ECLI:NL:RBAMS:2021:8104
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met illegaal gebruik van dierlijke mest
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen [naam BV 1]. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De zaak betreft de illegale afvoer van dierlijke mest door [naam BV 1] en [naam BV 2], waarbij het wederrechtelijk verkregen voordeel werd geschat op respectievelijk € 46.340,- en € 78.700,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de afvoer van meststoffen niet in de boekhouding van [naam BV 1] kon worden verantwoord. Hierdoor is de grondslag van de ontnemingsvordering komen te vervallen.
De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die strekte tot het vaststellen van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de verplichting tot betaling aan de Staat, niet gehonoreerd. De zittingen vonden plaats op 21 en 28 september, 7 en 11 oktober 2021, en de uitspraak volgde op 6 december 2021. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld op basis van de ingediende conclusies van antwoord en repliek, en de argumenten van de vertegenwoordiger van [naam BV 1] en haar advocaten. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, onder leiding van voorzitter mr. N.J. Koene.