In deze zaak heeft eiseres, een natuurlijke persoon, een beroep ingesteld tegen het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wegens het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Eiseres diende op 23 november 2020 een Wob-verzoek in, maar na het verstrijken van de termijn voor een besluit, heeft zij verweerder in gebreke gesteld op 27 januari 2021. Eiseres ging vervolgens op 17 februari 2021 in beroep, wat leidde tot een eerdere uitspraak van deze rechtbank op 7 april 2021, waarin het beroep gegrond werd verklaard en verweerder werd opgedragen om binnen zes weken een besluit te nemen. Echter, op 22 september 2021 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld, omdat er nog steeds geen besluit was genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor de eerder opgelegde dwangsom was verstreken en dat verweerder niet had voldaan aan de eerdere opdracht. De rechtbank oordeelt dat eiseres redelijkerwijs niet opnieuw in gebreke had hoeven stellen, gezien de omstandigheden. Het beroep is gegrond verklaard, en de rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 37.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 360,- moet vergoeden en dat verweerder in de proceskosten van eiseres wordt veroordeeld tot een bedrag van € 561,-.
De uitspraak is gedaan door rechter M.M.L.A.T. Doll en is openbaar uitgesproken op 16 december 2021. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld.