ECLI:NL:RBAMS:2021:911

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
8 maart 2021
Zaaknummer
13/120613-19 (A), 13/239240-20 (B), 13/267995-20 (C), 13/268051-20 (D) en 13/741060-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordelingen voor bedrijfs- en woninginbraken met vrijspraak voor bepaalde onderdelen

Op 3 maart 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere inbraken en geweldpleging. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor openlijk geweld tegen een persoon op 16 mei 2019, diefstal in vereniging van laptops uit een bedrijfspand van Booking.com tussen 30 maart en 3 april 2020, en diefstal uit een woning op 17 september 2020. De rechtbank heeft echter de verdachte vrijgesproken van de braakhandelingen in de zaken B en D, omdat er onvoldoende bewijs was voor deze onderdelen van de tenlastelegging. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de benadeelde partij [naam manege] volledig in zijn vordering is ontvangen, terwijl de vorderingen van [persoon 2] en [persoon 3] niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten, geen bijzondere voorwaarden opgelegd krijgt, omdat het initiatief voor hulp bij de verdachte zelf moet liggen.

Uitspraak

Verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer vordering tul: 13.741060.17
Parketnummer: 13.120613.19
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/120613-19 (A), 13/239240-20 (B), 13/267995-20 (C), 13/268051-20 (D) en 13/741060-17 (tul)
Datum uitspraak: 3 maart 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende op het adres [adres 1] , [plaats 1] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting 17 februari 2021.
De rechtbank heeft de vier zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, ter terechtzitting van 23 december 2020 gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A, zaak B, zaak C en zaak D aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. P. Sholeh, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.L. van Gaalen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – na wijziging ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
Ten aanzien van zaak A:
Op 16 mei 2019 in Amsterdam openlijk in vereniging geweld plegen tegen [persoon 1] , terwijl het door verdachte gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft.
Ten aanzien van zaak B:
In of omstreeks de periode van 30 maart 2020 tot en met 3 april 2020 diefstal in vereniging door middel van braak en/of een valse sleutel uit een bedrijfspand van Booking.com, gelegen aan de [adres 2] in Amsterdam, van 70 laptops.
Ten aanzien van zaak C:
Op 17 september 2020 diefstal door middel van braak uit een woning van [persoon 2] en [persoon 3] , gelegen aan de [adres 3] in [plaats 2] , van meerdere goederen.
De rechtbank leest de naam “ [persoon 3] ” verbeterd als “ [persoon 3] ”, nu uit de aangifte en de vordering benadeelde partij blijkt dat hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.
Ten aanzien van zaak D:
Op 21 juli 2020 diefstal door middel van braak uit een bedrijfspand van [naam manege] , gelegen aan de [adres 4] in Amsterdam, van twee laptops.
De tekst van de integrale tenlasteleggingen is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van zaak D heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd voor zover het ziet op de braakhandelingen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de in zaak B, zaak C en zaak D ten laste gelegde feiten en heeft zich ten aanzien van het bewijs voor de ten laste gelegde openlijk geweldpleging in zaak A gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van zaak B heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld welke goederen bij Booking.com zijn weggenomen, omdat de enkele gelijkenis met laptops daartoe onvoldoende is. Uit de aangifte blijkt bovendien dat er op vijf data goederen uit het gebouw zijn weggenomen, terwijl de politie maar van drie data de camerabeelden heeft bekeken. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat dit telkens dezelfde personen betreffen. Ook kan niet worden aangetoond dat deze camerabeelden daadwerkelijk betrekking hebben op de diefstal, nu de camera’s zijn gesitueerd in het trappenhuis en de centrale ingang. Dat sprake is van enige gelijkenis tussen verdachte en de persoon op de camerabeelden is onvoldoende om met zekerheid vast te stellen dat verdachte degene is die op de camerabeelden te zien is.
Wat betreft zaak C heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de persoon die op de camerabeelden te zien is daadwerkelijk de woning binnengaat op het moment dat hij uit beeld verdwijnt. De gelijkenis van de persoon op de beelden met verdachte is niet zodanig dat kan worden vastgesteld dat verdachte degene op de camerabeelden is.
Ten aanzien van zaak D heeft de raadsman primair aangevoerd dat verdachte niet de persoon is op de beelden. Er is geen aanvullend bewijs van enige betrokkenheid van verdachte bij dit feit. Subsidiair heeft de raadsman verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de tenlastegelegde braakhandelingen omdat daarvan niets uit het dossier blijkt.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van zaak A:
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte op 16 mei 2019 in Amsterdam openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [persoon 1] , terwijl dit gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de processen-verbaal van bevindingen, de beschrijving van de camerabeelden en de verklaring van verdachte. De rechtbank spreekt verdachte vrij van het insluiten en omcirkelen van [persoon 1] , omdat het daarvoor onvoldoende bewijs is.
Ten aanzien van zaak B:
Uit een gebouw van Booking.com gelegen aan de [adres 2] in Amsterdam zijn, gelet op de aangifte, op verschillende momenten tussen 29 maart en 4 april 2020 meerdere laptops gestolen. De diefstal is vastgelegd door camera’s in het gebouw. Op de stills van de camerabeelden is te zien dat er op 1 en 3 april 2020 door NN1 en NN2 goederen - die blijkens het proces-verbaal van bevindingen lijken op laptops – uit het gebouw worden weggenomen. Verdachte is door meerdere verbalisanten aan de hand van stills van de camerabeelden van 1 april 2020 en 3 april 2020 herkend als zijnde NN1. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan deze herkenningen en vindt op grond van het voorgaande bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal in vereniging van laptops uit een gebouw van Booking.com. De rechtbank overweegt dat op basis van de beschrijving van de camerabeelden dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en NN2 bij het plegen van de diefstal om te kunnen spreken van medeplegen. Zowel op 1 april 2020 als op 3 april 2020 is verdachte samen met een ander, waarbij het voor het medeplegen niet van belang is of verdachte op beide dagen met dezelfde medeverdachte in het gebouw van Booking.com geweest en waarbij op beide dagen door beide verdachten goederen zijn gestolen.
De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen dat er braakhandelingen zijn verricht of dat verdachte zich de toegang tot het gebouw heeft verschaft door middel van een valse sleutel. De rechtbank spreekt verdachte daarom partieel vrij van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van zaak C:
Op 17 september 2020 zijn uit een woning gelegen aan de [adres 3] in [plaats 2] meerdere (designer)goederen weggenomen. De deur van de woning was samen met de sponning volledig ingetrapt. Door [persoon 2] is, mede namens [persoon 3] , aangifte gedaan en zijn er camerabeelden van het restaurant [naam restaurant] ter beschikking gesteld. Hierbij geeft camera 1 beeld weer van de openbare weg tot net voorbij het perceel [adres 3] .
Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat op 17 september 2020 een persoon om 12:29:04 uur het portiek van [adres 3] in gaat. Om 12:39:03 uur komt getuige [persoon 4] uit het portiek van dit perceel. De persoon die om 12:29:04 uur het portiek in ging komt vervolgens met twee tassen in zijn linkerhand om 12:39:17 uur uit voornoemd portiek. De getuige [persoon 4] heeft verklaard dat hij de camerabeelden heeft gezien en dat hij de persoon op de beelden heeft herkend als degene die hij in de hal van nummer [nummer] heeft zien staan.
Naar aanleiding van deze camerabeelden hebben vijf verbalisanten een proces-verbaal van herkenning opgemaakt, waaruit blijkt dat verdachte de persoon op de beelden is. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan deze herkenningen. De camerabeelden zijn van goede kwaliteit en de persoon is voldoende zichtbaar in beeld om op basis daarvan iemand te kunnen herkennen. De herkenningen zijn uitgebreid gemotiveerd (door het noemen van specifieke persoonskenmerken) en hebben plaatsgevonden aan de hand van zowel de stills als de bewegende camerabeelden.
De rechtbank vindt daarom bewezen dat verdachte zich aan het ten laste gelegde schuldig heeft gemaakt.
Ten aanzien van zaak D:
Op 5 augustus 2020 heeft de (mede-)eigenares van [naam manege] , gevestigd aan de [adres 4] in Amsterdam, aangifte gedaan van een diefstal met braak gepleegd op 21 juli 2020 waarbij twee laptops zijn weggenomen. Op camerabeelden is te zien dat een persoon op 21 juli 2020 het kantoor van [naam manege] betreedt, twee laptops in een boodschappentas doet en het kantoor vervolgens omstreeks 11:49 uur met de boodschappentas en inhoud verlaat. De persoon op de camerabeelden wordt door vijf verbalisanten herkend als verdachte. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan deze herkenningen. De rechtbank constateert dat de beelden van goede kwaliteit zijn en de persoon duidelijk zichtbaar is in beeld. De verbalisanten geven gemotiveerd aan op basis van welke specifieke persoonskenmerken zij verdachte herkennen als zijnde de persoon op de beelden.
De rechtbank vindt gelet op voorgaande diefstal van twee laptops uit een bedrijfspand van [naam manege] bewezen. De rechtbank spreekt verdachte vrij van de ten laste gelegde braakhandelingen nu daarvan niets uit het dossier blijkt.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van zaak A:
op 16 mei 2019 te Amsterdam openlijk, te weten aan het Wachterliedplantsoen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, geweld heeft gepleegd tegen
[persoon 1] , welk geweld bestond uit
- het op een dreigende wijze op voornoemde [persoon 1] aflopen en
- het vasthouden en vastpakken van voornoemde [persoon 1] en
- het in het gezicht slaan en stompen van voornoemde [persoon 1]
terwijl dit door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een bloeduitstorting en een rode verkleuring bij zijn rechteroog, voor voornoemde [persoon 1] ten gevolge heeft gehad.
Ten aanzien van zaak B:
in de periode van 30 maart 2020 tot en met 3 april 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander laptops, die toebehoorden aan Booking.com, heeft weggenomen uit een gebouw, gelegen aan de [adres 2] , met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Ten aanzien van zaak C:
op 17 september 2020 te [plaats 2] , uit een woning gelegen aan de [adres 3] , meerdere goederen, te weten
- een Macbook, goudkleurig en een oplader en
- een Louis Vuiton tas model 'Never Full', initialen […] in goudkleur gegraveerd in
het handvat en
- een Porsche Design zonnebril, model P8478 en
- een Rayban zonnebril, model 'aviator' en
- een Gucci zonnebril en
- een box van Bose, model 'Soundlink Mini II' en
- een witte strandtas van LL Bean, met de initialen […] en
- een Secrid portemonnee, zilverkleurig met inhoud, te weten:
- een Nederlands rijbewijs en
- diverse bankpassen en
- diverse overige pasjes en
- ongeveer 30 designer zonnebrillen van verschillende merken en
- een Gucci horloge, serie G-timeless en
- een Tissot horloge,
die toebehoorden aan [persoon 2] en/of [persoon 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van zaak D:
op 21 juli 2020 te Amsterdam uit een bedrijf, te weten [naam manege] , gelegen aan de [adres 4] ,
- een zwarte Lenovo, type Yoga, laptop en
- een zwarte Lenovo, type onbekend, laptop,
die toebehoorden aan [naam manege] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren wordt opgelegd. Daarbij heeft de officier van justitie oplegging gevorderd van de in het reclasseringsrapport van 5 januari 2021 geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt te nemen en een groot strafdeel voorwaardelijk op te leggen. Daarbij heeft de raadsman verzocht de geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks strafbare feiten. De gepleegde diefstallen en de woninginbraak zijn brutaal en ingrijpend voor de aangevers. Verdachte is zeer berekenend te werk gegaan en lijkt de locaties doelbewust uit te kiezen. Het betreffen ernstige feiten die voor veel schade en overlast zorgen. Verdachte heeft alleen oog voor zijn eigen financiële gewin en toont geen blijk van enig respect voor andermans goederen of lichamelijke integriteit. Zowel het geweldsincident als de vermogensdelicten veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid. De rechtbank rekent verdachte met name de woninginbraak zwaar aan, omdat een woning bij uitstek de plek is waar iemand zich veilig moet voelen.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van deze vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder laten meewegen dat oplegging van een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de gepleegde feiten.
Verdachte is gelet op zijn strafblad een veelvuldig recidivist. Hij heeft zich kennelijk niets aangetrokken van eerdere veroordelingen voor vermogensdelicten en al veel kansen gehad. De rechtbank is van oordeel dat het initiatief voor het krijgen van hulp nu bij verdachte zelf moet liggen. Indien verdachte intrinsiek is gemotiveerd tot een gedragsverandering, dan zijn er voor hem vanuit detentie mogelijkheden om dat met behulp van instanties te bewerkstelligen. De rechtbank ziet gelet op voorgaande geen reden om een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld bijzondere voorwaarden op te leggen.

8.De vorderingen benadeelde partij

Ten aanzien van zaak C
De benadeelde partij [persoon 2] vordert € 3.342,- aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [persoon 3] vordert € 3.760,- aan materiële schade en € 1.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de materiële schade van beide benadeelde partijen volledig zal worden toegewezen, waarbij wel een afschrijving van de laptop ten aanzien van [persoon 2] in aanmerking dient te worden genomen. De officier van justitie heeft eveneens gevorderd om aan beide benadeelde partijen € 1.000,- aan immateriële schade toe te kennen en het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 17 september 2020 en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft primair verzocht de vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren, gelet op de manier waarop de vorderingen zijn aangeleverd, de beperkte onderbouwing daarvan en omdat van de (designer)goederen de afschrijving dient te worden verdisconteerd.
De rechtbank zal de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaren in hun vorderingen. De behandeling van de vorderingen levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vorderingen niet voldoende zijn onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partijen kunnen hun vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van zaak D
De benadeelde partij [naam manege] vordert € 517,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de afzonderlijk genoemde bedragen in de vordering, respectievelijk € 369,- en € 799,- voor de laptops en € 69,- voor de office software dient te worden toegewezen exclusief 21 % BTW. Dit omdat het onduidelijk is waar het bedrag onder de streep, namelijk de gevorderde € 517,-, vandaan komt. De officier van justitie heeft eveneens gevorderd het totale bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2020 en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren wegens de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat enkel het gevorderde bedrag, namelijk € 517,-, dient te worden toegewezen.
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank zal de vordering tot materiële schadevergoeding (geheel) tot een bedrag van € 517,- toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
In het belang van [naam manege] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

9.De vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling

9.1
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Op 11 juli 2017 is verdachte door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank in de zaak met parketnummer 13/741060-17 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Daarbij is de voorwaarde opgelegd dat hij voor het einde van de proeftijd van twee jaren geen strafbaar feit pleegt.
9.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat niet is gebleken dat de akte van de vordering aan verdachte is betekend.
9.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk, omdat uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat deze uitspraak nog niet onherroepelijk is. Mocht deze strafzaak wel onherroepelijk zijn dan dient de officier niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging omdat de akte van de vordering niet aan verdachte is betekend.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 63, 141, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft
Ten aanzien van zaak B:
diefstal door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van zaak C:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Ten aanzien van zaak D:
diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die
straf in mindering gebracht zal worden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [persoon 2]
Verklaart [persoon 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [persoon 3]
Verklaart [persoon 3] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij [naam manege]
Wijst de vordering van de benadeelde partij geheel toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij, [naam manege] , van een bedrag van
517 euro (zegge: vijfhonderdzeventien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 21 juli 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening. Voormeld bedrag bestaat uit € 517,- materiële schade.
Veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op
nihil.
Veroordeelt verdachte verder in de ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken
kosten.
Schadevergoedingsmaatregel:
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [naam manege] van een bedrag van € 517,- te vermeerderen met de wettelijke rente
daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade d.d. 21 juli 2020 tot aan de
dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal kan hiervoor 10 dagen
gijzeling worden opgelegd. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor genoemde
betalingsverplichting niet op.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij
heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer: 13/741060-17
De rechtbank verklaart de vordering niet-ontvankelijk. Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Oldekamp, voorzitter,
mrs. M.A.E. Somsen en J. van Zijl, rechters,
in tegenwoordigheid mr. K. Kanters, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 maart 2021.
[…]