In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen [eiseres] en het algemeen bestuur van het Waterschap Amstel, Gooi en Vecht over het waterpeilbesluit 55.1-3 in het kader van het Watergebiedsplan Holland, Sticht Voorburg Oost. Het waterschap heeft van 16 november 2018 tot en met 27 december 2018 het ontwerp van het watergebiedsplan ter inzage gelegd, waarna [eiseres] een zienswijze heeft ingediend. Op 19 september 2019 heeft het waterschap het definitieve watergebiedsplan vastgesteld, waartegen [eiseres] beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft op 16 december 2020 de zitting gehouden, waarbij partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
De rechtbank overweegt dat het hoofddoel van het watergebiedsplan is om een watersysteem te realiseren met schoon en voldoende water. Het waterschap heeft beoordelingsvrijheid bij het vaststellen van peilbesluiten, en de rechtbank kan niet zelf oordelen over de hoogte van het peil. [Eiseres] stelt dat het door haar gewenste flexpeil van -1,35 m NAP niet wordt gelegaliseerd, wat volgens haar leidt tot schade aan de flora en fauna op haar landgoed. Het waterschap heeft echter betoogd dat een lager waterpeil negatieve gevolgen heeft voor de waterkwaliteit.
De rechtbank concludeert dat het waterschap in redelijkheid tot het vastgestelde waterpeil heeft kunnen komen en dat het beroep van [eiseres] ongegrond is. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.