7.3Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim elf jaar meermalen schuldig gemaakt aan oplichting van haar werkgever Stadgenoot en aan valsheid in geschrift. Door op slinkse wijze de bedrijfsadministratie van Stadgenoot te manipuleren heeft verdachte via zogenaamde batchbetalingen, al dan niet via de rekening van haar dochter, forse bedragen van in totaal ruim anderhalf miljoen euro op haar rekening laten storten. Hierdoor heeft verdachte haar werkgever, een stichting met een ideëel oogmerk, namelijk het zorgen voor betaalbare woningen op de Amsterdamse huizenmarkt, grote financiële schade toegebracht. Verdachte heeft de strafbare feiten gepleegd met als doel om haar gokverslaving te kunnen (blijven) bekostigen en zij heeft ook verklaard dat het meeste geld door haar is vergokt. Daarbij heeft zij zich niets aangetrokken van de belangen van het bedrijf waarvoor zij werkzaam was. Bovendien is het door de werkgever in verdachte gestelde vertrouwen op ernstige wijze geschonden. Aan de oplichting is slechts een einde gekomen doordat een bankmedewerker Stadgenoot inlichtte over meerdere transacties vanuit Stadgenoot naar de rekening van verdachte. Het is dus niet verdachte zelf geweest die tot inkeer kwam en de oplichting stopte.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het adviesrapport van reclassering Inforsa van 1 februari 2021. De reclassering heeft, zakelijk weergegeven, het volgende gerapporteerd.
Als gevolg van privé-gebeurtenissen in het leven van verdachte heeft zij in 2006 een gokverslaving ontwikkeld. Kort nadat zij in september 2019 door Stadgenoot op staande voet werd ontslagen, heeft zij hulp gezocht voor haar verslavingsproblematiek. In november 2019 heeft verdachte een behandeling bij Hervitas voor haar gokverslaving positief afgerond. Momenteel volgt verdachte een nazorgtraject. Verdachte heeft forse schulden bij Stadgenoot en bij de Belastingdienst. De schuld bij Stadgenoot heeft verdachte deels afbetaald met de verkoop van haar woning in Amsterdam. De opbrengst van de aanstaande verkoop van haar woning in [woonplaats] , waar zij met haar dochter woont, gaat eveneens naar Stadgenoot. Verdachte is aangemeld bij Stichting de Tussenvoorziening in [woonplaats] , zodat passende woonruimte kan worden gezocht op het moment dat verdachte en haar dochter dakloos raken.
Het risico op recidive wordt ingeschat als laag. Indien de problemen van verdachte niet worden behandeld, is het risico op recidive verhoogd. Bij een terugval in haar verslavingsproblematiek geldt ook een verhoogd recidiverisico. De vaardigheden van verdachte om met problemen en stress om te gaan zijn beperkt. Bij een bewezenverklaring wordt geadviseerd om aan verdachte een voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht bij reclassering Inforsa, ambulante behandeling, meewerken aan schuldhulpverlening en een verbod op kansspelen. Verder wordt geadviseerd om hieraan een proeftijd van één jaar te verbinden, zodat de reclassering verdachte kan monitoren en er op kan toezien dat verdachte niet opnieuw ontregelt. Verdachte is gemotiveerd voor gedragsverandering, behandeling en begeleiding.
Ter terechtzitting heeft de toezichthouder van verdachte, mevrouw [naam 1] , zich aangesloten bij het advies van de reclassering. De heer [naam 2] , psychotherapeut bij Hervitas, heeft benadrukt dat verdachte de behandeling voor haar gokverslaving positief heeft afgerond en dat zij het nazorgtraject onbeperkt kan blijven volgen.
De straf
Bij haar beslissing over de strafsoort en de hoogte van de straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Het oriëntatiepunt voor fraudedelicten met een benadelingsbedrag van meer dan één miljoen euro heeft als vertrekpunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden.
Er zijn strafverminderende factoren die de rechtbank mee laat wegen.
Niet is gebleken dat verdachte de verkregen geldbedragen nog in haar bezit heeft. Verdachte heeft naar eigen zeggen al het geld, op enkele huishoudelijke uitgaven na, vergokt. De rechtbank weegt mee dat verdachte door de civiele rechter is veroordeeld tot terugbetaling van een bedrag van ruim 1,3 miljoen euro. Daarmee zal verdachte nog zeer lange tijd de gevolgen van haar handelen moeten dragen. Een langdurige gevangenisstraf zal niet bijdragen aan haar mogelijkheden om de schade aan Stadgenoot te vergoeden.
Verdachte is niet eerder voor strafbare feiten veroordeeld, heeft berouw getoond en heeft er blijk van gegeven dat zij de ernst van de door haar aangerichte financiële schade voor Stadgenoot inziet.
Verder wordt meegewogen dat verdachte – zoals zij zelf ter terechtzitting heeft verklaard – op eigen initiatief een casinoverbod heeft gekregen, hulp heeft gezocht bij haar broer voor het beheren van haar financiën en dat zij succesvol een behandeling heeft ondergaan voor haar gokverslaving.
Ten slotte weegt de rechtbank bij het bepalen van de straf mee dat verdachte de zorg draagt voor haar minderjarige dochter.
Genoemde strafverminderende factoren leiden tot het oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet passend is. De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf van de maximale duur van 240 uren opleggen, met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met daaraan gekoppeld een proeftijd van drie jaren. Met oplegging van een fors voorwaardelijk strafdeel wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds rekening gehouden met de persoon van verdachte.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten een meldplicht bij reclassering Inforsa, ambulante behandeling, meewerken aan schuldhulpverlening en een verbod op kansspelen. Bij het bepalen van de proeftijd heeft de rechtbank meegewogen dat verdachte een onzekere periode tegemoet gaat. In deze periode kan verdachte, ter voorkoming van een terugval in haar gokverslaving en delictgedrag, alle hulp en ondersteuning goed gebruiken. De door de reclassering geadviseerde proeftijd van één jaar acht de rechtbank niet afdoende, gezien de – op dit moment – onzekere toekomst voor verdachte.
De rechtbank legt aldus een lagere straf op dan de door de officier van justitie gevorderde straf. Met de oplegging van deze straf is de rechtbank van oordeel dat dit enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde voldoende tot uitdrukking brengt, en anderzijds rekening wordt gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.