Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek op zitting
2.Tenlastelegging
3.Waardering van het bewijs
kanzijn. [verdachte] zelf verklaart hierover van meet af aan dat het moment waarop hij vóór de ingang van het flatgebouw een beweging maakt in de richting van [slachtoffer] niet het fatale steekmoment is, zoals de politie stelt. Ook vrienden van [slachtoffer] die op dat moment in de portiek staan, verklaren niet dat zij zien dat [verdachte] daar zijn mes trekt. Dat [slachtoffer] op een later moment dodelijk is getroffen – op het moment dat hijzelf, [medeverdachte] en [verdachte] zich achter het busje bevinden – is aannemelijk, omdat het gevecht enkele seconden later plotseling stopt.
19.12.01 uur). Op de parkeerplaats nabij het flatgebouw staat een groepje jongens. Ook de getuigen [getuige 2] en [getuige 1] , die later bij de politie een verklaring hebben afgelegd, stonden daar.
19.12.14 uur). [slachtoffer] komt als derde uit de lift en heeft een groot mes in zijn hand (
19.12.17 – 19.12.18 uur). [slachtoffer] is daarna een aantal seconden niet zichtbaar. Hij is nog binnen in de portiek, maar bevindt zich buiten het bereik van de camera’s.
19.12.14 uur). De schimmen bewegen richting de ingang van het flatgebouw. Daarna maken de schimmen een beweging naar achteren, terug de portiek in (
19.12.19 uur).
19.12.20 tot 19.12.24 uur). [medeverdachte] en [verdachte] komen aan bij de ingang van de portiek (
19.12.24 uur). [medeverdachte] houdt zijn rechterhand aan de rechterkant van zijn lichaam, ter hoogte van zijn broeksband (
19.12.25 uur). Vervolgens stapt [medeverdachte] de drempel over, kijkt naar rechts en grijpt naar zijn rechterheup dan wel broeksband (
19.12.26 uur); [verdachte] staat rechts van [medeverdachte] . Vervolgens draait [medeverdachte] zijn lichaam naar rechts, met zijn gezicht in de richting van het muurtje in de portiek (
19.12.27 uur). [verdachte] loopt naar rechts, de portiek in. Daarna maakt [medeverdachte] met zijn bovenlijf een halve draai terug naar links, zodat zijn bovenlichaam weer naar voren is gericht (
19.12.28 uur). Hij houdt een groot mes vast in zijn rechterhand. [verdachte] loopt verder naar rechts. [medeverdachte] loopt achterwaarts naar buiten met zijn mes in zijn hand (
19.12.28 - 19.12.29 uur).
19.12.29 uur). Op datzelfde moment loopt [medeverdachte] verder achterwaarts naar buiten met zijn mes in zijn hand. Het mes van [medeverdachte] is naar beneden gericht. De afstand tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] is op dat moment ongeveer 1,5 meter tot 2 meter. [verdachte] bevindt zich op dat moment in de portiek, maar is uit beeld verdwenen.
19.12.30 uur). [slachtoffer] rent op dat moment naar buiten; tegelijkertijd richt [medeverdachte] zijn mes recht naar boven.
19.12.31 uur). [slachtoffer] is dan buiten en houdt zijn mes in zijn hand. Hij rent in de richting van [medeverdachte] . [verdachte] bevindt zich in de portiek en rent naar buiten achter [medeverdachte] en [slachtoffer] aan. [verdachte] ziet [slachtoffer] op zijn rug en brengt met gestrekte arm zijn rechterhand naar de nek van [slachtoffer] (
19.12.31 uur, te zien op camera ‘Rood buiten-1’).
19.12.32 uur, ‘Buitendeur-1’). [verdachte] heeft zijn arm gestrekt naar voren in de richting van [slachtoffer] . Hij houdt een mes vast. Het mes bevindt zich in de buurt van het bovenlijf van [slachtoffer] . Vervolgens zijn ook [verdachte] en [slachtoffer] uit het beeld verdwenen (
19.12.33 uur).
19.12.34 uur) en komt vrijwel meteen overeind; [medeverdachte] beweegt dan zijn mes naar boven. Vervolgens kijkt [slachtoffer] kort achterom in de richting van de ingang van het flatgebouw (
19.12.35 uur); [medeverdachte] rent op dat moment weg van [slachtoffer] .
19.12.36 uur). Ook [verdachte] verdwijnt uit beeld achter het geparkeerde busje.
19.12.39 uur). Hij rent in dezelfde richting, bij de ingang van het flatgebouw vandaan. Ook [slachtoffer] komt in beeld. Met zijn mes maakt [slachtoffer] een zwaaiende beweging in de richting van [medeverdachte] (
19.12.40 uur). [slachtoffer] blijft met zijn mes zwaaiende bewegingen maken in de richting van [medeverdachte] . [verdachte] loopt met een boog om [medeverdachte] en [slachtoffer] heen (
19.12.41 uur). [slachtoffer] blijft op dezelfde plek staan (
19.12.42 uur); [verdachte] en [medeverdachte] rennen weg.
4.Bewezenverklaring
5.Strafbaarheid van het feit en van verdachte
kunnen, maar zich daaraan ook had
moetenonttrekken. Bij de verwerping van een beroep op noodweer kan dus niet worden volstaan met het enkele argument dat de verdachte zich aan de aanranding had kunnen onttrekken.
chillde– of dat zelfs al veel eerder wist en er sprake was van een
set up- en dat de groep jongens op de parkeerplaats bij [slachtoffer] hoorde, zoals de raadsvrouw aanvoert, volgt niet uit het dossier. Die omstandigheden zijn niet aannemelijk geworden. Dat [naam 1] zich voor de ingang positioneert en de vluchtroute bewaakt is evenmin aannemelijk geworden. Op de camerabeelden is te zien dat [naam 1] enige tijd ter hoogte van de ingang staat en later met het gevecht tussen [medeverdachte] en [slachtoffer] ‘meebeweegt’. [naam 1] staat echter op zo’n afstand, namelijk op de rijbaan, dat daarvan niet kan worden gezegd dat hij zich strategisch opstelt, zoals de raadsvrouw lijkt te willen zeggen.
wijzevan verdediging, namelijk van achteren op [slachtoffer] afrennen en hem met kracht proberen in zijn schouder te steken. Zoals de rechtbank al onder 3.4.3 heeft besproken heeft [verdachte] daarmee het risico dat hij [slachtoffer] op een andere (dodelijke) plek zou raken bewust aanvaard. Deze wijze van verdedigen staat niet in redelijke verhouding tot de ernst van de aanval die van [slachtoffer] uitging. De rechtbank is van oordeel dat er geen sprake was van acuut levensgevaar voor [medeverdachte] , die zelf ook een mes had getrokken en recht tegenover [slachtoffer] stond. De aanval van [slachtoffer] had op een minder ingrijpende manier gestopt kunnen en moeten worden. Van [verdachte] kon in redelijkheid worden verlangd dat hij zou hebben gekozen voor een minder ingrijpende verdedigingswijze waarbij kon worden uitgesloten (of de kans in ieder geval veel kleiner was) dat [slachtoffer] het leven zou laten. Zo had hij [slachtoffer] bijvoorbeeld in zijn been of arm kunnen steken.
6.Motivering van de straf en maatregel
7.Vorderingen van de benadeelde partijen en hun standpunt daarover
[nabestaande 2]rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde.
ten hoogste50 procent kan worden geschat. Dat brengt mee dat de hiervoor besproken schadeposten die voldoende onderbouwd worden geacht zullen worden verminderd met 50 procent. De beoordeling van de vraag of de schadevergoedingsplicht met een lager percentage dan 50 procent dient te worden verminderd, levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op en hoort bij de burgerlijke rechter thuis. In zoverre zullen de vorderingen eveneens deels niet-ontvankelijk worden verklaard. Dat laatste geldt niet voor de begroting van de proceskosten, nu deze niet als schade in de zin van de artikel 6:95 e.v. BW kunnen worden aangemerkt.
8.Toepasselijke wettelijke voorschriften
9.Beslissing
[verdachte]daarvoor strafbaar.
jeugddetentievan
20 (twintig) maanden.
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.