ECLI:NL:RBAMS:2021:8115

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2021
Publicatiedatum
7 juli 2022
Zaaknummer
C/13/703061 / KG ZA 21-464
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van conservatoir beslag wegens ondeugdelijke vordering en schending van de waarheidsplicht

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 14 juli 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser, een jurist, en de besloten vennootschap TaXeCo Adviseurs B.V. Eiser had een kort geding aangespannen om de opheffing van conservatoire beslagen die door TaXeCo waren gelegd op zijn auto’s en vorderingen bij AFC Ajax N.V. en PSV N.V. TaXeCo had deze beslagen gelegd op basis van een vordering die eiser volgens hen niet had voldaan. Eiser betwistte de vordering en stelde dat TaXeCo de voorzieningenrechter onjuist en onvolledig had geïnformeerd, wat in strijd is met de waarheidsplicht zoals vastgelegd in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De voorzieningenrechter oordeelde dat TaXeCo geen deugdelijke vordering op eiser had, omdat de afspraken die waren gemaakt over de juridische dienstverlening niet in lijn waren met de vordering die TaXeCo had ingediend. De rechter concludeerde dat de beslagen moesten worden opgeheven en dat TaXeCo in de proceskosten moest worden veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en waarheidsgetrouwe informatie bij het aanvragen van beslagverlof.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/703061 / KG ZA 21-464 MDvH/MB
Vonnis in kort geding van 14 juli 2021
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser bij dagvaarding van 11 juni 2021,
advocaat mr. A.J.F. de Jager te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TAXECO ADVISEURS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. D.B. Dubach te 's-Hertogenbosch.
Partijen zullen hierna [eiser] en TaXeCo worden genoemd.

1.De procedure

Ter zitting van 30 juni 2021 heeft [eiser] , vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding (en de vermeerdering van eis) toegelicht. TaXeCo heeft aan de hand van een op voorhand toegezonden conclusie van antwoord verweer gevoerd. Gelijktijdig zijn partijen gehoord over het verzoek van TaXeCo tot gerechtelijke bewaring van in beslag genomen roerende zaken van [eiser] (zaaknummer C/13/703381 / KG RK 21/1296).
Beide partijen hebben schriftelijke stukken en een pleitnota ingediend.
Vonnis is bepaald op heden.
Ter zitting waren aanwezig:
[eiser] met mr. De Jager en mr. J. Overdijk;
aan de kant van TaXeCo: [naam 1] , [naam 2] en mr. Dubach.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
TaXeCo en [eiser] zijn met elkaar in contact gekomen in verband met een geschil tussen [eiser] en diens toenmalige aannemer (BO Consultancy) over de uitvoering van verbouwingswerkzaamheden aan de privéwoning van [eiser] te [woonplaats] . TaXeCo heeft adviesdiensten aangeboden in het kader van dat geschil en het samen met de door [eiser] ingeschakelde advocaat behandeld. Dit geschil is nog niet afgewikkeld. In juni 2020 heeft [eiser] een kort geding aangespannen tegen BO Consultancy, waarin op 8 juli 2020 vonnis is gewezen. Advocaat van [eiser] was toen mr. A.C. Mahabiersing.
2.2.
[eiser] is werkzaam als zaakwaarnemer in de voetballerij, voor spelers van onder meer Ajax en PSV.
2.3.
Op 10 augustus 2020 heeft [naam 1] namens TaXeCo een e-mail gestuurd aan [eiser] met de volgende inhoud:

Betreft: afspraken m.b.t werkzaamheden naar aanleiding van uw conflict met aannemer [naam 3] van BO Consultancy & Projectmanagement B.V.
Geachte heer [eiser] , beste [eiser] ,
Graag vraag ik je aandacht voor het volgende.
Onder verwijzing naar mijn eerdere werkzaamheden in bovengenoemd dossier, vanaf begin maart 2020 tot en met 8 juli 2020, zijn wij een vaste prijs van EUR 7.500 (exclusief BTW) overeengekomen. De factuur van EUR 7.500 (exclusief BTW) is reeds door jou betaald. Vanaf 8 juli ben ik bereid de volgende vaste prijsafspraak met je te maken.
Ik zal als juridisch adviseur optreden met betrekking tot alle werkzaamheden die van belang zijn c.q. noodzakelijk zijn om jouw belangen in bovengenoemd dossier te behartigen; dit betreft in ieder geval de volgende werkzaamheden:
(1) jou als juridisch adviseur bij te staan voor wat betreft de twee lopende bodemprocedures, de ene bodemprocedure hebben wij opgestart om jouw eigendommen terug te krijgen en de andere bodemprocedure heeft de wederpartij opgestart.
(2) voorts al datgene te doen dat TaXeCo In verband met het voorgaande nodig acht.
Bij de uitvoering van deze werkzaamheden kan ik hulp van mijn collega partner mr. Ad Aerts inschakelen. Bij deze overeenkomst gelden in beginsel de volgende uurtarieven: EUR 500 (exclusief BTW) voor ondergetekende en EUR 750 (exclusief BTW) voor Ad Aerts. Echter, ik ben in dit verband bereid een vaste prijs af te spreken van EUR 9.500 (exclusief BTW), welk bedrag door jou zal worden vooruitbetaald.
Indien je met deze vaste prijsafspraak akkoord gaat, dan verzoek ik je vriendelijk deze overeenkomst voor akkoord te tekenen en aan mij te retourneren.”
[eiser] heeft deze brief voor akkoord getekend en geretourneerd. Naast het bedrag van € 7.500,00 heeft [eiser] het in de brief genoemde bedrag van € 9.500,00 aan TaXeCo betaald.
2.4.
Op 26 oktober 2020 heeft [naam 1] namens [eiser] een opdrachtbevestiging getekend, op grond waarvan mr. H. Loonstein, advocaat te Amsterdam, aan [eiser] rechtsbijstand zal verlenen ter zake van de kwestie met de aannemer. Daarin is vermeld dat een ‘fixed fee’ zal worden gehanteerd, en een uurtarief bij overschrijding van het aantal overeengekomen uren.
2.5.
In december 2020 is BO Consultancy gefailleerd, waarna het geschil is voortgezet met de curator. Op advies van TaXeCo heeft [eiser] daarbij als advocaat mr. Loonstein ingeschakeld. [eiser] heeft mr. Loonstein voor zijn werkzaamheden betaald.
2.6.
In een e-mail van 12 mei 2021 heeft [eiser] jegens [naam 1] zijn onvrede geuit over de werkzaamheden van hem en Aerts, onder meer omdat deze nog weinig resultaat hadden opgeleverd.
2.7.
Op 17 mei 2021 heeft [naam 1] een e-mail aan [eiser] gestuurd waarin staat dat [eiser] tekort is geschoten jegens TaXeCo en haar, na aftrek van het reeds betaalde bedrag van € 17.000,00 ‘achterlaat met een kostenpost van EUR 85.425 ex BTW’. Bij deze e-mail is een urenoverzicht meegezonden waarin is vermeld dat TaXeCo ( [naam 1] en Aerts) in de periode van week 14 in 2020 tot en met week 19 van 2021 TaXeCo in totaal 187,7 heeft gespendeerd aan het dossier [eiser] / aannemer.
2.8.
Op 21 mei 2021 heeft TaXeCo de voorzieningenrechter van deze rechtbank verlof gevraagd om ten laste van [eiser] conservatoir beslag te leggen op twee personenauto’s en onder Ajax en PSV op hetgeen [eiser] van hen te vorderen heeft, met begroting van haar vordering, inclusief rente en kosten, op een bedrag van
€ 133.272,42. Tevens is verzocht een gerechtelijk bewaarder aan te stellen met betrekking tot de twee personenauto’s. In het beslagrekest heeft TaXeCo onder meer het volgende vermeld:

2. Verzoeker heeft medio maart 2020 met [eiser] een mondelinge overeenkomst van opdracht gesloten voor juridisch bijstand met betrekking tot zijn geschil met consultancykantoor BO Consultancy & Projectmanagement BV (de inhoud en strekking van de overeenkomst blijkt nader uit de hierna nog te bespreken productie 3[dat is de onder 2.6 genoemde e-mail van 17 mei 2021 met bijlagen, vzr.]).
Deze werkzaamheden zijn in maart 2020 aangevangen en hebben tot en met 12 mei 2021 geduurd. Tussen verzoeker en [eiser] zijn de uurtarieven en werkzaamheden vooraf besproken en is geen maandelijkse facturatie afgesproken. Het was [eiser] zeer aangelegen dat hij zijn aannemersgeschil opgelost kon krijgen en hij had vertrouwen in verzoeker. Daarbij is door [eiser] steeds aangegeven dat de betalingen wel goed zouden komen. [eiser] is namelijk een man van zijn woord, naar eigen zeggen (zie ook de e-mail d.d. 17 mei 2021 van verzoeker aan [eiser] ). Verzoeker genoot een groot vertrouwen jegens [eiser] . Mede vanwege het feit dat [eiser] de compagnon is van niemand minder dan [naam 4] (…), maar ook via de gemeenschappelijke relatie van verzoeker en [eiser] . Verzoeker heeft bij zijn werkzaamheden [eiser] ook steeds nauw betrokken en [eiser] was op de hoogte van de tijd en energie die verzoeker stak in het oplossen van het geschil met het aannemersgeschil. Toen de opdracht door verzoeker bijna was voltooid, heeft verzoeker de besteedde uren voor het geschil van [eiser] aan [eiser] gedeclareerd.
Op 12 mei 2021 heeft verzoeker besloten om haar werkzaamheden per direct neer te leggen, vanwege een openstaande factuur d.d. 7 april 2021 ter hoogte van EUR 102.517,26.
(…) Het is verzoeker bekend dat [eiser] voornemens is om Nederland binnenkort metterwoon te verlaten; hij gaat emigreren naar zijn geboorteland Spanje of Monaco. Met name om die reden bestaat bij verzoeker de gerechtvaardigde vrees dat [eiser] alsdan financieel geen verhaal meer zou kunnen bieden (…)”.
Bij het beslagrekest zijn een factuur van 7 april 2021 en een ingebrekestelling van
3 mei 2021 meegezonden, gericht aan het huisadres van [eiser] .
In het beslagrekest heeft TaXeCo geen melding gemaakt van de onder 2.3 genoemde brief van 10 augustus 2020 en deze (dus) ook niet meegezonden.
Op 25 mei 2021 heeft de voorzieningenrechter het gevraagde verlof verleend.
2.9.
Op 29 mei 2021 heeft TaXeCo op basis van het verlof ten laste van [eiser] conservatoir beslag gelegd op de twee auto’s. Deze zijn in gerechtelijke bewaring genomen.
2.10.
Op 11 juni 2021 heeft [eiser] de dagvaarding in dit kort geding uitgebracht.
2.11.
Op 12 juni 2021 heeft TaXeCo [eiser] gedagvaard in een bodemprocedure waarin zij betaling vordert van € 102.517,25 in hoofdsom: de volgens TaXeCo verschuldigde kosten voor juridische dienstverlening, na aftrek van de reeds door [eiser] betaalde bedragen.
2.12.
Op 14 juni 2021 heeft TaXeCo verlof gevraagd en gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, voor beslaglegging ter zake van de onder 2.8 genoemde vordering, op een aantal roerende zaken, waaronder barkrukken en lampenkappen, bestemd voor de nieuwe (te verbouwen) woning van [eiser] .
2.13.
Op 28 juni 2021 heeft TaXeCo (aanvullend) conservatoir beslag gelegd op de onder 2.12 bedoelde roerende zaken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, samengevat, na vermeerdering van eis:
opheffing van de beslagen;
een gebod voor TaXeCo om AFC Ajax N.V. en PSV N.V. binnen 24 uur na de vonnisdatum schriftelijk mee te delen dat de beslagen moeten worden geacht geen effect te hebben gesorteerd;
de gerechtelijke bewaring en de auto’s op te (doen) heffen en de auto’s af te (doen) geven aan [eiser] ;
een gebod voor TaXeCo om bij een eventueel nieuw beslagverzoek dit vonnis en de dagvaarding te overleggen,
alles op straffe van verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van TaXeCo in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Kort gezegd stelt [eiser] dat TaXeCo geen deugdelijke vordering op hem heeft en dat zij bij de indiening van het beslagrekest van 21 mei 2021 de voorzieningenrechter onjuist en onvolledig heeft geïnformeerd, wat in strijd is met de waarheidsplicht die is opgenomen in artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
3.3.
TaXeCo voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Een conservatoir beslag kan onder meer worden opgeheven indien summierlijk blijkt dat de vordering (of: het recht) ter verzekering waarvan het is gelegd ondeugdelijk is. Ingevolge artikel 21 Rv zijn partijen – zeker een partij die beslagverlof vraagt – verplicht om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. Dat kan ook zijn de opheffing van het beslag.
De vordering
4.2.
TaXeCo heeft aan de beslagen ten grondslag gelegd dat zij een vordering heeft op [eiser] , omdat [eiser] rekeningen voor juridische werkzaamheden van TaXeCo niet zou hebben betaald.
4.3.
Niet in geschil is dat TaXeCo juridisch advieswerk voor [eiser] heeft verricht. Wel verschillen partijen fundamenteel van mening over de hoogte van de vergoeding die [eiser] daarvoor zou betalen. Om duidelijkheid te krijgen over de gemaakte afspraken ligt het in de rede om allereerst aan te knopen bij wat partijen op schrift hebben gesteld. Dat is de e-mail van 10 augustus 2020, die TaXeCo heeft opgesteld en [eiser] voor akkoord heeft ondertekend. [eiser] heeft terecht gesteld dat dit bij eerste lezing, en ook bij nadere bestudering, een heldere afspraak is, die niet voor meerdere uitleg vatbaar is: dat TaXeCo voor de werkzaamheden in het kader van het geschil met de aannemer een fixed fee, ter hoogte van € 7.500,00 en
€ 9.500,00 rekent en niet haar uurtarief. Naar aanleiding van het verweer van TaXeCo wordt daarover nog het volgende overwogen.
4.4.
Het betoog van TaXeCo dat het schriftelijke stuk van 10 augustus 2020 geen overeenkomst is, maar een ‘een codificatie op hoofdlijnen’ van twee mondeling in maart 2020 en juli 2020 gemaakte afspraken, is onbegrijpelijk en valt niet te rijmen met de wijze van totstandkoming en inhoud van dit document, noch met de feitelijke gang van zaken. TaXeCo heeft het document zoals gezegd zelf opgesteld, in de persoon van [naam 1] , nota bene een jurist. Het document is helder qua tekst, bevat gemaakte afspraken en wordt door TaXeCo zelf een overeenkomst genoemd. TaXeCo heeft [eiser] immers verzocht ‘deze overeenkomst’ te tekenen en retour te zenden. De uitleg van [naam 1] ter zitting, dat TaXeCo het document weliswaar een overeenkomst heeft genoemd maar dat eigenlijk niet zo heeft bedoeld, omdat voor een niet-jurist als [eiser] het begrip ‘codificatie’ te ingewikkeld zou zijn, is niet te volgen. Dat het document (hierna: de Overeenkomst) een overeenkomst is, is dus klip en klaar. [eiser] heeft er terecht op gewezen dat de Overeenkomst een akte is die ingevolge artikel 157 lid 2 Rv dwingende bewijskracht oplevert ten aanzien van de afspraken die partijen maakten over de dienstverlening door TaXeCo, behoudens tegenbewijs.
4.5.
Volgens TaXeCo hielden de mondeling gemaakte afspraken in dat de fixed fee alleen zou gelden voor werkzaamheden in het kader van schikkingsonderhandelingen en dat voor de overige werkzaamheden – het ‘meerwerk’ – de in de Overeenkomst vermelde uurtarieven zouden gelden. Voor deze stelling zijn in de stukken geen aanknopingspunten (tegenbewijs) te vinden en de juistheid ervan is ook overigens onaannemelijk. Het is immers onwaarschijnlijk dat eerder gemaakte afspraken over ‘meerwerk’ zouden gelden, terwijl in de Overeenkomst staat dat in afwijking van de normale uurtarieven ‘een vaste prijs’ werd afgesproken voor ‘
alle werkzaamheden die van belang c.q. noodzakelijk zijn om jouw[ [eiser] ’, vzr.]
belangen in bovengenoemd dossier te behartigen’. Die omschrijving laat geen ruimte voor meerwerk. Bovendien wordt in de Overeenkomst verwezen naar bodemprocedures, wat haaks staat op de stelling van TaXeCo dat de fixed fee alleen op schikkingsonderhandelingen betrekking zou hebben.
4.6.
Verder is hoogst onaannemelijk dat partijen in augustus 2020 de Overeenkomst zouden zijn aangegaan, zonder daarin te verwijzen naar de uurtarieven voor het ‘meerwerk’ waarover zij in een eerder stadium al afspraken zouden hebben gemaakt, terwijl [eiser] volgens de in 2021 toegezonden urenspecificaties
toen aleen bedrag van meer dan € 80.000,00 aan dat ‘meerwerk’ aan TaXeCo verschuldigd zou zijn geweest.
4.7.
Het argument dat [eiser] de factuur van juli 2020 (het bedrag van
€ 7.500,00) heeft betaald, terwijl daarop ‘fee’ en niet ‘fixed fee’ is vermeld, ondersteunt, anders dan TaXeCo meent, evenmin dat de beweerdelijke afspraken over de vergoeding van ‘meerwerk’ daadwerkelijk zijn gemaakt. Integendeel, ook het bedrag van € 7.500,00 is een ‘vaste prijs’, zoals in de Overeenkomst is vermeld.
4.8.
Ook de verwijzing van TaXeCo naar het overeengekomene met mr. Loonstein snijdt geen hout. In de opdrachtbevestiging van mr. Loonstein is immers juist wel afgesproken in welke gevallen een uurtarief wordt gehanteerd naast de ‘fixed fee’, terwijl dat in de Overeenkomst niet het geval is.
4.9.
Verder is opmerkelijk dat TaXeCo [eiser] pas in 2021 – volgens TaXeCo met de factuur van 7 april 2021 – heeft aangeschreven voor de volgens haar verschuldigde bedragen, terwijl die vooral betrekking hadden op werkzaamheden in 2020. [eiser] stelt overigens in dit verband de rekening van TaXeCo voor het eerst te hebben ontvangen als bijlage bij de e-mail van 17 mei 2021. De factuur van 7 april 2021 en de sommatie van 3 mei 2021 hebben hem naar zijn zeggen nimmer bereikt. [eiser] heeft verklaard dat [naam 1] hem, toen de verhoudingen nog goed waren, heeft verteld dat het bij TaXeCo gebruikelijk is om brieven op te stellen, maar niet te versturen, zodat bij het – logischerwijs – uitblijven van een reactie direct beslag kan worden gelegd. Hoewel niet op voorhand vaststaat dat TaXeCo daadwerkelijk dit soort bedenkelijke praktijken hanteert – TaXeCo heeft dat niet erkend, maar ook niet concreet weersproken – is wel opmerkelijk dat zij uitgerekend deze belangrijke stukken niet, zoals tussen partijen gebruikelijk was, (ook) per e-mail heeft toegestuurd, en/of aangetekend of met ontvangstbevestiging heeft verzonden. Het zou dus best eens kunnen kloppen dat de factuur en de sommatie feitelijk niet zijn verstuurd. Wat daarvan ook zij, ook in het geval deze stukken wel zijn verstuurd, blijft het verhaal van TaXeCo gelet op het hiervoor overwogene onaannemelijk.
4.10.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat TaXeCo geen vordering heeft op [eiser] , aangezien de uitleg die TaXeCo aan de Overeenkomst geeft volstrekt onaannemelijk is. Dit nog daargelaten dat het onevenredig voorkomt dat TaXeCo 187,7 uren aan juridisch advieswerk in rekening zou kunnen brengen voor een redelijk overzichtelijk geschil waarover ook – inmiddels twee – advocaten zich hebben gebogen die door [eiser] zijn betaald, naast de € 17.000,00 die hij aan TaXeCo in dit verband heeft voldaan.
Schending van de waarheidsplicht ex artikel 21 Rv
4.11.
TaXeCo had het document van 10 augustus 2020 vanzelfsprekend met het (eerste) beslagrekest mee moeten sturen, aangezien het door TaXeCo ingenomen standpunt dat dit voor de beoordeling van haar vordering irrelevant zou zijn volstrekt onhoudbaar is. [eiser] heeft terecht betoogd dat TaXeCo door dat na te laten de voorzieningenrechter aan wie het beslagrekest is voorgelegd op het verkeerde been heeft gezet, wat een ernstige schending oplevert van artikel 21 Rv. Dat geldt ook voor de mededeling dat [eiser] van plan zou zijn naar Spanje of Monaco te emigreren. TaXeCo heeft daarvoor geen concrete onderbouwing gegeven en de omstandigheid dat [eiser] een privéwoning in [woonplaats] laat verbouwen staat daar haaks op.
Daarbij wordt nog aangetekend dat de naleving van artikel 21 Rv te meer van belang is bij indiening van een beslagrekest, omdat verlenen van een beslagverlof ingrijpende gevolgen voor de wederpartij kan hebben en de rechter na slechts summier onderzoek en in beginsel zonder de wederpartij te horen (ex parte) op het beslagverzoek beslist, zoals [eiser] terecht heeft opgemerkt. De beslagsyllabus die advocaten behoren te volgen is hier ook helder over.
4.12.
De stelling van TaXeCo dat [eiser] op zijn beurt artikel 21 Rv heeft geschonden, is niet relevant en heeft zij ook niet aannemelijk gemaakt. De in de pleitnota daartoe aangehaalde voorbeelden zijn weergaven van tegenover elkaar staande standpunten. Objectieve onjuistheden of onvolledigheden bevatten de daarin weergegeven standpunten van [eiser] niet.
Conclusie
4.13.
Het voorgaande kan maar leiden tot één conclusie, namelijk dat de beslagen worden opgeheven en dat het verzoek tot gerechtelijke bewaring van de in beslag genomen roerende zaken – in een separate beslissing – wordt afgewezen.
4.14.
Ook de overige vorderingen van [eiser] zullen worden toegewezen, zoals hierna in de beslissing vermeld. Daarbij wordt de gevorderde dwangsommen gematigd en gemaximeerd als na te melden en beperkt tot de vorderingen weergegeven bij 3.1 onder b tot en met d, aangezien de voorzieningenrechter de beslagen zelf opheft.
4.15.
De discussie over de vraag of alleen de onderneming van [eiser] (zoals [eiser] stelt) of hij ook in privé (zoals TaXeCo meent) iets van PSV en/of Ajax te vorderen zou hebben, in het kader van de gelegde beslagen, en de overige stellingen van [eiser] behoeven bij deze uitkomst geen bespreking.
4.16.
Als de in het ongelijk gestelde partij wordt TaXeCo veroordeeld in de proceskosten.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
heft op, met onmiddellijke ingang:
- de conservatoire beslagen en de gerechtelijke bewaring op de personenauto's met kenteken [kenteken] en [kenteken] , de beslagen onder AFC AJAX N.V. en PSV N.V. en de beslagen op de roerende zaken weergegeven onder randnummer 10 van het beslagrekest van 14 juni 2021 en onder 1 in de akte vermeerdering van eis,
5.2.
gebiedt TaXeCo om binnen 24 uur na heden aan AFC AJAX N.V. en PSV N.V. schriftelijk mee te delen dat de beslagen zijn opgeheven,
5.3.
gebiedt TaXeCo om binnen 24 uur na heden te bewerkstelligen dat de gerechtelijk bewaarder de personenauto's met kenteken [kenteken] en [kenteken] afgeeft aan [eiser] en in dit verband alles te doen en/of na te laten wat daarvoor nodig en/of vereist is,
5.4.
gebiedt TaXeCo om bij enig (nieuw) verzoek tot het leggen van conservatoire beslagen ten laste van [eiser] voor de vordering waarvoor op 25 mei 2021 en op 14 juni 2021 verlof was verleend, dit vonnis en van de daaraan ten grondslag liggende dagvaarding te overleggen,
5.5.
bepaalt dat TaXeCo een dwangsom verbeurt van € 10.000,00 voor iedere dag of iedere keer dat zij zich niet houdt aan en/of in strijd handelt met (een of meer van) de geboden onder 5.2 tot en met 5.4, met een maximum van € 100.000,00,
5.6.
veroordeelt TaXeCo in de kosten van dit geding, tot heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
– € 103,83 aan explootkosten,
– € 309,00 aan griffierecht en
– € 1.016,00 aan salaris advocaat,
vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien TaXeCo deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan,
5.7.
veroordeelt TaXeCo in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, en te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Balk, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MB