ECLI:NL:RBAMS:2021:8171

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 augustus 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2022
Zaaknummer
8290183 CV 20-1772
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake voortzetting bedrijfshuur en ontbindingsvordering

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een geschil over de voortzetting van een bedrijfshuur tussen de besloten vennootschap Nedstede Retail B.V. en een gedaagde. De kantonrechter heeft op 23 augustus 2021 vonnis gewezen in een enkelvoudige procedure. De eiser, Nedstede, vertegenwoordigd door mr. P.C.J. Twaalfhoven, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, terwijl de gedaagde, bijgestaan door mr. J.A. Tuinman, een voorwaardelijke tegenvordering had ingesteld. Tijdens de zitting op 7 juli 2021 is geprobeerd om partijen tot een minnelijke regeling te brengen, maar dit is niet gelukt. De kantonrechter heeft vervolgens de vraag beantwoord of de ontbindingsvordering was verjaard, wat ontkennend werd beantwoord. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkoming van de gedaagde niet van zodanig gewicht was dat ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming gerechtvaardigd waren. De gedaagde huurt de bedrijfsruimte al meer dan 40 jaar en heeft altijd tijdig de huur betaald. De kantonrechter heeft de vordering van Nedstede afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De kantonrechter heeft de partijen aangespoord om hun juridische posities in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8290183 CV EXPL 20-1772
vonnis van: 23 augustus 2021
481

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

de besloten vennootschap Nedstede Retail B.V.

gevestigd te Amsterdam
eiser in conventie, verweerder in reconventie
nader te noemen: Nedstede
gemachtigde: mr. P.C.J. Twaalfhoven
t e g e n

[gedaagde] h.o.d.n. [handelsnaam]

wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie, eiser in reconventie
nader te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. J.A. Tuinman

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 12 april 2021 is wederom een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis is opnieuw een mondelinge behandeling bepaald.
Deze is gehouden op 7 juli 2021. [gedaagde] is verschenen, vergezeld door zijn zoon [naam zoon] en bijgestaan door de gemachtigde. Nedstede is verschenen bij [naam] en bijgestaan door de gemachtigde en mr. D.J.A. van den Berg.
Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord.
Ter zitting is gepoogd partijen tot elkaar te brengen, hetgeen niet is gelukt.
Vervolgens is de zaak aangehouden, om partijen in de gelegenheid te stellen alsnog een minnelijke regeling te treffen.
Bij brief van 13 juli 2021 heeft de gemachtigde van Nedstede de kantonrechter laten weten dat partijen geen regeling hebben kunnen bereiken en is vonnis gevraagd.
Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Beoordeling in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

De kantonrechter verwijst naar de tussenvonnissen van 30 november 2020 en 12 april 2021 en blijft bij de inhoud daarvan.
Tijdens de bijeenkomst van partijen op 7 juli 2021 is gebleken dat partijen het eens zijn geworden over een verhoging van de huurprijs van € 80.357,16 per jaar naar € 150.000,- per jaar.
3. Echter partijen worden het maar niet eens over de vraag onder welke voorwaarden de huur kan worden voortgezet door de besloten vennootschap [naam vennootschap] B.V. (verder de B.V.), welke vennootschap feitelijk de onderneming in het gehuurde exploiteert.
4. De kantonrechter moet daarom allereerst de vraag beantwoorden of de ontbindingsvordering is verjaard, zoals door [gedaagde] is gesteld. De kantonrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. Niet is gebleken dat [gedaagde] Nedstede op enig moment officieel in kennis heeft gesteld van het overdragen van de huurrechten aan de B.V., terwijl evenmin kan worden aangenomen dat Nedstede met deze overdracht expliciet of impliciet heeft ingestemd. Het vorderingsrecht van Nedstede is dan ook niet verjaard.
5. Dan komt de vraag aan de orde of er sprake is van een de tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] . Deze vraag moet bevestigend worden beantwoord. Immers is vast komen te staan dat het huurrecht al jaren wordt uitgeoefend door de B.V. en niet door [gedaagde] . Het had op de weg van [gedaagde] gelegen hierover in overleg te treden met Nedstede, hetgeen hij niet, in elk geval zeker niet tijdig, heeft gedaan.
6. Vervolgens komt dan aan de orde of de tekortkoming van [gedaagde] van zodanig gewicht is dat deze ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
7. De kantonrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. Daarbij wordt meegewogen dat [gedaagde] de bedrijfsruimte al meer dan 40 jaar huurt, dat de huur altijd stipt wordt voldaan en dat partijen het eens zijn geworden over een nieuwe huurprijs. Onder die omstandigheden rechtvaardigt de tekortkoming (waarvan op zich vast staat dat die er is, zie het tussenvonnis van 30 november 2020, onder 1.8) niet de ontbinding en ontruiming.
8. Geoordeeld wordt dat partijen met elkaar verder moeten, bij voorkeur in een situatie dat de juridische positie van partijen (inclusief de B.V.) in overeenstemming wordt gebracht met de feitelijke.
9. De vordering van Nedstede zal, gelet op het bovenstaande, worden afgewezen.
10. [gedaagde] heeft een voorwaardelijke tegenvordering ingesteld. Voor het geval de kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een tekortkoming die de ontbinding rechtvaardigt, vordert hij voor recht te verklaren dat Nedstede in redelijkheid medewerking moet verlenen aan contractsovername dan wel toestemming moet verlenen aan ingebruikgeving en te bepalen dar het vonnis in de plaats treedt van de bedoelde medewerking of toestemming.
11. Deze reconventionele vordering van [gedaagde] behoeft geen bespreking, nu de voorwaarde waaronder die is ingesteld niet in vervulling is gegaan.
12. De kantonrechter ziet aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

BESLISSING

De kantonrechter:
In conventie
wijst de vordering af;
bepaalt dat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter