ECLI:NL:RBAMS:2021:830

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
8879563 CV EXPL 20-20673
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van aankoopbedrag voor niet ontvangen unieke munt

In deze zaak vordert de eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. A. van Deuzen, een terugbetaling van € 860,00 van de gedaagde, omdat hij een unieke munt die hij had gekocht nooit heeft ontvangen. De eiser heeft de munt gekocht voor € 850,00 en heeft daarnaast € 10,00 betaald voor aangetekende verzending. De gedaagde heeft de munt echter niet aangetekend verzonden, wat in strijd is met de gemaakte afspraken. De eiser heeft de munt nooit ontvangen, ondanks dat de gedaagde een onderzoek heeft laten instellen door PostNL. De gedaagde heeft het aankoopbedrag van € 860,00 niet terugbetaald, ondanks een aanmaning van de gemachtigde van de eiser.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eiser een consument is en dat de gedaagde als handelaar moet worden aangemerkt, gezien zijn verkoopactiviteiten. De rechter oordeelt dat het risico van de niet-ontvangen munt bij de gedaagde ligt, omdat de eiser de munt niet heeft ontvangen. De gedaagde heeft de mogelijkheid om de munt opnieuw te leveren, maar aangezien het een unieke munt betreft, is dit niet mogelijk. Daarom is de vordering tot terugbetaling van de koopsom toewijsbaar.

In reconventie vordert de gedaagde een schadevergoeding van € 800,00, maar deze vordering wordt afgewezen omdat de gedaagde niet heeft aangetoond dat de eiser onrechtmatig heeft gehandeld. De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van het aankoopbedrag, de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, en heeft de gedaagde in de proceskosten belast.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8879563 CV EXPL 20-20673
vonnis van: 26 februari 2021
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. A. van Deuzen
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Het procesdossier bestaat uit:
- de dagvaarding van 10 november 2020, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het proces-verbaal van aanvullend mondeling antwoord van 19 november 2020;
- het instructievonnis van 4 december 2020;
- de dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 januari 2021. [eiser] is niet verschenen. Wel is zijn gemachtigde namens hem verschenen. [gedaagde] is in persoon verschenen, vergezeld door zijn echtgenote. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[eiser] heeft van [gedaagde] een unieke munt gekocht voor € 850,00.
1.2.
Partijen hebben afgesproken dat [gedaagde] de munt per aangetekende post zou verzenden. In dat kader heeft [eiser] € 10,00 extra betaald. In totaal heeft [eiser] dus € 860,00 aan [gedaagde] betaald.
1.3.
[eiser] heeft de munt niet afgeleverd gekregen.
1.4.
[gedaagde] heeft verzender PostNL een onderzoek laten instellen, maar dat onderzoek heeft (vooralsnog) niet tot de door [gedaagde] gewenste resultaten geleid.
1.5.
Bij brief van 21 september 2020 heeft de gemachtigde van [eiser] [gedaagde] verzocht om het aankoopbedrag van € 860,00 binnen 14 dagen na ontvangst van de brief terug te betalen, bij gebreke waarvan € 40,00 aan kosten in rekening wordt gebracht.
1.6.
[gedaagde] heeft het bedrag van € 860,00 niet aan [eiser] betaald.

Vordering en verweer in conventie

2. [eiser] vordert dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 860,00 aan hoofdsom;
b. € 125,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
c. de wettelijke handelsrente;
d. de proceskosten.
3. [eiser] stelt dat hij een munt van [gedaagde] heeft gekocht voor € 850,00. Afgesproken is dat [gedaagde] de munt aangetekend zou verzenden. In dat kader heeft [eiser] € 10,00 extra betaald. [gedaagde] heeft de munt in strijd met de gemaakte afspraak niet aangetekend verzonden. [eiser] heeft de munt nooit ontvangen. Dat blijkt ook uit de track en trace van verzender PostNL. [gedaagde] is verantwoordelijk voor een correcte aflevering. [gedaagde] betwist echter iedere aansprakelijkheid. Het is aan [gedaagde] om bij verzender PostNL een onderzoek te laten instellen. [eiser] kan dat niet. [eiser] heeft niet ontvangen wat hij gekocht heeft. Het is onmogelijk de munt nogmaals te leveren, omdat het een unieke munt is. Terugbetaling van de koopprijs is daarom de enige mogelijkheid.
4. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij [eiser] heeft afgeraden om de munt te laten verzenden. In de advertentie heeft [gedaagde] gezet dat afhalen de voorkeur heeft en verzending voor risico van de koper is. Dat de munt niet is aangekomen is te wijten aan PostNL, die een bezorgplicht heeft. [gedaagde] heeft daar geen invloed op. [eiser] geeft via Whatsapp zelf aan dat hij regelmatig slachtoffer is geworden door disfunctioneren van PostNL. Het is daarom eigenaardig dat hij de munt toch door PostNL wilde laten verzenden. [eiser] en zijn raadsman hebben niet de moeite genomen om actie tegen PostNL te ondernemen. [eiser] is zelf verantwoordelijk voor wat zich heeft voorgedaan.

Vordering en verweer in reconventie (tegenvordering)

5. [gedaagde] vordert in reconventie een schadevergoeding van € 800,00.
6. [gedaagde] stelt dat hij zijn reis en vliegticket naar Indonesië heeft moeten annuleren vanwege deze procedure. Verder heeft [gedaagde] kosten voor verweer tegen onterechte beschuldigingen.
7. [eiser] heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing.

Beoordeling in conventie

8. [eiser] is een consument.
9. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij ongeveer 1000 producten heeft verkocht in de afgelopen 10 jaren. Verkoopactiviteiten van dergelijke omvang zijn als bedrijfsmatig te kwalificeren. [gedaagde] wordt daarom als handelaar aangemerkt.
10. Tussen partijen is in geschil voor wiens risico het komt dat [eiser] de munt niet heeft ontvangen. Op grond van artikel 7:11 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek is de zaak voor risico van de koper op het moment dat de koper de zaak heeft ontvangen. Dit wetsartikel is van dwingend recht. Dat betekent dat contractuele afwijking niet mogelijk is. Tussen partijen is niet in debat dat [eiser] de munt niet heeft ontvangen. Het risico van de munt is dus niet overgegaan op [eiser] . Dat de munt tijdens het vervoeren is zoekgeraakt komt daarom voor risico van [gedaagde] .
11. [gedaagde] heeft in dat geval twee mogelijkheden: de munt alsnog leveren of het aankoopbedrag aan [eiser] terugbetalen. Nu het een unieke munt is, is opnieuw leveren geen optie. De vordering tot terugbetaling van de koopsom is daarom toewijsbaar.
12. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat [gedaagde] degene is die een overeenkomst met PostNL heeft gesloten om de munt te laten bezorgen. Anders dan [gedaagde] aanvoert, is het niet aan [eiser] , maar aan hem om een onderzoek door PostNL te laten instellen. Dat heeft [gedaagde] gelet op de stukken ook gedaan.
Mogelijk kan [gedaagde] met dit vonnis in de hand de door hem geleden schade (al dan niet gedeeltelijk) bij PostNL vergoed krijgen.
13. [eiser] vordert wettelijke handelsrente, maar niet is gebleken van een handelsovereenkomst. Daarom zal wettelijke rente in plaats van wettelijke handelsrente worden toegewezen over de hoofdsom. Nu [eiser] niet heeft gesteld vanaf wanneer hij rente vordert, wordt de rente toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding.
14. In de onder 1.5 aangehaalde aanmaning als bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW, is een bedrag van € 40,00 aan incassokosten aangezegd. Uitsluitend dat bedrag is conform aanzegging aan incassokosten toewijsbaar. Het meer gevorderde wordt afgewezen.
15. Bij deze uitkomst wordt [gedaagde] als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten in conventie belast. Aan [eiser] is een toevoeging verleend. Dat betekent dat in deze zaak de explootkosten door de griffier zijn voorgeschoten. Vanwege het ontbreken van een wettelijke grondslag is een kostenveroordeling met de verplichting tot betaling aan de griffier van de voorgeschoten explootkosten niet mogelijk.

Beoordeling in reconventie

16. De door [gedaagde] gevorderde schadevergoeding komt niet voor toewijzing in aanmerking, nu de gestelde schade niet is onderbouwd en de grondslag van de gestelde schade onrechtmatig handelen is, terwijl niet is gebleken dat [eiser] door deze procedure te starten onrechtmatig jegens [gedaagde] heeft gehandeld. De schade die [gedaagde] stelt te hebben geleden komt daarom niet voor vergoeding door [eiser] in aanmerking.
16. [gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten in reconventie belast, welke kosten gezien de samenhang met de vordering in conventie naar redelijkheid zullen worden begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:

in conventie

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van:
- € 860,00 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 10 november 2020 tot de dag van de algehele voldoening;
- € 40,00 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
€ 83,00 voor het griffierecht
€ 248,00 voor salaris gemachtigde
---------
€ 331,00 in totaal, voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 60,00 aan salaris gemachtigde, te verhogen met een bedrag van € 68,00 en de explootkosten van betekening van het vonnis, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving volledig aan dit vonnis heeft voldaan en betekening van het vonnis pas na veertien dagen na aanschrijving heeft plaatsgevonden;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;

in reconventie

wijst de vordering af;
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.