben geleid dat aangever hieraan geen weerstond kon bieden. Dit handelen valt niet onder de oplichtingsmiddelen als bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. Daarmee komt de rechtbank tot bewezenverklaring van dwang in de vorm van afpersing zoals subsidiair is ten laste gelegd en zal verdachte worden vrijgesproken van oplichting zoals primair is ten laste gelegd.
De rechtbank vindt dat hierbij sprake geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachten en dat verdachte met zijn handelen een substantiële bijdrage heeft geleverd. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen bewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is het beloven dat er iets leuks zou gaan gebeuren, dan wel dat hij 2000 euro zou krijgen, als hij zijn bankpas zou uitlenen geen feitelijkheid als bedoeld in artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht en heeft aangever bovendien al voor de ten laste gelegde periode zijn bankpas afgeven. Dit onderdeel van de tenlastelegging kan daarom niet worden bewezen.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het in zaak A onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet wist dat er een wapen en munitie in de auto aanwezig waren en dat de bijrijder de gelegenheid heeft gehad om het wapen in de tas van verdachte te stoppen.
De rechtbank stelt vast dat het wapen en de munitie in een open tas in een auto die door verdachte werd bestuurd is aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat de tas waarin het wapen is aangetroffen van hem was, net als het geld dat in de tas zat, en hij de tas op de dag van de aanhouding bij zich had.
De rechtbank acht de door de verdediging gestelde toedracht dat de bijrijder mogelijk het wapen in de tas van verdachte heeft gestopt onwaarschijnlijk, nu die toedracht niet meer inhoudt dan een niet nader gespecificeerde bewering en verder door voormelde feiten en omstandigheden wordt weerlegd. Aldus staat voor de rechtbank genoegzaam vast dat de verdachte het wapen en de munitie bewust aanwezig heeft gehad en dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het in zaak A onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank duidt de uiterlijke verschijningsvorm van het handelen van verdachte op opzet. Immers heeft verdachte een rijbewijs – roze van kleur – aan de verbalisant afgegeven, terwijl hij zelf niet over een rijbewijs beschikt en een identiteitsbewijs duidelijk qua kleur afwijkt van een rijbewijs. Daar komt bij dat verdachte ook in 2017, toen hem gevraagd werd om een rijbewijs te tonen, zich heeft gelegitimeerd met de naam van [naam] omdat hij zelf geen rijbewijs had. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte dat hij zich per ongeluk met het rijbewijs van [naam] heeft gelegitimeerd dan ook niet aannemelijk en acht bewezen dat verdachte zich opzettelijk heeft gelegitimeerd met het rijbewijs van [naam] .
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde
De rechtbank acht op grond van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte het in zaak B ten laste gelegde feit heeft begaan en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte opzettelijk 9,98 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. Verdachte heeft verklaard dat de cocaïne niet van hem was. Voor het aanwezig hebben van verdovende middelen is echter niet noodzakelijk dat de verdovende middelen aan verdachte toebehoorden, maar is voldoende dat de verdovende middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden. Daarvan is in dit geval sprake aangezien de cocaïne in de broekzak van verdachte is aangetroffen. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er cocaïne in het zakje zat vindt de rechtbank niet aannemelijk. Immers heeft verdachte verklaard dat hij al eerder zo’n zakje had gezien en hij vermoedde dat het niet legaal was. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte wist dat er verdovende middelen in het zakje zaten.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde
in de periode van 14 oktober 2018 tot en met 16 oktober 2018 te Amstelveen en Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen, [benadeelde] , door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen [benadeelde] wederrechtelijk hebben gedwongen iets te doen, te weten tot de afgifte van mobiele telefoons (merk: Iphone), en tot het aangaan van schulden, te weten het afsluiten van telefoonabonnementen, waartoe ander is gedwongen door;
- tegen die [benadeelde] gezegd dat hij telefoonabonnementen moest afsluiten en
- aan die [benadeelde] instructies heeft gegeven voor het afsluiten van telefoonabonnementen en
- druk uitgeoefend op die [benadeelde] om telefoonabonnementen af te sluiten en de telefoons die daarbij horen af te geven door tegen die [benadeelde] te zeggen:
 " "We hebben de telefoon speciaal voor jou op voorraad gebracht. Dat heeft ons geld gekost dus we moeten wel wat terug krijgen" en
  • "Laat het deze keer lukken" en
  • "Als je het niet doet weten we waar je woont en zullen we je opzoeken" en "als je het niet doet zullen we je aanpakken" en
  • "Je mag niet bellen met de Rabobank om de aankoop van de telefoons af te kappen", en
- druk uit te oefenen op die [benadeelde] door hem in een auto met daarin een fysieke meerderheid van personen mee te nemen naar winkels;
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
op 15 oktober 2018 te Amstelveen een wapen van categorie III, onder 1, te weten een revolver (merk: BBM, type: Olympic 38, kaliber: .22), zijnde een vuurwapen en 2 stuks munitie van categorie III (merk: CCI, kaliber: .22) voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde
op 15 oktober 2018 te Amstelveen opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van [naam] heeft gebruikt, met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, immers heeft verdachte zich bij zijn aanhouding met het rijbewijs van die voorgenoemde [naam] gelegitimeerd.
Ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde
op 2 oktober 2019 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 9,98 gram cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A onder 1, 2 en 3 en in zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt – verzocht om rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde en geen gevangenisstraf die langer is dan de tijd de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht aan verdachte op te leggen. Daarnaast is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft het slachtoffer samen met anderen dure telefoons met abonnementen laten kopen. De mobiele telefoons moesten vervolgens worden afgegeven en werden vermoedelijk door verdachte en de medeverdachten verkocht. Hiermee hebben verdachte en de medeverdachten inbreuk gemaakt op de handelsvrijheid van het slachtoffer en hebben zij zich niet bekommerd om de financiële en emotionele schade die het slachtoffer zou lijden. Hij zou immers hoge rekeningen moeten betalen voor telefoons en abonnementen die hij niet gebruikte.
Daarnaast heeft verdachte een vuurwapen en munitie voorhanden gehad. Het ongeoorloofde bezit van een vuurwapen, kan de veiligheid van personen in gevaar brengen. Verder heeft verdachte 9,98 gram cocaïne aanwezig gehad. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich brengt voor de gebruikers van deze drugs. Niet zelden leidt de verkoop en het gebruik van drugs tot andere vormen van criminaliteit. Tot slot heeft verdachte gebruikt gemaakt van een rijbewijs van een andere persoon om zich ten overstaan van de politie te legitimeren.
Uit het strafblad van verdachte van 9 februari 2021 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor onder andere vermogensdelicten. De eerdere straffen die aan verdachte zijn opgelegd hebben hem er niet van weerhouden opnieuw strafbare feiten te begaan. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee. De rechtbank ziet in de jeugdige leeftijd van verdachte en in het feit dat de strafbare feiten al enige tijd geleden gepleegd zijn aanleiding om een deels voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen, met de bedoeling dat verdachte ervan wordt weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Gezien het feit dat er ten tijde van het ten laste gelegde al geen aanwijzingen tot pedagogische beïnvloeding werden gezien, ziet de rechtbank geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Gelet op de ernst van de feiten, de LOVS-richtlijnen en de Amsterdamse Oriëntatiepunten ten aanzien van vuurwapens zou een langdurige gevangenisstraf zijn plaats zijn. Echter, vindt rechtbank gezien de al eerder genoemde relatieve ouderdom van de feiten, die zijn gepleegd in 2018 en 2019, en het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht dat verdachte op dit moment niet terug hoeft naar de gevangenis en forse taakstraf op zijn plaats is.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Alles overziend vindt de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 74 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur passend en geboden. De tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten moet van de gevangenisstraf worden afgetrokken.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1.00 STK Revolver OLYMPIC 38 (5646026)
1.00 STK Simkaart van zaktelefoon T-MOBILE (5647017)
1.00 STK Simkaart van zaktelefoon VODAFONE (5647029)
Onttrekking aan het verkeer
De in beslag genomen revolver moet worden onttrokken aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, nu dit voorwerp is bestemd tot het begaan van het bewezen geachte en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Bewaring ten behoeve van de rechthebbende
De in beslag genomen simkaarten van T-Mobile en Vodafone moeten worden bewaard voor de rechthebbende(n).

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde] vordert € 892,-, aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, bestaande uit:
Afkoopsom T-Mobile abonnement € 720,-
Afkoopsom Vodafone abonnement € 172,-
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gehele vordering, vermeerderd met de wettelijke rente, hoofdelijk moet worden toegewezen en de schadevergoedingsmaatregel moet worden opgelegd.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering omdat het in zaak A onder 1 ten laste gelegde niet bewezen kan worden. Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt dient de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat aangever mede schuld heeft aan het ontstaan van de schade door uit winstbejag mee te werken aan het ten laste gelegde.
De rechtbank oordeelt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake is van eigen schuld van aangever. De vordering is voldoende onderbouwd en overigens wat de hoogte betreft niet betwist.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 892,- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
In het geval een ander of anderen worden veroordeeld om dezelfde schade te vergoeden, hoeft verdachte alleen het bedrag te betalen dat niet al door of namens die ander of anderen is betaald.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 36d, 36f, 47, 57, 63, 231b, 284 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 subsidiair, onder 2, onder 3 en het in zaak B ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het in zaak A onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
medeplegen van een ander door bedreiging met geweld en met een feitelijkheid, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen;
ten aanzien van het in zaak A onder 2 ten laste gelegde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit heeft begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van het in zaak A onder 3 ten laste gelegde:
opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan;
ten aanzien van het in zaak B ten laste gelegde:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
74 (vierenzeventig) dagen, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1
STK Revolver OLYMPIC 38 (5646026)
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
1
STK Simkaart van zaktelefoon T-MOBILE (5647017)
1
STK Simkaart van zaktelefoon VODAFONE (5647029)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde]toe tot een bedrag van € 892,- (achthonderdtweeënnegentig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 15 oktober 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van
[benadeelde], aan de Staat € 892,- (achthonderdtweeënnegentig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 15 oktober 2018, tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover dit bedrag al door of namens anderen is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 17 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en L. Dolfing, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 maart 2021.