In deze zaak vorderde [eiseres], in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar zoon [zoon], een schadevergoeding van de stichting Orion, een instelling voor openbaar speciaal onderwijs, wegens studievertraging die [zoon] had opgelopen. [zoon], geboren op [geboortedag] 2004, had een eetstoornis en was na zijn tweede schooljaar op het [college] overgeplaatst naar speciaal onderwijs. De procedure begon met een dagvaarding op 18 maart 2020, gevolgd door een mondelinge behandeling op 28 januari 2021. De kantonrechter moest beoordelen of Orion zijn zorgplicht had geschonden door geen tijdig onderwijs aan [zoon] aan te bieden en of deze schending had geleid tot de studievertraging.
De kantonrechter concludeerde dat Orion niet aansprakelijk was voor de studievertraging. De rechter oordeelde dat Orion binnen de wettelijke termijn van tien weken had beslist over de toelating van [zoon] en dat er geen plek was in de klas. Bovendien was [zoon] nog ingeschreven bij het [college] en volgde hij daar onderwijs. De kantonrechter stelde vast dat Orion niet had kunnen weten dat [zoon] geen onderwijs volgde en dat de zorgplicht van een onderwijsinstelling niet zo ver reikt dat zij informatie over instroommogelijkheden moet geven als er geen signalen zijn dat een leerling onderwijs mist. De vordering van [eiseres] werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten.