ECLI:NL:RBAMS:2021:8041

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
13-215269-21 en 13-291942-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van de ISD-maatregel na winkeldiefstal met meerdere veroordelingen

Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 augustus 2021 vier flessen wijn heeft gestolen bij een Albert Heijn filiaal in Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. C. Crince Le Roy. Tijdens de zitting op 11 november 2021 heeft de officier van justitie, mr. K. van der Willigen, de vordering ingediend en de verdachte heeft bekend de flessen te hebben gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de flessen onder zijn jas had gestopt en zonder te betalen de winkel heeft verlaten.

De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de diefstal gedaan en heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. Dit besluit is genomen op basis van de ernst van de feiten, de recidivekans en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De officier van justitie had de ISD-maatregel geëist, terwijl de verdediging om een voorwaardelijke maatregel had verzocht. De rechtbank heeft geoordeeld dat eerdere hulpverlening niet effectief was geweest en dat de veiligheid van de maatschappij in het geding was.

Daarnaast heeft de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat deze niet verenigbaar was met de opgelegde ISD-maatregel. De beslissing is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13-215269-21 en 13-291942-20 (tul) (Promis)
Datum uitspraak: 25 november 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 november 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van der Willigen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C. Crince Le Roy naar voren hebben gebracht. Ook heeft de rechtbank het standpunt van de reclasseringswerker, [naam 1] , vernomen.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij op 9 augustus 2021 bij een filiaal van Albert Heijn in Amsterdam vier flessen wijn heeft gestolen.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat het ten laste gelegde bewezen moet worden verklaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen opmerkingen gemaakt over het bewijs.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte op 9 augustus 2021 in Amsterdam vier flessen wijn heeft gestolen van Albert Heijn. Uit de aangifte blijkt dat verdachte de flessen onder zijn jas heeft gestopt en zonder deze te betalen de kassa’s is gepasseerd. Verdachte heeft op zitting bekend dat hij de flessen heeft gestolen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 9 augustus 2021 te Amsterdam vier flessen wijn ter waarde van 26,60 euro die aan winkelbedrijf Albert Heijn B.V. (filiaal gelegen aan de [adres] ) toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van het bewezen verklaarde met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering, omdat verdachte het bewezen verklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend.
Bewijsmiddelen ten aanzien van het ten laste gelegde:
Verklaring van verdachte ter zitting van 11 november 2021;
Een geschrift, te weten een aangifteformulier winkeldiefstal bij de onderneming Albert Heijn B.V., gevestigd te Amsterdam, (filiaal [adres] ) van 9 augustus 2021, doorgenummerde pag. 3-5.

6.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

6.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Verdachte kan bij zijn ouders verblijven. Zijn ouders hoeven niet voor hem te zorgen. Het gaat enkel om onderdak voor verdachte en dat levert geen belasting voor zijn ouders op. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om de ISD-maatregel te beperken tot de duur van een jaar. Verdachte is op veel leefgebieden capabel en voor behandeling voor de verslaving is dat jaar voldoende.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering van 2 november 2021, opgemaakt door [naam 1] . Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte is verslaafd geraakt aan harddrugs en alcohol en is eerder zijn baan en woning kwijtgeraakt. Hij heeft in 2020 verklaard dat hij al een jaar clean was, maar bij binnenkomst in het huis van bewaring testte hij bij een urinecontrole positief op cocaïne. Hij heeft zich niet gehouden aan de bijzondere voorwaarden die waren opgelegd bij een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf weken. Hij was namelijk niet bereikbaar voor de reclassering. Verdachte voldoet aan de harde en zachte criteria voor de ISD-maatregel. Hulpverlening in het vrijwillig kader en begeleiding binnen het forensisch kader hebben onvoldoende verandering in het leven van verdachte kunnen bewerkstelligen en om de recidivekans enigszins te kunnen verkleinen is een onvoorwaardelijke ISD-maatregel geïndiceerd. Een adequaat behandeltraject is daarbij van groot belang en diagnostiek is noodzakelijk.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 11 november 2021 reclasseringswerker [naam 1] , verbonden aan Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering te Amsterdam, als deskundige gehoord. Zij heeft de informatie uit het rapport bevestigd, onder meer het feit dat de zussen van verdachte aan haar hebben verteld dat verdachte niet bij zijn ouders of één van hen kan wonen. De ouders van verdachte zijn inmiddels op leeftijd en kunnen het niet aan om verdachte in huis te nemen. Zij heeft verder aangegeven dat verblijf in maatschappelijke opvang niet wenselijk is vanwege het risico op terugval in gebruik van middelen onder invloed van medebewoners.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van het bewezen geachte feit aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Verdachte heeft een misdrijf begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Daarnaast blijkt uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 7 oktober 2021 dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 9 augustus 2021 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het voornoemde uittreksel Justitiële Documentatie is voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen aanleiding om de maatregel voorwaardelijk op te leggen. Gebleken is dat eerdere hulpverlening en begeleiding in een voorwaardelijk kader bij een gevangenisstraf onvoldoende veranderingen in het leven van verdachte hebben weten te bewerkstelligen en daarmee onvoldoende het recidive-risico hebben weten te beperken. De rechtbank zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen en een onvoorwaardelijke ISD-maatregel opleggen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank, anders dan de raadsman heeft bepleit, de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.

7.Vordering tenuitvoerlegging

De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf, opgelegd in de zaak met parketnummer 13-291942-20, afwijzen omdat de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf zich niet verdraagt met de verdere inhoud van dit vonnis aangezien er een ISD-maatregel wordt opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Diefstal
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van 2 (twee) jaar.
Wijst de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 13-291942-20 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.K. Oosterling-van der Maarel, voorzitter,
mrs. R.M. Troost en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.W.M. Steenbakkers en L.J. Tempelaars, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 november 2021.
Bijlage - Tenlastelegging
Aan verdachte [verdachte] is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 augustus 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, vier, althans een of meer flessen wijn (ter waarde van 26,60 euro), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelbedrijf Albert Heijn B.V. (filiaal gelegen aan de [adres] ) , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.