ECLI:NL:RBAMS:2021:8039

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 december 2021
Publicatiedatum
5 april 2022
Zaaknummer
C/13/702898 / HA ZA 21-529
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincidenten en forumkeuze in civiele rechtszaak tussen internationale partijen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, zijn incidenten tot onbevoegdheid opgeworpen door de gedaagden, [eiseres 1] en [eiseres 2], en [eiseres 3]. De eiser, Dentons Europe LLP, heeft vorderingen ingesteld tegen deze partijen in verband met een geschil over een dienstverleningsovereenkomst en een SPA (Share Purchase Agreement). De rechtbank heeft de bevoegdheid beoordeeld aan de hand van de Brussel I bis-Verordening, die de rechtsmacht van de rechter in civiele en handelszaken regelt. De rechtbank concludeert dat de forumkeuze in de algemene voorwaarden van Dentons niet rechtsgeldig is aanvaard door de gedaagden, waardoor de rechtbank zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen tegen [eiseres 2] kennis te nemen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende bewijs is van een overeenkomst tussen Dentons en [eiseres 3] en [eiseres 1], waardoor de rechtbank bevoegd is om van de vorderingen tegen hen kennis te nemen. De proceskosten zijn gecompenseerd tussen Dentons en [eiseres 1] en [eiseres 2], terwijl [eiseres 3] in de proceskosten van het incident is veroordeeld. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling in de hoofdzaak.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/702898 / HA ZA 21-529
Vonnis in incidenten van 29 december 2021
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
DENTONS EUROPE LLP,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk),
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. K.S. Hovinga te Amsterdam,
tegen
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
[eiseres 1] BVBA,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] (België),
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F. Sanders te Breda,
2. de naamloze vennootschap
[eiseres 2] N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] (België),
gedaagde,
eiseres in het incident,
advocaat mr. F. Sanders te Breda,
3.
[eiseres 3],
wonende te [woonplaats] (België),
gedaagde,
eiser in het incident,
advocaat mr. B. Westerhout te Amsterdam.
Partijen worden hierna Dentons, [eiseres 1] , [eiseres 2] en [eiseres 3] genoemd. [eiseres 1] en [eiseres 2] worden hierna gezamenlijk ook [eiseressen 1 en 2] genoemd. [eiseressen 1 en 2] en [eiseres 3] worden hierna gezamenlijk ook [eiseressen 1, 2 en 3] genoemd.
In deze zaak zijn afzonderlijke bevoegdheidsincidenten opgeworpen door [eiseressen 1 en 2] en [eiseres 3] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 april 2021, met bijlagen,
  • de conclusie van antwoord tevens exceptie van onbevoegdheid van [eiseressen 1 en 2] , met bijlagen,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende incidentele conclusie van onbevoegdheid van [eiseres 3] , met bijlagen,
  • de antwoordakte inzake bevoegdheid van Dentons in het incident van [eiseressen 1 en 2] ,
  • de antwoordakte inzake bevoegdheid van Dentons in het incident van [eiseres 3] ;
  • het verzoek van 26 augustus 2021 van [eiseres 3] om een nadere conclusie in het incident,
  • het verzoek van 27 augustus 2021 van Dentons tot het houden van pleidooi in het incident,
  • het bericht van 8 september 2021 van [eiseressen 1 en 2] waarin zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank,
  • het bericht van 16 september 2021 van de griffier met het voorstel van de rechtbank om in plaats van pleidooi een nadere wisseling van conclusies te nemen en af te zien van pleidooi,
  • de instemmende reacties van partijen van 17 en 21 september 2021 hierop,
  • het bericht van 22 september 2021 van de griffier dat schriftelijk zal worden voortgeprocedeerd in de incidenten,
  • de conclusie van repliek in incident van [eiseressen 1 en 2] ,
  • de antwoordakte inzake bevoegdheid van [eiseres 3] ,
  • de conclusie van dupliek in het incident tot onbevoegdheid van Dentons in het incident van [eiseressen 1 en 2] ;
  • de conclusie van dupliek in het incident tot onbevoegdheid van Dentons in het incident van [eiseres 3] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in de incidenten.

