In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad voor Rechtsbijstand Amsterdam. De eiser had een aanvraag voor een toevoeging ingediend, die door de verweerder was afgewezen op basis van het argument dat er sprake was van hetzelfde rechtsbelang als in een eerder verleende toevoeging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag onvoldoende zorgvuldig was voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank oordeelde dat de verweerder niet had gekeken naar het doel en het beoogde eindresultaat van de rechtsbijstand, wat essentieel is voor de beoordeling van het rechtsbelang. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een doorlopend geschil, maar van twee verschillende rechtsbelangen: het behoud van de arbeidsovereenkomst in de ontslagprocedure en de doorbetaling van het loon in de loonvorderingsprocedure. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om alsnog een toevoeging te verstrekken aan de eiser. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser en moest het betaalde griffierecht worden vergoed. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en motivatie bij besluiten van de Raad voor Rechtsbijstand.