ECLI:NL:RBAMS:2021:948

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 februari 2021
Publicatiedatum
9 maart 2021
Zaaknummer
8975019 KK EXPL 21-27
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over de geldigheid en handhaving van een concurrentiebeding in de arbeidsovereenkomst van een werknemer

In deze zaak heeft de besloten vennootschap DIQQ B.V. een kort geding aangespannen tegen een voormalige werknemer, aangeduid als [gedaagde], met als doel de handhaving van een concurrentiebeding te waarborgen. De werknemer was op 1 april 2018 in dienst getreden bij DIQQ en had een concurrentiebeding ondertekend dat hem verbood om na beëindiging van zijn dienstverband bij een concurrent te werken. Op 27 november 2020 heeft [gedaagde] zijn arbeidsovereenkomst opgezegd en is hij een nieuwe functie gaan vervullen bij Cygni Nederland B.V., een directe concurrent van DIQQ. DIQQ vorderde in het kort geding dat de kantonrechter [gedaagde] zou veroordelen tot nakoming van het concurrentiebeding en staking van zijn werkzaamheden bij Cygni.

Tijdens de zitting op 5 februari 2021 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. DIQQ stelde dat [gedaagde] met zijn werkzaamheden bij Cygni het concurrentiebeding overtrad, omdat hij gebruik maakte van kennis en ervaring die hij bij DIQQ had opgedaan. [gedaagde] voerde daarentegen aan dat zijn werkzaamheden bij Cygni wezenlijk anders waren en dat hij recht had op een schorsing van het concurrentiebeding. De kantonrechter oordeelde dat het concurrentiebeding geldig was en dat [gedaagde] dit overtrad. De rechter weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat DIQQ een reëel belang heeft bij handhaving van het concurrentiebeding, terwijl de belangen van [gedaagde] niet opwegen tegen dit belang.

De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot nakoming van het concurrentiebeding en hem opgedragen zijn werkzaamheden bij Cygni te staken. Tevens is er een dwangsom opgelegd voor elke dag dat hij in overtreding zou zijn. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. C.W. Inden, kantonrechter, op 12 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8975019 KK EXPL 21-27
vonnis van: 12 februari 2021
func.: 8622

vonnis van de kantonrechterkort geding

I n z a k e

de besloten vennootschap DIQQ B.V.

gevestigd te Amsterdam
eiseres in conventie, verweerster in reconventie
nader te noemen: DIQQ
gemachtigde: mr. N.Y. Solisa
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie, eiser in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M.A. Johanssen

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij dagvaarding van 20 januari 2021 heeft DIQQ een voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 5 februari 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Op voorhand heeft [gedaagde] producties toegestuurd en een tegenvordering aangekondigd. Deze is nadien nog gewijzigd. Namens DIQQ is ter zitting verschenen de heer [medewerker eiseres] , vergezeld door de gemachtigde en diens kantoorgenoot mr. L.H.F. Stuurop. [gedaagde] is met zijn gemachtigde verschenen. Partijen hebben ter zitting vragen beantwoord en hun standpunten toegelicht. De gemachtigden hebben pleitnotities overgelegd. Na verder debat is vonnis gevraagd en een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[gedaagde] is op 1 april 2018 in dienst getreden bij DIQQ in de functie van [functie] . Het bij DIQQ laatst verdiende salaris bedraagt € 3.500 bruto per maand, exclusief vakantiebijslag, bonus en andere emolumenten.
1.2.
De arbeidsovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
Artikel 15. GeheimhoudingDe werknemer is verplicht tot geheimhouding van alle vertrouwelijk te achten informatie die hij in het kader van deze overeenkomst van de werkgever of van de klanten van e werkgever heeft verkregen. Deze verplichting blijft ook gelden na het einde van de arbeidsovereenkomst.Artikel 16. ConcurrentieHet is de werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever niet toegestaan, na het eindigen van de arbeidsovereenkomst in enige vorm werkzaam te zijn of rechtstreeks of indirect betrokken te zijn bij activiteiten die gelijk of gelijksoortig zijn aan de activiteiten van de werkgever of aan haar gelieerde ondernemingen. Dit artikel betreft alleen werkzaamheden binnen IT Recruitment in een straal van 20 km van de centrale administratie van DIQQ B.V. Dit verbod geldt voor een periode van 12 maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
1.3.
Op 27 november 2020 zegde [gedaagde] de arbeidsovereenkomst op tegen
1 januari 2021. Op diezelfde dag sloot hij een arbeidsovereenkomst met Cygni Nederland B.V. (verder: Cygni), waar hij de functie van [functie] kreeg. Cygni is gevestigd te Amsterdam. Het salaris van [gedaagde] bij Cygni bedraagt € 5.000,00 per maand, exclusief vakantiebijslag.
1.4.
Partijen hebben vervolgens overleg gevoerd over beperking van het concurrentiebeding. In het bijzonder is gesproken over het aangaan van een relatiebeding met betrekking tot een aantal klanten van DIQQ, ter vervanging van het concurrentiebeding. Tot afspraken is het uiteindelijk niet gekomen. DIQQ heeft [gedaagde] vervolgens (onder meer) aangeboden bij haar terug te keren.
1.5.
[gedaagde] is inmiddels bij Cygni aan het werk.

Vordering en verweer in conventie en reconventie

2. DIQQ vordert – kort weergegeven – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot nakoming van het concurrentiebeding en staking van zijn werkzaamheden bij Cygni, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3. DIQQ stelt hiertoe dat zij en Cygni directe concurrenten zijn. Het werk dat [gedaagde] bij Cygni doet is ook hetzelfde als voorheen bij DIQQ. Daarbij kan hij gebruik maken van kennis en ervaring die hij bij DIQQ heeft opgedaan, onder meer ten aanzien van klanten en hun wensen, marges en tarieven.
4. [gedaagde] voert verweer. Volgens hem is van overtreding van het concurrentiebeding geen sprake, omdat hij bij Cygni een heel andere rol bekleedt. Ook moet de belangenafweging van artikel 7:653 lid 3 BW in zijn voordeel uitvallen. [gedaagde] krijgt een aanzienlijke salarisverbetering en heeft bij Cygni betere carrièreperspectieven.
5. In reconventie vordert [gedaagde] – na wijziging van eis – schorsing van het concurrentiebeding, althans gedeeltelijke schorsing en (voorwaardelijk) vergoeding van het inkomensverlies. DIQQ voert verweer in reconventie.

Beoordeling in conventie en reconventie

6. In dit kort geding dient te worden beoordeeld of de vordering van DIQQ in een bodemprocedure een zodanig kleine kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Gelet op de aard van de procedure behelst het navolgende niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.
Vallen de nieuwe werkzaamheden onder het concurrentiebeding?
7. Niet ter discussie staat dat partijen een rechtsgeldig concurrentiebeding zijn overeengekomen. [gedaagde] voert echter aan dat zijn werkzaamheden bij Cygni niet door het concurrentiebeding worden verboden. De kantonrechter volgt hem daarin niet.
8. Zowel DIQQ als Cygni brengt vraag en aanbod van IT personeel bij elkaar, zo blijkt uit de toelichting die partijen hebben gegeven. Het is daarbij van ondergeschikt belang of het personeel bij de bemiddelende uitlener (of een gelieerde vennootschap) in dienst is, of dat het personeel door bemiddeling rechtstreeks een arbeidsovereenkomst met de klant aangaat. Waar het immers steeds op neer komt, is dat de klant te kennen geeft op zoek te zijn naar IT-personeel en dat DIQQ en Cygni er voor zorgen dat dit personeel wordt aangeleverd. Daarmee is tenminste sprake van gelijksoortige werkzaamheden, zoals dat in het concurrentiebeding is omschreven. Naar het oordeel van de kantonrechter valt dit ook onder de algemene betekenis van het woord “recruitment” (“personeelswerving”, aldus Van Dale). De SBI-codering waaronder de ondernemingen in de Kamer van Koophandel staan ingeschreven is bij deze beoordeling niet van belang, het gaat om de daadwerkelijke werkzaamheden van de betrokken ondernemingen.
9. De stelling van [gedaagde] dat hij zich in zijn nieuwe functie niet meer met recruitment bezig houdt wordt eveneens verworpen. Die stelling heeft [gedaagde] ter zitting toegelicht door uit te leggen dat hij enkel IT-personeel dat bij Cygni zelf in dienst is bij klanten plaatst. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen valt ook dat onder het bij elkaar brengen van vraag en aanbod van personeel en dus onder de noemer “recruitment”. Dat [gedaagde] nu als functie Business Development Manager heeft maakt het oordeel niet anders, nu het gaat om de werkzaamheden die hij feitelijk verricht.
10. Uitgangspunt is dus dat [gedaagde] op dit moment het concurrentiebeding overtreedt.
Schorsing concurrentiebeding?
11. Vervolgens is de vraag of er aanleiding bestaat het concurrentiebeding te schorsen. De kantonrechter kan een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk schorsen (vooruitlopend op vernietiging in een bodemprocedure) als - in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever - de werknemer door het concurrentiebeding onbillijk wordt benadeeld.
12. Daarmee komt de kantonrechter toe aan een afweging van de belangen van partijen. De volgende omstandigheden spelen daarbij een rol. DIQQ heeft er belang bij haar klantenkring te beschermen, nu Cygni zich op dezelfde markt beweegt. Dat [gedaagde] die klantenkring kent, net als de met die klanten gemaakte afspraken, overeengekomen marges en tarieven, is niet betwist. Daarbij is van belang dat ook niet weersproken is dat DIQQ inmiddels een stevige positie heeft verworven, terwijl Cygni de markt wil veroveren. Voorts heeft [gedaagde] zelf de arbeidsovereenkomst opgezegd, zonder dat hij wist of DIQQ hem aan zijn concurrentiebeding zou houden. Daarbij heeft DIQQ [gedaagde] bovendien gelegenheid geboden te kiezen voor wederindiensttreding. Hier staat het belang van [gedaagde] bij een vrije arbeidskeuze tegenover. [gedaagde] krijgt bij Cygni een hoger salaris, maar daarmee is nog niet gezegd dat positieverbetering binnen DIQQ niet tot de mogelijkheden behoorde. Gesteld noch gebleken is dat voor [gedaagde] positieverbetering binnen DIQQ besproken is.
13. Gelet op het voorgaande is voldoende aannemelijk geworden dat sprake is van een reële bedreiging van de bedrijfsbelangen van DIQQ, die in dit geval een beroep op het concurrentiebeding rechtvaardigen, en voorts dat het belang van DIQQ bij handhaving van dat beding zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] bij schorsing ervan. Duur en bereik van het concurrentiebeding acht de kantonrechter ook proportioneel, waarbij tot uitgangspunt is genomen dat de duur tot 1 jaar is beperkt, het bereik tot 20 kilometer vanaf de vestiging van DIQQ in Amsterdam en de inhoud van het beding tot IT-recruitment.
Vergoeding
14. De kantonrechter is van oordeel dat er geen reden is om op grond van artikel 7:653 lid 5 Burgerlijk Wetboek een vergoeding aan [gedaagde] toe te kennen, zoals subsidiair gevorderd. Onvoldoende gebleken is dat het voor [gedaagde] onmogelijk is een gelijkwaardige betrekking te vinden voor de duur van het concurrentiebeding, waarbij van belang is dat het beding geografisch en naar branche is beperkt. Bovendien is hem door DIQQ aangeboden opnieuw in dienst te treden.
Conclusie
15. Nu uit het vorenstaande volgt dat [gedaagde] tegenover DIQQ verplicht is het concurrentiebeding na te leven, terwijl hij dat op dit moment niet doet, zal hij daartoe worden veroordeeld. Gelet op de aard van de in het geding zijnde belangen heeft DIQQ belang bij een dwangsom op een overtreding van het uit te spreken verbod. Er bestaat aanleiding om de dwangsom te beperken en een maximum te bepalen voor de te verbeuren dwangsommen.
16. Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.
16. Nu [gedaagde] in conventie en reconventie in het ongelijk wordt gesteld, zal hij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten in reconventie zullen op nihil worden gesteld, nu het partijdebat in reconventie grotendeels samen is gevallen met dat in conventie.

BESLISSING

De kantonrechter:
In conventie:
veroordeelt [gedaagde] tot nakoming van het met DIQQ overeengekomen concurrentiebeding en veroordeelt [gedaagde] zijn werkzaamheden voor Cygni en/of aan Cygni verbonden ondernemingen te staken en gestaakt te houden gedurende de resterende looptijd van het concurrentiebeding;
bepaalt dat [gedaagde] bij iedere overtreding van de veroordeling onder I een dwangsom verbeurt van € 2.500,00 per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, met een maximum van € 25.000,00;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van DIQQ begroot op:
exploot € 87,61
salaris € 600,00
griffierecht € 126,00
-----------------
totaal € 813,61
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
In reconventie:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot vandaag begroot op nihil;
In conventie en in reconventie:
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2021 in aanwezigheid van de griffier.