In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 juli 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van zware mishandeling en openlijk geweld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de zware mishandeling en poging tot zware mishandeling, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte verantwoordelijk was voor de fatale klap die het letsel bij het slachtoffer, [benadeelde partij], heeft veroorzaakt. De rechtbank oordeelde dat de fatale klap ongeveer vier minuten na een eerdere vechtpartij plaatsvond en dat er geen bewijs was dat de verdachte deze klap had uitgedeeld.
Echter, de rechtbank oordeelde wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk geweld tegen [benadeelde partij]. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een significante bijdrage had geleverd aan het geweld door zich terug in de groep te begeven en een vuist te maken in de richting van het slachtoffer. Dit werd gekwalificeerd als openlijk geweld in vereniging, wat bewezen werd verklaard.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uur, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot betaling van € 1.500,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 21 januari 2018. De rechtbank heeft de overige vorderingen van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende waren onderbouwd.