ECLI:NL:RBAMS:2021:8275

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2021
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
13-730054-19 2021
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezit van vuurwapen en opzetheling met taakstraf en jeugddetentie

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, is de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en opzetheling. De zaak werd op 30 maart 2021 behandeld, na een terechtzitting op 16 maart 2021. De verdachte, geboren in 2001, werd beschuldigd van het bezit van een revolver en munitie, evenals van het verwerven van een laptop en een iPad, terwijl hij wist dat deze goederen door misdrijf verkregen waren. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van beide feiten, en de verdachte heeft tijdens de zitting bekend dat hij de wapens en de gestolen goederen voorhanden had. De rechtbank achtte de feiten bewezen, maar sprak de verdachte vrij van medeplegen, omdat er onvoldoende bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met anderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat er geen rechtvaardigingsgronden waren. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, maar de rechtbank besloot om het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd en omstandigheden van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht. De rechtbank oordeelde dat het bezit van een vuurwapen ernstige gevolgen kan hebben voor de maatschappij en dat de verdachte, ondanks zijn jeugdige leeftijd, verantwoordelijk gehouden moest worden voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/730054-19 (Promis)
Datum uitspraak: 30 maart 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres verdachte] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 maart 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J.H. van der Meij en van wat verdachte en zijn raadsman mr. T. den Haan naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 december 2019 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, te weten een revolver (merk: BBM/Bruni, model: Olympic 38, kaliber: .22 log rifle) en/of munitie van categorie III, te weten één of meerdere patro(o)n(en) (kaliber .22 lr) en/of een huls (kaliber: .22 lr), voorhanden heeft gehad;
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 december 2019 tot en met 10 december 2019 te Amsterdam en/of Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een laptop (merk HP) en/of een Apple Ipad heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door diefstal, in elk geval (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.

3.Waardering van het bewijs

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen, meerdere patronen en een huls en de onder 2 ten laste gelegde opzetheling.
De verdediging heeft ten aanzien van de tenlastegelegde feiten geen verweer gevoerd.
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij het in de tenlastelegging onder 1 genoemde vuurwapen, de patronen en de huls voorhanden heeft gehad. Ook heeft hij bekend dat hij de in de tenlastegelegde onder 2 genoemde voorwerpen voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht beide ten laste gelegde feiten bewezen, mede gelet op de bevindingen bij de doorzoeking [1] van de woning van verdachte, het wapenrapport [2] , de aangifte [3] van de diefstal van de in de kamer van verdachte aangetroffen laptop en iPad en de bevindingen met betrekking tot de serienummers van de computers. [4] Gelet op de verklaring van verdachte dat hij, toen hij de spullen tezamen met inbrekerswerktuig in de plastic tas zag, wel even dacht dat het gestolen spullen zouden kunnen zijn, is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat sprake was van gestolen voorwerpen, zodat sprake is van opzetheling .
Partiële vrijspraak
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van beide feiten door de officier van justitie niet uitdrukkelijk bewezenverklaring van het medeplegen is gevorderd. Weliswaar heeft de officier van justitie bij haar strafeis gesteld dat bij feit 1 sprake is van medeplegen, maar zij heeft niet toegelicht van welke medepleger zij daarbij uitgaat en evenmin waaruit de nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan. Nu naar het oordeel van de rechtbank ook overigens op basis van het dossier niet (zonder meer) kan worden geoordeeld dat bij één van deze feiten sprake is van nauwe en bewuste samenwerking met een ander, zal de rechtbank de verdachte bij beide feiten vrijspreken van het medeplegen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 10 december 2019 te Amsterdam, een wapen van categorie III, te weten een revolver (merk: BBM/Bruni, model: Olympic 38, kaliber: .22 log rifle) en munitie van categorie III, te weten meerdere patronen (kaliber .22 lr) en een huls (kaliber: .22 lr), voorhanden heeft gehad.
2.
in de periode van 4 december 2019 tot en met 10 december 2019 te Amsterdam, een laptop (merk HP) en een Apple iPad voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest. Daartoe heeft zij verwezen naar de Amsterdamse oriëntatiepunten, waarbij als uitgangspunt een gevangenisstraf van 6 maanden geldt. Daarbij komen als strafverzwarende omstandigheden het medeplegen, het feit dat het vuurwapen geladen was en onder handbereik en dat het in een woning lag, waar zich ook kinderen bevonden. Ook is er volgens de officier van justitie sprake van een link met beroepscriminaliteit en een conflict in het criminele milieu. Toepassing van adolescentenstrafrecht is, gelet op meerdere contra-indicaties, niet aan de orde. Er is geen reclasseringsrapport ten behoeve van de zitting opgesteld waarin toepassing van adolescentenstrafrecht wordt geadviseerd en de begeleiding door de reclassering is niet van de grond gekomen omdat verdachte niet meewerkt, zo is uit de update van de reclassering gebleken. Daarnaast is verdachte niet jeugdig in zijn gedrag, heeft hij criminele contacten en heeft hij zelf al een gezin. Ten slotte heeft de officier van justitie om voornoemde redenen de opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis gevorderd met ingang van de datum van het vonnis.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er op basis van het reclasseringsadvies dat ten behoeve van de voorgeleiding is opgesteld wel aanleiding is om adolescentenstrafrecht toe te passen. Uit de update van de reclassering blijkt juist dat verdachte zich zo goed als mogelijk heeft geconformeerd aan de voorwaarden. Er is geen sprake van een negatieve terugmelding. Verdachte is onmiddellijk heel open geweest over de aanwezigheid van het wapen en de hoge strafeis lijkt meer rancune van de officier van justitie omdat verdachte volgens haar niet voldoende meewerkt aan het onderzoek Drukbout.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft gedurende enige tijd een vuurwapen voorhanden gehad en bij zijn aanhouding bevond het vuurwapen zich in een tasje naast zijn bed. Het vuurwapen was dus binnen handbereik en bleek bovendien geladen te zijn. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Ongecontroleerd vuurwapenbezit kan tot gevaarlijke en levensbedreigende situaties leiden. Bovendien kan het bezit en het gebruik van vuurwapens leiden tot gevoelens van angst en onrust in de maatschappij.
In het reclasseringsadvies van 12 december 2019 is geadviseerd het jeugdstrafrecht toe te passen nu verdachte voor het eerst in aanraking komt met justitie, hij deel uitmaakt van een gezin en pedagogisch nog beïnvloedbaar lijkt. De omstandigheid dat hij zelf ten tijde van het plegen van het feit één kind had, en inmiddels twee kinderen heeft, maakt hemzelf niet minder kwetsbaar. Verdachte woont zelf nog steeds in gezinsverband, bij zijn moeder. Ook ter zitting maakte verdachte een zeer jeugdige en beïnvloedbare indruk. De rechtbank zal dan ook het jeugdstrafrecht toepassen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de Landelijke Oriëntatiepunten Straftoemeting jeugd, waarin als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen 6 weken jeugddetentie is opgenomen, en voor heling een taakstraf van 30 uur. Daarbij is sprake van de strafverzwarende omstandigheden dat het vuurwapen schietklaar en onder handbereik was. Hoewel er geen Amsterdamse oriëntatiepunten voor jeugdigen zijn met betrekking tot vuurwapenbezit heeft de rechtbank wel rekening gehouden met de Amsterdamse problematiek terzake vuurwapen-gerelateerd geweld.
Ook heeft de rechtbank bij de strafmaat betrokken dat de reclassering vermeldt dat verdachte naar vermogen heeft meegewerkt aan het traject..
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en ziet daarom aanleiding om de maximale werkstraf op te leggen en een voorwaardelijke jeugddetentie. Aangezien verdachte thans reeds in het kader van een schorsing van zijn voorlopige hechtenis onder toezicht staat van de Reclassering Nederland, zal de rechtbank aan deze instantie de opdracht geven om toezicht te houden op naleving van de voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke opgelegde straf.
Beslag
Onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Revolver
7 STK Munitie
1. STK Huls
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Verbeurdverklaring
Onder verdachte is het volgende voorwerp genomen:
1. STK Doos
Het voorwerp behoort aan verdachte toe. Nu met betrekking tot dit voorwerp het onder 1 bewezen geachte is verkregen, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 77a, 77c, 77i, 77m, 77x, 77y, 77z en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
2.
opzetheling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf van
200 (tweehonderd)uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 100 (honderd) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
3 (drie) maanden.
Beveelt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
Voorwaarden het gedrag betreffende
Veroordeelde is verplicht om, zolang de reclassering dit nodig acht
  • zich in te blijven zetten voor zijn dagbesteding en deze te behouden;
  • mee te werken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • mee te werken aan therapie dan wel behandeling gericht op agressieregulatie, emotieregulatie en/of vergroten van zijn cognitieve vaardigheden/ oplossingsstrategieën bij problemen, indien dit uit de begeleiding geïndiceerd blijft;
  • openheid van zaken te geven omtrent zijn handel en wandel.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan de Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Revolver
7 STK Munitie
1. STK Huls
Verklaart verbeurd:
1. STK Doos
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.C. van der Veer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2021.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen betreffende omstandigheden bij de doorzoeking d.d. 11 december 2019, p. 0105-0108
2.Proces-verbaal onderzoek vuurwapen en munitie d.d. 11 december 2019, p. 0139-143
3.Proces-verbaal van aangifte d.d. 6 december 2019, p. 0171-0173
4.Proces-verbaal van bevindingen goederen woninginbraak d.d. 28 januari 2020, p 0165-0166