ECLI:NL:RBAMS:2021:8100
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing ontnemingsvordering wegens gebrek aan bewijs van wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 december 2021 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen [naam V.O.F.]. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De zaak is behandeld in een meervoudige economische strafkamer, waarbij de rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de ontnemingsvordering van de officieren van justitie, mr. L. van Haeringen en mr. R.S. Mackor, en de verdediging door de raadsman van [naam V.O.F.], mr. P. Sipma.
De ontnemingsvordering was gebaseerd op een rapport dat stelde dat [naam V.O.F.] wederrechtelijk voordeel had verkregen door het ontvangen van 180 ton digestaat van het bedrijf [naam BV] en daarvoor een bedrag van € 25,- per ton te hebben ontvangen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat in de hoofdzaak niet bewezen is dat [naam V.O.F.] daadwerkelijk digestaat of een andere stof als meststof heeft ontvangen. Hierdoor verviel de grondslag voor de ontnemingsvordering, wat leidde tot de afwijzing van de vordering.
De rechtbank heeft in haar beslissing benadrukt dat de vordering van de officier van justitie niet kon worden gehandhaafd, omdat het bewijs voor de ontneming ontbrak. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2021, waarbij de rechtbank de beslissing heeft genomen op basis van de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting.