7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een ripdeal en een poging tot doodslag, waarbij met een automatisch vuurwapen is geschoten, om deze ripdeal gemakkelijk te maken. Daarnaast heeft hij in zijn woning een pistool en munitie voorhanden gehad. Met name feit 1 is een zeer ernstig feitencomplex dat een grote inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer heeft veroorzaakt. De elleboog van het slachtoffer is verbrijzeld en hij zal zijn arm niet meer volledig kunnen gebruiken. Het is niet aan verdachte of de medeverdachten te danken dat de afgevuurde kogel geen vitaal orgaan heeft geraakt. Daarnaast heeft dit incident ook voor grote maatschappelijke onrust gezorgd, omdat het overdag in een parkeergarage van een bewonerscomplex heeft plaatsgevonden, waar ook gezinnen met kinderen woonden. Enkele minuten na het schietincident kwam een getuige met zijn twee jonge kinderen uit de lift op de plaats delict. Als deze getuige een paar minuten eerder uit de lift was gekomen, was hij ooggetuige geweest van het delict en liepen hij en zijn kinderen mogelijk zelf gevaar, omdat kogels ook een ander dan het beoogde doelwit kunnen raken. Ook een andere getuige reed kort na het incident de parkeergarage uit met zijn kind. Dit incident had dan ook, voor zowel het slachtoffer als omstanders, heel anders kunnen aflopen. De rechtbank rekent verdachte dit zwaar aan.
Daarnaast zorgen ripdeals en het (doorgaans zware) geweld dat daarmee gepaard gaat, in hun algemeenheid ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Met name in Amsterdam vormt drugscriminaliteit en de daarmee verband houdende delicten een groot maatschappelijk probleem.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie (het strafblad) van verdachte d.d. 17 februari 2021. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor feiten betreffende de Opiumwet. De rechtbank beschouwt dit als soortgelijke feiten, omdat feit 1 (de ripdeal) ook betrekking heeft op het drugsmilieu.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op het reclasseringsrapport van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering d.d. 19 mei 2020, opgemaakt door [naam 3] . Hieruit blijkt dat verdachte als ongewenst vreemdeling geen recht heeft op verblijf in Nederland en dat daarmee geen invulling kan worden gegeven aan reclasseringstoezicht.
Vanuit de oogpunten van vergelding en algemene en speciale preventie en gezien de ernst van de feiten, kan het bewezen verklaarde naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet anders worden bestraft dan met een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal daarbij voor feit 1 een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar als uitgangspunt nemen, mede gelet op de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Het plegen van feit 2 en de eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten vormt voor de rechtbank echter aanleiding om de straf voor verdachte verder te verhogen.
Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
58789891 (vuurwapen)
5878991 (patronen)
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde] vordert ten aanzien van feit 1 € 1.246,07 aan vergoeding van materiële schade en € 15.000 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering in zijn geheel kan worden toegewezen.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de vordering tot immateriële schadevergoeding aangevoerd dat de psychische schade niet is onderbouwd middels een rapportage, terwijl [benadeelde] bij de politie heeft aangegeven dat hij niet bang was om dood te gaan en dat het voelde alsof hij een paintball tegen zich aan kreeg. Daarnaast is [benadeelde] als drugsdealer zelf ook niet van onbesproken gedrag. Dit moet in negatieve zin doorwerken in de hoogte van de gevorderde immateriële schade. Ten aanzien van de vordering tot materiële schadevergoeding heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De vordering tot materiële schadevergoeding bestaat uit € 200,00 voor kleding, € 90,00 voor verblijf in het ziekenhuis en € 956,07 aan medische kosten. Dit deel van de vordering is niet betwist en is naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate onderbouwd om voor toewijzing in aanmerking te komen. De vordering tot materiële schadevergoeding zal dan ook worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De vordering tot immateriële schadevergoeding bestaat uit vergoeding in verband met psychische klachten, het blijvend verlies van kracht in de rechterarm waardoor de benadeelde partij voor 30% arbeidsongeschikt is verklaard en het ontstaan van een ontsierend litteken op de rechterarm.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de immateriële schadevergoeding het volgende: De benadeelde partij is in zijn arm geschoten en het is evident dat hij daar veel pijn en blijvende immobiliteit van heeft ondervonden en nog steeds ondervindt, zoals ook blijkt uit zijn medisch dossier. Het is daarnaast aannemelijk dat hij ook psychische klachten heeft opgelopen als gevolg van de ripdeal, gezien de aard van het delict. Van eigen schuld is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, mede gelet op het feit dat [benadeelde] eerder met [naam 2] zou hebben afgesproken en dat hij zelf niet gewapend was. Het risico op forse fysieke en psychische schade komt in een dergelijk geval niet voor rekening van de benadeelde partij.
De vordering komt de rechtbank geheel toewijsbaar voor, mede gelet op de jurisprudentie die in de vordering is aangehaald. De door de verdediging aangehaalde jurisprudentie, waarin een veel lager bedrag is toegewezen, is niet vergelijkbaar omdat de benadeelde partij in die zaken niet geraakt is door de afgeschoten kogels. Het gehele bedrag van € 15.000 zal dan ook worden toegewezen. Het bedrag zal tevens worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [benadeelde] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 bewezen geachte feiten is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 16.246,07 (zestienduizend tweehonderd zesenveertig euro en zeven cent).