2.De feiten voor zover van belang in de incidenten

2.1.
Dentons, rechtsopvolger van Boekel de Nerée N.V., is een advocatenkantoor in Amsterdam.
2.2.
Tot de totstandkoming van de hierna te noemen SPA en Dienstverleningsovereenkomst was [eiseres 3] de enige statutair bestuurder van [naam bedrijf 1] N.V. (hierna: [naam bedrijf 1] ). [eiseres 3] was daarnaast de enige aandeelhouder en statutair bestuurder van [naam bedrijf 2] ( [naam bedrijf 2] ) en [eiseres 2] . [eiseres 1] is de rechtsopvolger van [naam bedrijf 2] .
2.3.
Op 30 december 2010 is een overeenkomst (hierna: de SPA) gesloten tussen [eiseres 3] en [naam bedrijf 2] als verkopers en RDC Group B.V. en RDC Belgium N.V. (hierna gezamenlijk: Kopers) als kopers van alle aandelen van [naam bedrijf 1] . Blijkens de overeenkomst was [eiseres 2] als partij verbonden aan de overeenkomst als garantsteller voor [eiseres 3] en [eiseres 1] . De overeenkomst bevatte een zogenaamde earn-out regeling, als gevolg waarvan een variabel deel van de door de Kopers te betalen koopsom afhankelijk was van na datum overdracht van 1 oktober 2010 te behalen bedrijfsresultaten (EBIT) van [naam bedrijf 1] over de jaren 2011 en 2012.
2.4.
Eveneens op 30 december 2012 is tussen [naam bedrijf 1] en [eiseres 2] een dienstverleningsovereenkomst gesloten (hierna: de Dienstverleningsovereenkomst) met betrekking tot het verlenen van diensten op het vlak van bedrijfs- en commercieel management en advisering. Artikel 3 van deze overeenkomst vermeldt dat [eiseres 2] bij de uitvoering van haar opdracht al haar knowhow ter beschikking zal stellen en daartoe slechts beroep zal doen op [eiseres 3] .
2.5.
Tussen Kopers en [naam bedrijf 1] enerzijds en [eiseressen 1, 2 en 3] anderzijds is een geschil ontstaan met betrekking tot de (beëindiging van) de Dienstverleningsovereenkomst en het bepaalde in de SPA, waaronder de earn out-regeling (hierna: het Geschil).
2.6.
In 2012 heeft Dentons op verzoek van het advocatenkantoor Janson Baugniet in België [eiseres 3] bijgestaan in het Geschil.
2.7.
Op 13 juni 2012 heeft Dentons een
engagement letteraan Janson Baugniet verzonden, met als bijlage de algemene voorwaarden van Dentons met daarin een forumkeuze voor de bevoegde rechter te Amsterdam (hierna: de Forumkeuze).
2.8.
De werkzaamheden van Dentons zijn in juni 2012 aangevangen. Dentons heeft de eerste vier facturen verzonden aan Janson Baugniet. Vanaf februari 2013 zijn de facturen rechtstreeks aan [eiseres 3] verzonden.
2.9.
Medio 2013 zijn Dentons en [eiseres 3] een regeling overeengekomen waarbij de uiteindelijke honorering van Dentons afhankelijk zou zijn van de uitkomst van de na te noemen Procedure of een eventuele schikking.
2.10.
Dentons heeft namens [eiseres 3] en [eiseres 1] een procedure (hierna: de Procedure) bij deze rechtbank aanhangig gemaakt tegen de Kopers en [naam bedrijf 1] . Bij vonnis van 9 augustus 2017 zijn de gedaagden onder andere veroordeeld tot medewerking aan de voortzetting van de tussen partijen gevoerde bindend advies procedure over de EBIT 2011 van [naam bedrijf 1] .
2.11.
Op 1 februari 2018 hebben de Kopers en [naam bedrijf 1] enerzijds en [eiseressen 1, 2 en 3] anderzijds een vaststellingsovereenkomst gesloten ter afwikkeling van het Geschil, waarbij de Kopers en [naam bedrijf 1] zich hebben verbonden tot betaling van een bedrag van € 350.000 aan [eiseressen 1, 2 en 3]

3.Het geschil

in de hoofdzaak
3.1.
Dentons vordert [eiseressen 1, 2 en 3] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis hoofdelijk te veroordelen tot betaling van primair € 146.700,57 en subsidiair € 100.000, telkens te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, en voorts tot vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Dentons legt aan haar vordering een met [eiseressen 1, 2 en 3] in 2012 gesloten overeenkomst van opdracht en een in 2013 overeengekomen betalingsregeling ten grondslag. De vordering ziet op werkzaamheden die zijn verricht voor [eiseres 3] , [eiseres 1] en [eiseres 2] .
3.3.
Dentons baseert de bevoegdheid van de rechtbank Amsterdam op de Formukeuze in haar algemene voorwaarden.
3.4.
Zowel [eiseressen 1 en 2] als [eiseres 3] voeren verweer in de hoofdzaak.
in het incident van [eiseressen 1 en 2]
3.5.
vorderen dat de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van Dentons kennis te nemen.
3.6.
[eiseressen 1 en 2] leggen aan hun incidentele vordering ten grondslag dat geen sprake is van een overeenkomst van opdracht tussen Dentons en [eiseres 1] en [eiseres 2] . Het is immers de partij Janson Baugniet die met Dentons een overeenkomst is aangegaan, en anders alleen met [eiseres 3] in privé. Subsidiair zou slechts sprake zijn van een niet-schriftelijke overeenkomst met [eiseressen 1 en 2] , waardoor [eiseressen 1 en 2] niet gebonden zijn aan de opdrachtbevestiging met de algemene voorwaarden en de daarin opgenomen forumkeuze. Ten slotte geldt dat de algemene voorwaarden niet aan [eiseressen 1 en 2] ter hand zijn gesteld, zodat [eiseressen 1 en 2] daarvan de vernietiging inroepen.
in het incident van [eiseres 3]
3.7.
vordert dat de rechtbank Amsterdam zich onbevoegd verklaart om van de vorderingen van Dentons kennis te nemen.
3.8.
[eiseres 3] legt aan zijn incidentele vordering primair ten grondslag dat geen overeenkomst van opdracht tussen hem en Dentons bestaat, laat staan een (schriftelijke) overeenkomst waaruit een forumkeuze blijkt. Subsidiair moet [eiseres 3] in deze zaak als consument worden beschouwd, waardoor de vordering tegen hem op grond van de bepalingen van de Brussel I bis-Verordening [1] slechts kan worden gebracht voor de rechtbanken van België. Meest subsidiair is geen sprake van een geldige forumkeuze in de zin van de Brussel I bis-Verordening omdat niet blijkt dat [eiseres 3] daadwerkelijk instemde met de forumkeuze.
3.9.
In beide incidentenvoert Dentons verweer en concludeert zij tot afwijzing van de incidentele vordering van [eiseressen 1 en 2] respectievelijk [eiseres 3] .
3.10.
Op de stellingen van partijen in de incidenten wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in beide incidenten
4.1.
De incidentele vorderingen van [eiseressen 1 en 2] en [eiseres 3] lenen zich voor gezamenlijke bespreking, tenzij hierna anders is aangegeven.
4.2.
Het geschil valt zowel materieel, formeel als temporeel onder het toepassingsgebied van de Brussel I bis-Verordening: het betreft een burgerlijke en handelszaak die is ingesteld na 10 januari 2015 tegen verweerders met een woonplaats in de Europese Unie. Dat betekent dat de rechtsmacht van de Nederlandse rechter – ook ambtshalve – beoordeeld moet worden aan de hand van de bepalingen van deze verordening. Deze bepalingen moeten uniform worden geïnterpreteerd aan de hand van de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) over deze regeling en de voorlopers daarvan.
4.3.
Anders dan [eiseres 3] lijkt te betogen, wordt het voorgaande niet anders doordat Dentons gevestigd is in het Verenigd Koninkrijk en de Brexit heeft plaatsgevonden. Het formele toepassingsgebied van de Brussel I bis-Verordening wordt immers niet bepaald door de woon- of vestigingsplaats van de eisende partij, maar door die van gedaagde(n). De woon- en vestigingsplaats van gedaagden is in dit geval onbetwist gelegen op het grondgebied van een EU-lidstaat.
Forumkeuze?
4.4.
Nu Dentons zich primair op de Forumkeuze beroept, moet allereerst worden beoordeeld of partijen een rechtsgeldige forumkeuze voor deze rechtbank zijn overeengekomen. Artikel 25 van de Brussel I bis-Verordening bepaalt dat, indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, schriftelijk een gerecht van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, dit gerecht in beginsel exclusief bevoegd is. Op grond van de rechtspraak van het HvJ EU moet de geldigheid van een forumkeuzebeding autonoom op grond van het Unierecht te worden beoordeeld. Concreet moet worden onderzocht of een forumkeuzebeding daadwerkelijk het voorwerp heeft uitgemaakt van een wilsovereenstemming tussen partijen die duidelijk en nauwkeurig tot uiting komt, waarbij in elk geval moet zijn voldaan aan een van de door artikel 25 punt 1 onder a t/m c van de Brussel I bis-Verordening toegelaten vormen van een forumkeuze-overeenkomst. In het geval waarin het forumkeuzebeding is vastgelegd in algemene voorwaarden is een dergelijk beding geldig indien in de tekst zelf van de door beide partijen ondertekende overeenkomst uitdrukkelijk wordt verwezen naar de algemene voorwaarden die dit beding bevatten (vgl. HvJ EU 7 juli 2016, ECLI:EU:C:2016:525,
Höszig/Alstom, rov. 39).
De geldigheid van het forumkeuzebeding kan niet worden bestreden op grond van het enkele feit dat de overeenkomst niet geldig is (artikel 25 lid 5 Brussel I bis-Verordening).
4.5.
In dit geval is het forumkeuzebeding opgenomen in de algemene voorwaarden die Dentons bij de opdrachtbevestiging heeft meegezonden, en waarnaar zij in de opdrachtbevestiging heeft verwezen. Deze opdrachtbevestiging is niet, zoals wel is vereist ingevolge het arrest
Höszig/Alstom,ondertekend door of namens [eiseressen 1, 2 en 3] Ook overigens blijkt niet van daadwerkelijke wilsovereenstemming ter zake de forumkeuze. Bij die stand van zaken kan het forumkeuzebeding niet worden beschouwd als te zijn aanvaard door [eiseressen 1, 2 en 3] Dat de forumkeuze in dit geval wel voldoet aan één van de andere twee toegelaten vormen uit artikel 25 Brussel I bis-Verordening, is niet gesteld en evenmin gebleken.
4.6.
De slotsom van het voorgaande is dat geen sprake is van een rechtsgeldige forumkeuze, zodat de bevoegdheid van de rechtbank ook niet op een forumkeuze kan worden gebaseerd.
Overeenkomst?
4.7.
Subsidiair beroept Dentons zich op artikel 7, aanhef en onder 1 Brussel I bis-Verordening. Op grond van die bepaling kunnen partijen ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst ook worden opgeroepen voor het gerecht van de plaats waar de verbintenis, die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd. Deze plaats is voor de verstrekking van diensten, de plaats in een lidstaat waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden (artikel 7 aanhef en onder 1 b, tweede gedachtestreepje).
4.8.
Zowel [eiseressen 1 en 2] als [eiseres 3] betwisten dat een overeenkomst tussen Dentons en hen ( [eiseressen 1 en 2] respectievelijk [eiseres 3] ) bestaat. Uit de rechtspraak van het HvJ EU kan worden afgeleid dat indien, zoals in dit geval, het bestaan van de overeenkomst waarop door een van de partijen een beroep wordt gedaan, wordt betwist, deze rechtbank als aangezochte rechter zelf ambtshalve de belangrijkste voorwaarden voor zijn bevoegdheid kan toetsen, in het licht van door de betrokken partij verstrekte overtuigende en relevante gegevens, waaruit het al dan niet bestaan van de overeenkomst blijkt.
4.9.
De rechtbank zal eerst de gestelde overeenkomst met [eiseres 3] beoordelen, en daarna die met [eiseressen 1 en 2]
4.10.
Waar [eiseres 3] in zijn incidentele conclusie iedere overeenkomst met Dentons heeft betwist, specificeert hij deze betwisting in zijn antwoordakte nader tot een overeenkomst
houdende een forumkeuze. De ereloonafspraken met Dentons (2.9) heeft [eiseres 3] niet betwist.
Hieruit blijkt genoegzaam van het bestaan van een overeenkomst tussen Dentons en [eiseres 3] .
4.11.
Ten aanzien van [eiseressen 1 en 2] geldt dat Dentons onder de na te noemen omstandigheden mocht begrijpen dat [eiseres 3] de hiervoor genoemde overeenkomst niet alleen namens zichzelf maar ook als vertegenwoordiger van [eiseres 1] sloot. Het gaat dan om de omstandigheid dat de overeenkomst tussen [eiseres 3] en Dentons onbetwist zag op het Geschil dat onder meer betrekking had op de (beëindiging van) de SPA waarbij zowel [eiseres 3] als [eiseres 1] als verkopers partij waren. Dat Dentons de overeenkomst als zodanig heeft begrepen volgt vervolgens uit de wijze waarop zij daaraan uitvoering heeft gegeven. Zij heeft namelijk zowel namens [eiseres 3] als namens [eiseres 1] de Procedure bij de rechtbank Amsterdam aanhangig gemaakt tegen de Kopers en [naam bedrijf 1] in verband met de earn out-verplichtingen van de Kopers volgend uit de SPA. Dat [eiseres 1] tegen deze interpretatie van de overeenkomst door Dentons bezwaar heeft gemaakt, is gesteld noch gebleken. Bij die stand van zaken blijkt ook binnen het vooropgestelde beperktere kader van de beoordeling van bevoegdheid in het incident, genoegzaam van het bestaan van een overeenkomst met [eiseres 1] . Dat de facturen alleen aan [eiseres 3] zijn gericht en dat de betalingen louter door [eiseres 3] zijn verricht, doet daaraan niet af.
4.12.
Dat Dentons deze overeenkomst ook heeft begrepen of heeft mogen begrijpen als een overeenkomst met [eiseres 2] , is niet gebleken. Anders dan [eiseres 1] was [eiseres 2] niet als verkoper partij bij de SPA, maar slechts als garantsteller. Daarnaast geldt dat het Geschil met name zag op de vraag of de Kopers nog een deel van de koopprijs moesten betalen, en daarin stonden dus geen belangen van [eiseres 2] op het spel. Dentons heeft de de Procedure ook niet mede namens [eiseres 2] aanhangig gemaakt. Onder die omstandigheden mocht Dentons niet zonder meer begrijpen dat [eiseres 3] bij het sluiten van de overeenkomst ook [eiseres 2] vertegenwoordigde.
4.13.
Resumerend geldt dat in het kader van deze incidentele procedure genoegzaam is gebleken van een overeenkomst tussen [eiseres 3] en [eiseres 1] enerzijds en Dentons anderzijds. Daarbij wordt opgemerkt dat de rechter die over de hoofdzaak zal oordelen niet gebonden is aan het oordeel in dit incident dat sprake van een overeenkomst tussen deze partijen.
4.14.
Omdat van een overeenkomst met [eiseres 2] onvoldoende is gebleken, kan de bevoegdheidsregel van artikel 7, aanhef en onder 1, Brussel I bis-Verordening niet op haar van toepassing zijn. In geval van een onrechtmatige daadsvordering is de rechter van de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan bevoegd om kennis te nemen van het geschil (artikel 7, aanhef en onder 2, Brussel I bis-Verordening).
Volgens vaste rechtspraak van het HvJEU wordt onder de plaats waar het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan zowel de plaats waar de schade is ingetreden (
Erfolgsort) als de plaats van de gebeurtenis die met de schade in een oorzakelijk verband staat (
Handlungsort) verstaan. Niet kan worden vastgesteld dat de plaats van de schadeveroorzakende gebeurtenis voor Dentons in Nederland is gelegen. Evenmin kan worden aangenomen dat de gestelde schade van Dentons in Nederland (binnen het rechtsgebied van deze rechtbank) is veroorzaakt of rechtstreeks is ingetreden. Dit betekent dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft op grond van artikel 7 aanhef en onder 2 Brussel I bis-Verordening.
Bij gebreke van andere toepasselijke bevoegdheidsgronden, ontbeert de rechtbank rechtsmacht om kennis te nemen van de vorderingen tegen [eiseres 2] . De incidentele vordering voor zover deze door [eiseres 2] is ingesteld, zal daarom worden toegewezen.
Consument?
4.15.
[eiseres 3] voert het verweer dat hij consument is, althans in deze zaak als consument moet worden beschouwd, op grond waarvan (o.a.) ingevolge de artikelen 17 e.v. Brussel I bis-Verordening, slechts de rechter van zijn woonplaats bevoegd is.
4.16.
Volgens artikel 2, onder b, Richtlijn 93/13 [2] is een consument iedere natuurlijke persoon die bij onder de richtlijn vallende overeenkomsten handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen. Aan de hand van alle omstandigheden van het geval moet worden vastgesteld met welk doel de overeenkomst van opdracht is aangegaan, wat met name moet worden afgeleid uit de aard van de opdracht. In dit geval is de aard en strekking van de opdracht om juridische bijstand te verlenen in het reeds vermelde Geschil. Dit geschil, tussen Kopers en [naam bedrijf 1] enerzijds en [eiseressen 1, 2 en 3] anderzijds, hield verband met de (beëindiging van) de Dienstverleningsovereenkomst en het bepaalde in de SPA.
4.17.
Ten aanzien van deze twee overeenkomsten kan het volgende worden vastgesteld.
De SPA zag op de verkoop van de aandelen van een vennootschap waar [eiseres 3] tot dat moment enig statutair bestuurder van was. De gelijktijdig gesloten Dienstverleningsovereenkomst zag op kort gezegd aan diezelfde vennootschap te verlenen managementdiensten door een andere aan [eiseres 3] gelieerde vennootschap, die daarbij slechts beroep zou doen op [eiseres 3] . Bij de SPA was [eiseres 3] verkopende partij, zowel in privé als via een vennootschap waarvan hij enig aandeelhouder en statutair bestuurder was. Daarnaast was een aan [eiseres 3] gelieerde vennootschap als garantsteller partij bij de SPA.
4.18.
Daaruit volgt dat de twee overeenkomsten nadrukkelijk aan elkaar gelieerd zijn en dat [eiseres 3] bij beide overeenkomsten op velerlei manieren betrokken was. Immers, hij was niet alleen als privépersoon partij bij de SPA als verkoper, maar ook middellijk via een aan hem gelieerde vennootschap. Daarnaast was hij (statutair) bestuurder van de vennootschap die via de SPA verkocht werd, en zou hij ook na de verkoop managementwerkzaamheden voor die vennootschap blijven verrichten op grond van de Dienstverleningsovereenkomst, waar bovendien een aan hem gelieerde vennootschap partij bij was. Onder deze omstandigheden, waarbij [eiseres 3] zich kennelijk tegelijkertijd ook professioneel en via vennootschappen verbond, kan niet worden gezegd dat [eiseres 3] bij de SPA handelde voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen.
4.19.
Dan ligt tot slot de vraag voor of artikel 7, aanhef en onder 1 b tweede gedachtestreepje, Brussel I bis-Verordening in dit geval toepassing vindt.
Overeenkomst tot het verrichten van diensten?
4.20.
De overeenkomst tussen enerzijds Dentons en anderzijds [eiseres 1] en [eiseres 3] moet in het kader van artikel 7, aanhef en onder 1, Brussel I bis-Verordening worden gekwalificeerd als een overeenkomst tot het verrichten van diensten. De opgedragen werkzaamheden hielden het verlenen van juridische bijstand in. Het verrichten van deze werkzaamheden tegen vergoeding moet worden gekwalificeerd als ‘dienst’ als bedoeld in de bepaling onder b, tweede gedachtestreepje. Het begrip ‘diensten’ in de zin van deze bepaling houdt immers op zijn minst in dat de partij die ze verstrekt, tegen vergoeding een bepaalde activiteit verricht (HvJ EU 19 december 2013, C-9/12, ECLI:EU:C:2013:860 en HvJ EU 25 februari 2010, C-381/08, ECLI:EU:C:2010:90).
Plaats van uitvoering?
4.21.
Zoals uit de considerans bij de Brussel I bis-Verordening en de rechtspraak van het HvJ EUEU (met name HvJ EU 11 maart 2010, C-19/09,
NJ2010/522, ‘
Wood Floor/Silva Trade’)volgt moet bij de beoordeling waar de diensten volgens de overeenkomst verstrekt werden het volgende tot uitgangspunt worden genomen. Ingeval op meerdere plaatsen diensten worden verricht, wordt onder plaats van uitvoering in beginsel verstaan de plaats waar de diensten hoofdzakelijk worden verricht. Gelet op het doel van voorspelbaarheid, dient deze plaats zo veel mogelijk uit de bepalingen van de overeenkomst zelf te worden afgeleid. Eerst subsidiair moet de plaats in aanmerking worden genomen waar de werkzaamheden overwegend zijn verricht, mits de verrichting van diensten op die plaats niet indruist tegen de wil van partijen zoals die uit de bepalingen van de overeenkomst blijkt. Daarbij kan rekening worden gehouden met de feitelijke aspecten van de zaak, inzonderheid de ter plaatse doorgebrachte tijd en het belang van de werkzaamheden die er zijn verricht. Meest subsidiair kan worden aangesloten bij de woonplaats van degene die de werkzaamheden heeft verricht.
4.22.
In dit geval kan uit de overeenkomst zelf worden afgeleid dat de diensten hoofdzakelijk in Nederland zouden worden verricht. Dentons werd immers ingeschakeld om in en vanuit Nederland [eiseres 3] en [eiseres 1] van juridische bijstand te voorzien. Daarmee ligt in de overeenkomst besloten dat de diensten in beginsel in Nederland zouden worden verricht. Bovendien geldt dat Dentons voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij haar diensten ook daadwerkelijk in Nederland heeft verricht door te wijzen op de procedure die zij voor [eiseres 3] en [eiseres 1] bij deze rechtbank aanhangig heeft gemaakt en het feit dat zij kantoor houdt in Amsterdam.
De slotsom moet dan ook zijn dat Dentons haar werkzaamheden voor [eiseres 3] en [eiseres 1] overwegend heeft verricht in Nederland. Op grond daarvan komt de Nederlandse rechter ingevolge artikel 7, aanhef en onder 1 b tweede gedachtestreepje, Brussel I bis-Verordening rechtsmacht toe. Dat betekent dat de incidentele vorderingen voor zover deze door [eiseres 1] en [eiseres 3] zijn ingesteld, worden afgewezen.
in het incident van [eiseressen 1 en 2]
proceskosten
4.23.
Uit het voorgaande volgt dat Dentons en [eiseressen 1 en 2] over en weer in het ongelijk worden gesteld. De rechtbank ziet daarin aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren.
in het incident van [eiseres 3]
proceskosten
4.24.
[eiseres 3] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Dentons worden begroot op € 1.126,00 (2 punten × tarief II) aan salaris advocaat.
4.25.
De nakosten zijn toewijsbaar zoals hierna onder de beslissing is vermeld.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident van [eiseressen 1 en 2]
5.1.
verklaart zich onbevoegd om van de vorderingen tegen [eiseres 2] kennis te nemen,
5.2.
wijst de incidentele vordering van [eiseres 1] af,
5.3.
compenseert de proceskosten, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt,
in het incident van [eiseres 3]
5.4.
wijst de incidentele vordering af,
5.5.
veroordeelt [eiseres 3] in de kosten van het incident, aan de zijde van Dentons tot op heden begroot op € 1.126,00,
5.6.
veroordeelt [eiseres 3] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres 3] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.7.
verklaart de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.8.
bepaalt dat de zaak weer op de
rolzal komen van
12 januari 2022voor
beraad rolrechter mondelinge behandeling,
5.9.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.H. Broesterhuizen, rechter, bijgestaan door mr. P.C.N. van Gelderen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2021.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PbEU 2012, L 351.
2.Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten