ECLI:NL:RBAMS:2021:8107
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wederrechtelijk verkregen voordeel na vrijspraak
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen [veroordeelde], die eerder in de hoofdzaak was vrijgesproken. De ontnemingsvordering was ingediend door de officieren van justitie mr. L. van Haeringen en mr. R.S. Mackor, die stelden dat [veroordeelde] als (voormalig) bestuurder van [naam bedrijf V.O.F.] wederrechtelijk voordeel had verkregen door het ontvangen van 2.550 ton digestaat van [naam bedrijf BV] en daarvoor een bedrag van € 25,- per ton te hebben ontvangen. Het rapport berekende het totale wederrechtelijk verkregen voordeel op € 63.750,-. De verdediging betwistte echter de ontvangst van het digestaat en de betaling hiervoor, wat leidde tot een conclusie van antwoord van de raadsman op 28 mei 2020. De rechtbank heeft de vordering beoordeeld aan de hand van de eerdere vrijspraak in de hoofdzaak, waarin was geoordeeld dat niet bewezen was dat [naam bedrijf V.O.F.] digestaat of een andere stof als meststof had ontvangen. Hierdoor verviel de grondslag voor de ontnemingsvordering. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel dan ook afgewezen.