Op 26 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schorsing van de overleveringsdetentie van een opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan voor een strafvervolging in België, waarbij de opgeëiste persoon betrokken was bij een hennepplantage. Ondanks het vastgestelde (matige) vluchtgevaar, concludeerde de rechtbank dat dit gevaar kon worden ingeperkt door het stellen van schorsingsvoorwaarden. De rechtbank overwoog dat de opgeëiste persoon over een vaste woon- en verblijfplaats beschikte, een arbeidsovereenkomst had en zich tot aan de uitspraak aan de schorsingsvoorwaarden had gehouden. De Belgische autoriteiten hadden eerder geweigerd mee te werken aan een voorlopige terbeschikkingstelling, maar de rechtbank vond dat de omstandigheden voldoende waren om de overleveringsdetentie te schorsen. De rechtbank heeft het verzoek tot schorsing van de overleveringsdetentie toegewezen, onder voorwaarden zoals het melden bij de politie en het niet verlaten van Nederland. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon.