ECLI:NL:RBAMS:2021:801

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2021
Publicatiedatum
1 maart 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 800
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ontheffingen voor nachtelijke werkzaamheden aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam

Op 1 maart 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen ontheffingen verleend door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam aan KWS en GVB voor nachtelijke werkzaamheden aan de Nieuwezijds Voorburgwal. De ontheffingen waren verleend om werkzaamheden uit te voeren van 19.00 uur tot 7.00 uur, maar verzoekers, bewoners van de omgeving, stelden dat deze nachtelijke werkzaamheden hen onaanvaardbare geluidsoverlast bezorgden, vooral in het licht van de coronamaatregelen die hen dwongen thuis te blijven. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ontheffingen niet voldoende rekening hielden met de geluidshinder voor omwonenden en dat het college niet had aangetoond dat de werkzaamheden niet overdag konden plaatsvinden. De rechter schorste de ontheffingen tot de beslissing op bezwaar, waarbij hij het college opdroeg het betaalde griffierecht te vergoeden. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het college om bij het verlenen van ontheffingen de belangen van omwonenden in overweging te nemen en adequate maatregelen te treffen om geluidshinder te beperken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 21/800 en AMS 21/1050

uitspraak van de voorzieningenrechter van 1 maart 2021 in de zaak tussen

[verzoeker 1] en [verzoeker 2] , te [woonplaats] , verzoekers,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. C.A.R. Bleijendaal).
Als derde-partijen hebben aan het geding deelgenomen:
GVB Infra B.V.en
KWS Infra B.V, vergunninghouders,
Partijen worden hierna aangeduid als verzoekers, het college, het GVB en KWS.

Procesverloop

Met het besluit van 22 december 2020 heeft het college op grond van artikel 5.5 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 (APV) aan KWS een ontheffing verleend om van 4 januari 2021 tot en met 1 juni 2022 van 19.00 uur tot 7.00 uur werkzaamheden te verrichten ter hoogte van de Nieuwezijds Voorburgwal 242 te Amsterdam.
Bij besluit van 1 februari 2021 heeft het college op grond van artikel 5.5 van de APV aan het GVB een ontheffing verleend om van 7 februari 2021 tot en met 14 mei 2021 van 22.00 uur tot 6.00 uur werkzaamheden te verrichten aan de Nieuwezijds Voorburgwal te Amsterdam.
Verzoekers hebben tegen beide ontheffingen bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek ter zake van de ontheffing aan KWS heeft nummer AMS 21/1050. Het verzoek ter zake van de ontheffing aan het GVB heeft nummer AMS 21/800.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 19 februari 2021. Verzoekers zijn verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor het GVB zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] . Voor KWS is verschenen [naam 3] . Verder was op de zitting aanwezig [naam 4] van het Ingenieursbureau Amsterdam.

Overwegingen

Het project De Nieuwe Zijde
1.1
De gemeente Amsterdam wil de binnenstad autoluwer maken. Om dit te realiseren moeten delen van de openbare ruimte van die binnenstad heringericht worden. Trottoirs worden breder en er komt meer groen. Een en ander is uitgewerkt in het project De Nieuwe Zijde. Dit project omvat een herinrichting van de Nieuwezijds Voorburgwal en wel vanaf de Martelaarsgracht tot het Koningsplein. Dit project valt uiteen in twee onderdelen: het noordelijk deel (van de Martelaarsgracht tot de Paleisstraat) en het zuidelijk deel (van de Paleisstraat tot het Koningsplein). De werkzaamheden voor de uitvoering van het zuidelijke deel moeten plaatsvinden tussen 18 januari 2021 en 1 april 2022. Die werkzaamheden zijn uitgewerkt in tien fasen die, al dan niet met overlapping, elkaar opvolgen. De hiervoor noodzakelijke werkzaamheden bestaan onder meer uit het vervangen van de trambaanconstructie en werkzaamheden ten behoeve van kabels en leidingen tussen de Paleisstraat en het Spui (de zuidelijke helft van de Nieuwezijds Voorburgwal). Voor deze vervanging van de trambaanconstructie wordt een Tijdelijke Buiten Gebruikname Tram (TBGN) van tien weken ingesteld.
1.2
Voor de uitvoering van de werkzaamheden in het zuidelijk deel is een
BLVC-uitvoeringsplan geschreven. BLVC staat voor Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatie. In dit plan is onderzocht, beschreven en in kaart gebracht welke maatregelen nodig zijn voor een goede balans tussen veilig en efficiënt bouwen en het handhaven van de bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid van de directe omgeving.
De ontheffingen
2.1
Het BLVC-plan voorziet in aantal nachtelijke werkzaamheden ten behoeve van de trambaanconstructie. Voor deze nachtelijke werkzaamheden is een ontheffing vereist. Die ontheffingen zijn aangevraagd door het GVB en KWS. In deze zaak gaat het om de op 22 december 2020 aan KWS verleende ontheffing ende op 1 februari 2021 aan het GVB verleende ontheffing.
2.2.
In die ontheffingen is niet gespecificeerd op welke data de nachtelijke werkzaamheden precies plaatsvinden. Het college heeft op de zitting uiteengezet dat voor deze nachtelijke werkzaamheden wel een planning is gemaakt en dat wel duidelijk is hoe lang deze werkzaamheden duren. In de ontheffingen zijn echter geen specifieke data vermeld, omdat er rekening mee is gehouden dat de werkzaamheden door onvoorziene omstandigheden, zoals vorstverlet, op een later tijdstip dan beoogd moeten plaatsvinden.
2.3
Het college heeft op de zitting uiteengezet voor welke nachtelijke werkzaamheden de ontheffingen zijn verleend. De eerste nachtelijke werkzaamheden waarvoor een ontheffing is verleend, hebben, aldus het college, intussen volgens planning plaatsgevonden in de nacht van 7 op 8 februari 2021. In week 10 (8 tot en met 13 maart 2021) worden gedurende één nacht de spoordelen afgeleverd. Vervolgens wordt door KWS gedurende twee nachten beton gestort voor het bovenbed. Het spoor wordt eveneens in één nacht neergelegd. Tot slot moet ’s nachts de bovenleiding worden aangebracht. Daarvoor zijn 10 nachten in week 14 en 15 (5 tot en met 16 april 2021) ingepland.
Het standpunt van verzoekers
3. Verzoekers wonen aan de [adres] , dat wil zeggen in het zuidelijk deel tussen de Paleisstraat en het Spui. Zij ervaren forse geluidsoverlast van de werkzaamheden. De werkzaamheden gebeuren namelijk van maandag tot zaterdag van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Verzoekers begrijpen wel dat een omvangrijk project voor de openbare ruimte overlast met zich brengt en dat bewoners van de binnenstad zich die tot op zekere hoogte moeten laten welgevallen. Echter maken de extra geluidsoverlast als gevolg van de nachtelijke werkzaamheden waarvoor de ontheffingen zijn verleend en andere aan het project gerelateerde nachtelijke hinder, zoals draaiende aggregaten en werkverkeer, de overlast ondragelijk. Door de coronamaatregelen zijn bewoners bovendien genoodzaakt om thuis te verblijven. Zij kunnen zich overdag niet of nauwelijks aan de hinder onttrekken. De extra nachtelijke geluidhinder maakt dat er geen mogelijkheid voor herstel en rust is. Dit levert stress en gezondheidsrisico’s op. Op grond van het door artikel 8 van het EVRM [1] beschermde recht op privéleven is het college verplicht om maatregelen te nemen om zodanige geluidshinder te voorkomen, aldus verzoekers. Om die reden vragen zij de voorzieningenrechter om de ontheffingen te schorsen en een dwangsom te verbinden aan elke dag dat in strijd met de schorsing werkzaamheden worden verricht of andere overlast wordt ervaren.
De beoordeling door voorzieningenrechter
4.1
Op grond van artikel 5.5, eerste lid, van de APV [2] is het verboden toestellen, geluidsapparaten of machines in werking te hebben, of anderszins handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving hinder wordt veroorzaakt of toe te laten dat deze handelingen worden verricht. Op grond van het tweede lid kan het college van dit verbod ontheffing verlenen.
4.2
De APV en de toelichting daarop geven geen criteria en normen voor het verlenen van een ontheffing. Dit moet daarom van geval tot geval worden beoordeeld.
4.3
In beide ontheffingen is uitsluitend als motivering gegeven dat het stadsdeel (de voorzieningenrechter begrijpt: het college) vindt dat de werkzaamheden noodzakelijk zijn en dat het GVB en KWS die niet binnen reguliere werktijden kunnen uitvoeren. Welke specifieke werkzaamheden niet overdag kunnen worden uitgevoerd, staat hierin niet beschreven. In het BLVC-plan is evenmin uiteengezet waarom de werkzaamheden niet binnen reguliere werktijden kunnen worden verricht. Op de zitting heeft het college wel een toelichting gegeven. Die houdt in dat de nachtelijke werkzaamheden noodzakelijk zijn om de planning te halen. De TBGN moet zo kort mogelijk duren om de tram spoedig weer beschikbaar te krijgen. Als dat te lang duurt dreigen boetes. Verder vergen de veiligheid en de bereikbaarheid in het gebied dat de trambaan en de naastgelegen weg worden afgesloten. Ook dat is een reden dat een deel van de werkzaamheden in de nacht moet plaatsvinden, aldus het college.
4.4
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is in de ontheffingen noch in het BLVC-plan aandacht besteed aan de door de nachtelijke werkzaamheden veroorzaakte geluidhinder voor omwonenden. Dat belang is in de besluitvorming niet kenbaar meegewogen. Alleen al wat dat betreft schiet de besluitvorming hier te kort.
4.5
Bij de vraag wat het gevolg moet zijn van die gebrekkige besluitvorming, stelt de voorzieningenrechter voorop dat de werkzaamheden waar het hier om gaat, worden uitgevoerd ten behoeve van het algemeen belang. Het algemeen belang heeft extra gewicht omdat omwonenden zich daarbij de nodige overlast moeten laten welgevallen. Dat geldt ook als die overlast gedurende de nacht plaatsvindt. Een ontheffing voor werkzaamheden aan de trambaan gedurende de nacht is dan ook gerechtvaardigd als dat noodzakelijk is om overdag verkeersoverlast te vermijden of te beperken en om de veiligheid te waarborgen.
4.6
Dat neemt niet de inspanningsverplichting weg voor verweerder om die overlast zo veel mogelijk te beperken. In dit geval is van belang dat de nachtelijke werkzaamheden aan de trambaan ten behoeve van het project De Nieuwe Zijde niet op zichzelf staan. De nachtelijke constructiewerkzaamheden, waaronder dus de aflevering en plaatsing van spoordelen, het storten van beton en het aanbrengen van de bovenleiding, maken immers deel uit van een geheel van in elkaar grijpende werkzaamheden die gedurende een aantal maanden geluidhinder veroorzaken.
4.7
Omdat het niet om incidentele werkzaamheden gaat, geldt genoemde inspanningsverplichting voor verweerder des te meer. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder er echter geen blijk van gegeven zich hiervan voldoende bewust te zijn geweest. Daarbij is het volgende van belang.
4.8
Uit het BLVC-plan, noch anderszins blijkt uit het dossier welke werkzaamheden precies in de nacht moeten worden uitgevoerd. Evenmin blijkt dat verweerder bij het verlenen van de ontheffingen zich ervan heeft vergewist dat alle genoemde nachtelijke werkzaamheden niet overdag kunnen worden uitgevoerd. Dat laat de mogelijkheid open dat ’s nachts werkzaamheden worden uitgevoerd die mogelijk ook overdag hadden kunnen plaatsvinden. In de vergunningen is evenmin beschreven welke werkzaamheden in de nacht mogen plaatsvinden.
4.9
Als bepaalde werkzaamheden in de nacht moeten plaatsvinden, ligt het op de weg van het college om te onderzoeken welke normen kunnen worden gesteld, hoe geluidhinder zo veel mogelijk kan worden beperkt, hoe erop wordt toegezien dat de geluidhinder daadwerkelijk beperkt blijft en wie omwonenden kunnen bereiken om zo nodig onmiddellijk op te treden. Dat is niet gebeurd. Verweerder heeft in de vergunning noch in het BLVC-plan een maximum geluidsnorm gesteld voor de nachtelijke uren, niet gemeten hoeveel geluidhinder er al dan niet is gedurende de nacht, niet vooraf bekeken hoe de geluidhinder kan worden beperkt en niet actief toezicht gehouden op de nachtelijke werkzaamheden. In dat laatste zit een risico dat méér werk in de nacht wordt verricht dan de bedoeling is. Desgevraagd heeft verweerder niet duidelijk kunnen maken waarom de Richtlijn bouwlawaai [3] in dit geval niet van toepassing is en waarom niet zo mogelijk analoog aan die richtlijn wordt gewerkt.
4.1
Verweerder heeft tot slot de klachten van verzoekers en de geluidmetingen die zij hebben ingebracht, niet betwist. Ook de klachten van verzoekers over het ontbreken van tijdige en volledige communicatie heeft verweerder niet betwist.
Is dit voldoende reden om de ontheffingen te schorsen?
4.11
De voorzieningenrechter ziet wel dat een schorsing verstrekkende gevolgen zal hebben voor de planning en de uitvoering van de werkzaamheden. Het project zal daardoor langer duren, wat naar verwachting weer zal leiden tot langduriger verkeers- en geluidsoverlast en financieel-economisch consequenties. Toch maakt het zwaarwegende algemeen belang van voortgang van het project niet dat volledig voorbij kan worden gegaan aan het individuele belang van verzoekers, zoals in dit geval wel lijkt te zijn gebeurd. De geluidhinder treft bovendien noodzakelijkerwijs niet alleen verzoekers maar ook andere omwonenden. Doorslaggevend is dat het college, zoals hiervoor is weergegeven, er geen blijk van heeft gegeven bij de voorbereiding en de verlening van de ontheffingen zich voldoende te hebben ingespannen om de nachtelijke geluidhinder zo veel mogelijk te beperken. Op de zitting heeft verweerder bovendien geen minder verstrekkende opties gegeven dan de schorsing van de bestreden besluiten.
Conclusie
5.1
Gelet hierop wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst de beide ontheffingen tot de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter zal geen dwangsom stellen op niet naleving van de getroffen voorziening, alleen al omdat de Algemene wet bestuursrecht daar niet in voorziet. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. Wel zal de voorzieningenrechter het college opdragen om het betaalde griffierecht te vergoeden.
5.2
Het voorgaande laat onverlet dat het college om opheffing van de getroffen voorlopige voorziening kan vragen als en zodra het college aannemelijk kan maken dat alsnog voldoende inspanningen zijn verricht om de overlast te beperken.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst de aan het GVB en KWS verleende ontheffingen tot de beslissing op
bezwaar;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoekers te
vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W.M. Giesen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.P. Braam, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2021.
Griffier is verhinder om voorzieningenrechter
Deze uitspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
2.Algemene Plaatselijke Verordening 2008.
3.Gemeenteblad 2017, 7399, 16 januari 2017.