ECLI:NL:RBAMS:2021:8076

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 augustus 2021
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
13/234291-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van telefoons uit winkel door meerderjarige verdachte met jeugddetentie als gevolg

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 augustus 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die samen met een ander meerdere telefoons heeft gestolen uit de winkel van de aangever. De diefstal vond plaats op 17 september 2020 in Amsterdam. De verdachte heeft het feit bekend en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is om kennis te nemen van de zaak. De verdachte is op heterdaad aangehouden en heeft een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat het ten laste gelegde feit bewezen is. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van drie maanden, met inachtneming van de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie gelast, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften genoemd en de beslissing uiteengezet, waarbij de verdachte is vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/234291-20 (Promis)
Parketnummer vordering TUL: 13/099961-19
Datum uitspraak: 25 augustus 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
11 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.P. Sholeh en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C. Crince le Roy naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – beschuldigd van
diefstal samen met een ander of anderen van een of meerdere telefoons van [slachtoffer] en/of [naam bedrijf] door middel van braak en/of verbreking op 17 september 2020 in Amsterdam.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het feit en heeft gewezen op de aangifte en de beschrijving van de camerabeelden in het dossier. Verdachte is op heterdaad aangehouden en heeft een bekennende verklaring afgelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het ten laste gelegde geen verweer gevoerd. Verdachte heeft het feit bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het ten laste gelegde feit op grond van de aangifte in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte is bewezen. Omdat verdachte bekent en de raadsman geen bewijsverweer heeft gevoerd wordt ingevolge artikel 359, lid 3, Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen:
De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 11 augustus 2021 heeft afgelegd zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2020196778-37 van 17 september 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] , doorgenummerde pag. 1 t/m 6.
Een proces-verbaal van bevindingen camerabeelden met nummer 2020196778-43 van 17 september 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , doorgenummerde pag. 63 t/m 73.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 17 september 2020 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander meerdere telefoons van het merk Samsung, die toebehoorden aan [slachtoffer] en/of [naam bedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en zijn mededader die weg te nemen telefoons onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte dient te worden berecht volgens het jeugdstrafrecht. Wat verdachte heeft gedaan is weliswaar juridisch geen overval, maar lijkt er wel op en zo is het zeker ook ervaren door de eigenaar van de belwinkel. De officier van justitie vindt dat daarom een zwaardere straf passend is dan wat normaliter wordt gegeven voor een diefstal met braak. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf (bestaande uit een werkstraf) van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 120 dagen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 90 dagen met een proeftijd van twee jaar op te leggen met de bijzondere voorwaarden zoals genoemd in het reclasseringsrapport van 28 juli 2021. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat de eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie van 16 dagen ten uitvoer wordt gelegd maar dan in de vorm van 32 uur taakstraf te vervangen door 16 dagen jeugddetentie.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht het wat betreft de straf te laten bij de eis van de officier van justitie. De raadsman heeft eveneens verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte op 17 september 2020 meerdere telefoons gestolen uit de winkel van aangever [slachtoffer] . Verdachte en zijn medeverdachte zijn met een bedekt gezicht de winkel van aangever [slachtoffer] binnengekomen en hebben in aanwezigheid van aangever met een lifehammer de vitrinekast ingetikt, om zo de telefoons mee te kunnen nemen. Weliswaar is het geen overval geweest waarbij verdachte en zijn medeverdachte geweld jegens aangever hebben gebruikt, maar het is voor aangever evident een zeer dreigende situatie geweest. De rechtbank waardeert het handelen van verdachte als brutaal en agressief. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijk feit nog langdurig nadelige gevolgen ondervinden. Hiermee hebben verdachte en zijn medeverdachte geen rekening gehouden.
Uit het strafblad van verdachte van 1 juli 2021 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verdachte liep nota bene nog in een proeftijd van een veroordeling waarbij een deel voorwaardelijke jeugddetentie is opgelegd van 16 dagen en waarvan in de onderhavige zaak de tenuitvoerlegging is gevorderd.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het rapport van Reclassering Nederland van 28 juli 2021. In dit rapport staat het volgende. Het recidiverisico is hoog. Uit de beschikbare informatie komt geen duidelijk motief naar voren voor recidive. De reclassering beschouwt daarom het psychosociaal functioneren, dan wel de houding van verdachte als risicofactor voor toekomstig justitiecontact. Verder beschouwt de reclassering - gelet op het ten laste gelegde - het gebrek aan een zinvolle dagbesteding, de financiële situatie en het sociaal netwerk als risicofactoren voor toekomstig justitiecontact.
De reclassering adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen, gezien de leeftijd van verdachte, de pedagogische beïnvloedingsmogelijkheden vanuit ouders en de voormalige IFA coach (verdachte heeft een toezicht eerder goed doorlopen), de onduidelijkheden omtrent het psychosociaal functioneren van verdachte en de noodzaak tot continuering van de schoolgang.
Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf. Indien wordt overwogen verdachte een gevangenisstraf op te leggen, adviseert de reclassering hem te plaatsen in een justitiële jeugdinstelling om verharding te voorkomen.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
Krachtens artikel 77c Sr, kan de rechtbank – ten aanzien van een verdachte die ten tijde van het begaan van een strafbaar feit de leeftijd van 18 jaren doch niet die van 23 jaren heeft bereikt – recht doen overeenkomstig de artikelen 77g tot en met 77gg Sr, indien de rechtbank daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of in de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het bewezen verklaarde feit heeft gepleegd toen hij de leeftijd van 18 jaren had bereikt. Gelet op de genoemde rapportage, het gegeven advies en de geschetste persoonlijkheid van de verdachte, zal de rechtbank ten aanzien van het bewezen verklaarde op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de afspraken, zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door first offenders. Uitgangspunt bij diefstal met verbreking (in vereniging) is 80 uur werkstraf dan wel 40 dagen jeugddetentie. De rechtbank is echter van oordeel dat de manier waarop verdachte en zijn medeverdachte deze diefstal hebben gepleegd meer lijkt op een overval dan op een ‘gewone’ diefstal met verbreking. De rechtbank is daarom vooral uitgegaan van de oriëntatiepunten voor een overval op een winkel. Het oriëntatiepunt voor een overval is een jeugddetentie van vier maanden of meer. In het geval van verdachte geldt als strafverzwarende omstandigheid het strafblad van verdachte en in het bijzonder het feit dat hij nog in een proeftijd liep van een eerder deels voorwaardelijk opgelegde straf.
Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de medeverdachte, inmiddels veroordeelde, eveneens is berecht volgens het jeugdstrafrecht en dat aan hem een jeugddetentie van zes maanden is opgelegd (parketnummer 13/234284-20).
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank zal een
jeugddetentie voor de duur van drie maandenopleggen, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met voorwaarden overwogen, maar acht het niet passend gelet op de huidige situatie waarin verdachte niet een gemotiveerde indruk maakt en het feit dat verdachte al allerlei hulpverlening heeft gehad, zoals eerder reclasseringscontact en een IFA coach, en hieraan ook goed heeft meegewerkt, maar zonder dat dit recidive heeft voorkomen.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 21 december 2020 opgestelde vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/099961-19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 24 september 2019 van de rechtbank in Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot 60 dagen jeugddetentie, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 16 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten. Nu in de hoofdzaak een onvoorwaardelijke jeugddetentie is opgelegd ziet de rechtbank geen aanleiding om de voorwaardelijke jeugddetentie om te zetten in een taakstraf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 77c, 77g, 77i en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij genoemd vonnis van 24 september 2019, namelijk een jeugddetentie van 16 dagen.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. E. Akkermans en E.G.C. Groenendaal, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 augustus 2021.