ECLI:NL:RBAMS:2021:8

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2021
Publicatiedatum
5 januari 2021
Zaaknummer
13/242184-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en het voorbereiden van de verkoop daarvan

Op 5 januari 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 43-jarige man, die op 25 september 2020 samen met een vrouw 5 kilo cocaïne in zijn bezit had. De man werd veroordeeld tot 22 maanden gevangenisstraf, waarvan 4 maanden voorwaardelijk. De zaak begon met een controle in een parkeergarage, waar verbalisanten een onverzekerde Renault Kangoo aantroffen, die op naam stond van een failliete vennootschap. Tijdens de observatie op 25 september 2020 werden de verdachte en zijn nicht aangehouden toen zij naar het voertuig zochten. In de woning waar zij verbleven, vond de politie vijf blokken cocaïne, een geldbedrag van € 8.620,-, een geldtelmachine, een sealmachine en sealbags. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk aanwezig had gehad van de cocaïne en dat hij zich schuldig had gemaakt aan het voorbereiden van de verkoop ervan. De verdediging voerde aan dat er sprake was van onrechtmatigheden bij de aanhouding en doorzoeking, maar de rechtbank oordeelde dat de politie rechtmatig had gehandeld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op die in lijn was met de LOVS-oriëntatiepunten voor drugsmisdrijven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/242184-20
Datum uitspraak: 5 januari 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het “ [naam] ” te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Op 22 december 2020 heeft het onderzoek ter terechtzitting plaatsgevonden. Verdachte was daarbij aanwezig. Daarnaast was als raadsman van verdachte aanwezig, mr. E.G.S. Roethof.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. A.L. Wagenaar, en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Inleiding

Tijdens een controle op 24 september 2020 in ondergrondse parkeergarages om te kijken of er gestolen voertuigen staan, zien verbalisanten een onverzekerde Renault Kangoo waarvan de APK is verlopen. De verbalisanten zien ook dat het voertuig op naam van een failliete vennootschap staat en dat de eigenaar van het bedrijf in hechtenis zou zitten. Door het raam van de auto zien de verbalisanten kenmerken van een verborgen laadruimte in het busje: de bodemplaat van de laadruimte bestaat niet uit één geheel en de gebruikelijk opening bij de bijrijder- en passagiersstoel is niet zichtbaar. Na verder onderzoek aan het voertuig treft de politie een verborgen ruimte aan en neemt de bus in beslag. De verhuurder van de parkeerplaats geeft verbalisanten te kennen dat de huurders van de betreffende parkeerplaats de dag daarop langskomen, waarop verbalisanten besluiten om de parkeerplaats op 25 september 2020 te observeren. Tijdens deze observatie zien zij twee mensen zoeken naar de in beslag genomen bus. Dit blijken verdachte en zijn nicht [naam nicht] te zijn. Zij worden aangehouden en meegenomen naar het politiebureau. In de woning waar zij verblijven treft de politie vervolgens in een afgesloten kamer vijf blokken van elk iets meer dan een kilo cocaïne aan. Daarnaast wordt een geldbedrag van € 8.620,-, een geldtelmachine, een sealmachine en sealbags aangetroffen in de woning en een geldbedrag van € 750,- in de fouillering van verdachte.

3.Beschuldiging

Aan verdachte is samengevat tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. mede plegen van) het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer vijf kilo cocaïne;
2. ( mede plegen van) het voorbereiden en/of bevorderen van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage bij dit vonnis.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Standpunten van het Openbaar Ministerie en de verdediging
Hier worden slechts de conclusies van het Openbaar Ministerie en de verdediging weergegeven. Voor zover de inhoudelijk ingenomen standpunten nader besproken moeten worden, komen ze hierna bij de beoordeling door de rechtbank aan bod.
De officier van justitie vindt dat beide feiten bewezen kunnen worden.
De verdediging vindt dat verdachte van beide feiten moet worden vrijgesproken.
4.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen het samen met een ander voorhanden hebben van ongeveer vijf kilo cocaïne (feit 1) en het voorbereiden en bevorderen van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne (feit 2).
4.2.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden, zoveel mogelijk in chronologische volgorde, vast. [1]
Op 24 september 2020 treffen verbalisanten tijdens een controle in de ondergrondse parkeergarage aan de [adres parkeergarage] op parkeerplaats [nummer] een Renault Kangoo aan. Het voertuig blijkt op naam te staan van [naam B.V.] te [plaats] , een bedrijf dat failliet blijkt te zijn. Daarnaast zien verbalisanten dat het voertuig niet is verzekerd en dat de APK is verlopen. [2]
De verbalisanten weten ambtshalve dat een Renault Kangoo geschikt is om een verborgen ruimte in aan te (laten) brengen. Door de opening bij de passagiersstoel te dichten wordt er een loze ruimte onder de laadruimte gecreëerd, die kan worden gebruikt voor het creëren van een verborgen ruimte. Doordat de verbalisant van buitenaf aan de onderkant van de achterzijde bij de bijrijder- en passagiersstoel niet de originele opening kan zien en doordat hij in de bodemplaat van de laadruimte ziet dat er een naad is aangebracht, ontstaat het vermoeden dat er een verborgen ruimte is aangebracht in de Renault. Hierop wordt de bus door de politie geopend en wordt een verborgen ruimte aangetroffen onder de bodemplaat. In deze verborgen ruimte wordt verder niets aangetroffen. [3]
Daarop vorderen de verbalisanten de personalia van de huurders van parkeerplaats [nummer] van de betreffende parkeergarage. Uit de informatie van de verhuurder blijkt dat de parkeerplaats wordt gehuurd door [naam nicht] . De verhuurder laat weten dat het hem opviel dat de huur voor de parkeerplaats altijd contant wordt betaald en dat hij toevallig de dag daarop, op 25 september 2020, een afspraak heeft met de huurders omdat zij een parkeerplaats gaan huren op een andere locatie. [4]
Omdatde huurders hun transponder moeten inleveren, moeten ze ook de bedrijfsauto (lees: Renault Kangoo) weghalen en overplaatsen naar de nieuwe parkeergarage. Verbalisanten vermoeden daarom dat de huurders in de parkeergarage zullen verschijnen en besluiten om op 25 september 2020 te gaan posten in de buurt van parkeerplaats [nummer] . Rond 16:29 uur zien zij een man en een vrouw aankomen op de fiets. Verbalisanten zien dat deze man en vrouw in de parkeergarage direct naar parkeerplaats [nummer] lopen en dat zij geschrokken en verbaasd om zich heen kijken. Vervolgens hoort één van de verbalisanten de man tegen de vrouw zeggen: "
The vehicle is gone." Daarop worden de man en de vrouw aangesproken en staande gehouden door de verbalisanten. De man en vrouw legitimeren zich en geven aan dat zij op vakantie zijn in Amsterdam en logeren bij Amerikaanse vrienden op een woonboot aan de [adres woonboot] . De vrouw blijkt [naam nicht] te zijn en de man blijkt verdachte te zijn. [5]
Daarop worden verdachte en [naam nicht] met toestemming van de officier van justitie aangehouden, maar wordt hen blijkens het proces-verbaal van bevindingen zonder dat hen de verdenking wordt meegedeeld. Wel is aan hen beiden vervolgens de cautie gegeven. Verbalisanten zien dat [naam nicht] erg emotioneel is en begint te trillen. Wanneer in haar fouillering een bos sleutels wordt gevonden, vragen verbalisanten of deze sleutels van de woonboot zijn. Daarop raakt [naam nicht] overstuur en verklaart zij dat zij net heeft gelogen. Ze woont niet op een woonboot maar in een appartement vlakbij de Haarlemmermeerstraat en zij kan deze woning wel aanwijzen. Als verbalisanten en [naam nicht] zich in de [straatnaam] bevinden, wijst [naam nicht] de woning aan op nummer [nummer] . [6]
De verbalisanten gaan ter plaatse en schakelen de officier van justitie in. Met een machtiging tot het binnentreden in de woning, op grond van artikel 9 lid 1 onder b Opiumwet, betreden zij vervolgens de woning. Daar treffen zij in een afgesloten ruimte vijf blokken met een gewicht van één kilogram aan, die hen bekend voorkomen als cocaïne pakketten. Daarop wordt de situatie direct bevroren in afwachting van toestemming van de rechter-commissaris voor een doorzoeking van de woning. [7]
Na de mondelinge goedkeuring voor de doorzoeking wordt de woning door de verbalisanten doorzocht in aanwezigheid van de officier van justitie. Van de vijf blokken van een kilogram testen blok 1, 3 en 5 bij een indicatieve test positief op de aanwezigheid van cocaïne. Daarnaast wordt in dezelfde afgesloten ruimte tevens een geldbedrag van € 8.620,-, een sealapparaat, een geldtelmachine en sealbags aangetroffen. [8]
Van de verpakkingen van blok 1, 3 en 5 worden monsters genomen om aan te bieden bij het drugslaboratorium van Forensische Opsporing ten behoeve van een drugsonderzoek. [9] Uit het rapport van de forensisch expert blijkt dat de monsters cocaïne bevatten. [10]
Verdachte verklaart dat hij met [naam nicht] verblijft in de woning aan de [straatnaam] en dat hij wist dat er verdovende middelen in de woning lagen omdat hij dit vanaf maart 2020 voor iemand anders moest bewaren. Ook verklaart verdachte dat hij [naam nicht] heeft verteld dat zij beiden betrokken waren bij ‘iets fouts’, nadat de cocaïne bij hen in de woning was neergelegd. [11]
4.2.2.
Onrechtmatigheden
De raadsman heeft betoogt dat er sprake is geweest van een optelsom van onrechtmatigheden. In de eerste plaats was geen sprake van een redelijk vermoeden van schuld op het moment van de aanhouding van verdachte. Dit is terug te leiden naar het feit dat de verbalisanten niet bevoegd waren om de auto te openen omdat er geen aanwijzingen waren voor de betrokkenheid van die auto bij opiumdelicten. Een dag later volgt de aanhouding van verdachte en de medeverdachte buiten heterdaad en zonder wettelijke basis. Er is vervolgens een intimiderende sfeer gecreëerd en geweld gebruikt door de politie, waardoor [naam nicht] uiteindelijk het adres opgeeft waar de drugs zijn aangetroffen. De blokken met verdovende middelen zijn bij een doorzoeking van de woning aangetroffen nog voordat er een machtiging voor de doorzoeking was. Op dat moment hadden de verbalisanten alleen een machtiging tot binnentreden en was er dus sprake van een onrechtmatige doorzoeking.
Nu deze vormverzuimen direct verband houden met de doorzoeking (en dus met het aantreffen van de goederen, gelden en verdovende middelen) stelt de raadsman zich op het standpunt dat de rechtbank tot uitsluiting van het bewijs zou moeten komen, volgens de ‘
fruits of the poisonous tree’ doctrine. Subsidiair dient de optelsom van fouten in ieder geval te leiden tot strafmatiging.
De rechtbank dient te beoordelen of het bewijs door de politie onrechtmatig is verkregen en zo ja, of sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Op 24 september 2020 waren de verbalisanten bevoegd de garage te betreden. Het was verbalisanten ambtshalve bekend dat de aangetroffen auto van het merk Renault Kangoo, geschikt was voor het aanbrengen van een verborgen ruimte. Daarbij komt dat de verbalisanten door de hiervoor genoemde aanpassingen aan het voertuig, die zij vanaf de buitenkant konden zien, het vermoeden kregen dat er een verborgen ruimte was aangebracht in de Renault. De rechtbank vindt dat de aanwijzingen die de verbalisanten daarvoor hadden in combinatie met de ambtshalve informatie, voldoende zijn voor de conclusie dat die auto gebruikt zou kunnen worden voor het plegen van opiumdelicten, waarna de auto vervolgens is opengemaakt op grond van artikel 9 lid 1 onder a Opiumwet.
Op grond van de aanwijzingen die verbalisanten toen hadden, te weten het aantreffen van de verborgen ruimte en het feit dat de huurders de huur voor de parkeerplaats contant betaalden, bestond op dat moment een gerechtvaardigd vermoeden dat verdachte zich schuldig maakte aan het overtreden van artikel 10a Opiumwet. De rechtbank vindt daarom dat de staande houding en aanhouding van verdachte op de daarop volgende dag ook rechtmatig waren.
Dat de politie bij de aanhouding verdachte niet de verdenking heeft medegedeeld maakt dit oordeel niet anders, nu verdachte door deze omissie niet in zijn belangen is geschaad. Overigens heeft de verdediging hiertoe geen nadeel gesteld. Volstaan kan dan worden met de constatering van dit vormverzuim zonder hier gevolgen aan te verbinden.
Voorts vindt de rechtbank dat van een gewelddadige aanhouding en intimidatie door de politie uit het dossier niet is gebleken. Dit komt uitsluitend naar voren in de verklaring van verdachte, maar aan dit betoog heeft hij verder geen handen of voeten gegeven. De rechtbank vindt het dan ook niet aannemelijk dat de politie bij en/of na de aanhouding onrechtmatig hebben opgetreden waarbij [naam nicht] de woning heeft aangewezen. De rechtbank concludeert dan ook dat de politie het adres waar verdachte en [naam nicht] verbleven op rechtmatige wijze heeft gekregen.
Gezien voornoemd gerechtvaardigd vermoeden van overtreding van de Opiumwet door verdachte en ook omdat verdachte en [naam nicht] aanvankelijk een ander adres opgaven en [naam nicht] later verklaarde over dat adres te hebben gelogen, heeft de politie op grond van artikel 9 lid 1 onder b Opiumwet en met toestemming van de officier van justitie de woning aan de [straatnaam] op rechtmatige wijze betreden. Zij konden zoekend rondkijken. De politie trof in één van de afgesloten ruimtes vijf blokken aan met een op verdovende middelen gelijkende stof. Daarnaast werden er andere opium gerelateerde attributen aangetroffen, waaronder een sealapparaat en een geldtelmachine. Na het aantreffen van de vijf blokken is de situatie bevroren en is de woning vervolgens met toestemming van de rechter-commissaris doorzocht.
Concluderend vindt de rechtbank dat er geen onrechtmatigheden hebben plaatsgevonden gedurende het hele traject vanaf het ontstaan van de verdenking tot en met de doorzoeking van de woning. Op grond van het hiervoor overwogene kan het betoog van de raadsman dan ook niet leiden tot bewijsuitsluiting als bedoeld in artikel 359a Sv. De overige aspecten van artikel 359a Sv behoeven daarom geen verdere bespreking.
4.2.3.
Bewijsoverweging
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 tenlastegelegde en overweegt hiertoe als volgt.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts sprake kan zijn van medeplichtigheid van verdachte, nu verdachte enkel de woning beschikbaar heeft gesteld om voor een ander de verdovende middelen te bewaren. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu verdachte heeft bekend dat hij wetenschap had van de verdovende middelen in zijn woning gedurende een lange tijd en als heer en meester over de verdovende middelen kon beschikken. Daarmee heeft verdachte de verdovende middelen opzettelijk aanwezig gehad. Zijn betrokkenheid ging verder dan medeplichtigheid.
Uit de verklaring van verdachte blijkt tevens dat [naam nicht] in de woning verbleef, dat de cocaïne in maart 2020 bij hen thuis werd gebracht en dat ook [naam nicht] wist dat zij en verdachte betrokken waren bij iets wat niet in de haak was. [naam nicht] heeft zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat in de woning verdovende middelen waren verborgen. Een aanwijzing daarvoor is ook dat [naam nicht] aanvankelijk ook tegen de politie loog over hun verblijfplaats. De cocaïne heeft van maart 2020 tot aan de aanhouding van verdachte en [naam nicht] eind september 2020 gelegen in de woning, waar verdachte en [naam nicht] al die tijd samen verbleven.
De rechtbank concludeert dan ook dat zowel verdachte als [naam nicht] wetenschap hadden van de in de woning aanwezige cocaïne, dat dit zich ook in hun beider machtssfeer bevond en dat zij dit dus tezamen en in vereniging aanwezig hebben gehad.
Feit 2
Partiële vrijspraak ten aanzien van het voertuig met de verborgen ruimte
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat hij één keer heeft gereden in de Renault Kangoo, maar dat hij niet wist van de verborgen ruimte. De rechtbank vindt dat op grond van de overige bewijsmiddelen niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van de verborgen ruimte. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Partiële vrijspraak ten aanzien van de telefoon
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier is gebleken dat er drie mobiele telefoons zijn aangetroffen in de woning, maar niet dat sprake was van één of meerdere encrypted telefoons. Voorts vindt de rechtbank dat deze telefoons zich daarom onvoldoende onderscheiden en geen voorwerpen zijn om het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van cocaïne voor te bereiden of te bevorderen. Verdachte wordt daarom vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Ten aanzien van de overige goederen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat er ongeveer vijf kilogram cocaïne, een geldbedrag van € 8.620,-, een sealapparaat, een geldtelmachine en sealbags zijn aangetroffen in de woning. Ook stelt de rechtbank vast dat er een geldbedrag van € 750,- in de fouillering van verdachte is aangetroffen. Verdachte heeft bekend dat hij hier wetenschap van heeft gehad. Hij had ook de sleutel van de afgesloten ruimte waarin de spullen en het geldbedrag zijn aangetroffen. Nu deze voorwerpen zich lenen voor het voorbereiden of bevorderen van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken of vervoeren van cocaïne en verdachte hier ook van wist, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
De rechtbank is van oordeel dat het voor de hand ligt dat verdachte dit feit niet alleen heeft gepleegd, maar dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor een nauwe en bewuste samenwerking met een ander, ook die met [naam nicht] , bij het begaan van het onder 2 tenlastegelegde feit. Verdachte wordt daarom ten aanzien van dit feit vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1:
op 25 september 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5 kilo cocaïne van een materiaal bevattende cocaïne;
ten aanzien van feit 2:
op 25 september 2020 te Amsterdam, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een of meer hoeveelheden cocaïne, voor te bereiden en te bevorderen, opzettelijk voorwerpen, te weten:
- ongeveer 5 kilo cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne
- contante geldbedragen van in totaal 8620 euro en 750 euro
- een geldtelmachine en
- een sealapparaat en sealbags
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Motivering van de straffen en maatregelen

6.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 22 maanden, met aftrek van voorarrest.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van één of meer feiten, bij het bepalen van de straf rekening te houden met de LOVS-oriëntatiepunten en de bekennende verklaring van verdachte. Verdachte heeft een strafblad in Ierland, maar de veroordelingen die daarop staan zijn ouder dan vijf jaar en kunnen daarom geen strafverzwaring opleveren. Een deels voorwaardelijke straf ter voorkoming van recidive behoort tot de mogelijkheden, nu verdachte in Nederland wil blijven en het beter wil gaan doen.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer vijf kilogram cocaïne. Deze hoeveelheid harddrugs is dermate groot dat, zeker gelet op de aanwezige andere druggerelateerde voorwerpen en het geld, sprake is van een handelsindicatie
(opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren van cocaïne). Naar algemeen bekend vormt het gebruik van harddrugs als cocaïne een bedreiging voor de volksgezondheid en leidt de handel daarin vaak weer tot vermogensdelicten en andere criminaliteit. De samenleving ondervindt daarvan grote hinder. Verdachte heeft zich niets aangetrokken van de gevaren voor de volksgezondheid en deze nadelige gevolgen voor de maatschappij.
De rechtbank heeft gekeken naar oriëntatiepunten voor straffen die de rechtbanken en hoven in Nederland onderling hebben afgesproken. Op grond van deze zogenoemde LOVS-oriëntatiepunten is het uitgangspunt bij het bezit van tussen de vijf en zes kilogram harddrugs achttien tot vierentwintig maanden gevangenisstraf. Ten aanzien van het voorbereiden en bevorderen van het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne geldt voor vijf tot zes kilogram harddrugs als uitgangspunt twaalf tot zeventien maanden.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het strafblad van verdachte van 4 april 2019, waaruit blijkt dat hij zich niet eerder schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten in Nederland. Wel blijkt uit het Ierse strafblad dat hij zich eerder schuldig heeft gemaakt aan onder meer druggerelateerde feiten, maar dat hij sinds 2012 niet meer is veroordeeld voor strafbare feiten.
Ook houdt de rechtbank er rekening mee dat verdachte in Amsterdam verbleef kennelijk met het enkele doel om een stashplaats te bewaken en zegt zich langere tijd in Nederland te willen vestigen en daartoe bijvoorbeeld een BSN-nummer heeft aangevraagd. De rechtbank vindt het daarom van belang dat verdachte een flinke stok achter de deur heeft in de vorm van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf om hem ervan te weerhouden opnieuw de fout in te gaan.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van 22 maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.

7.Beslag

Verbeurdverklaring
Onder verdachte is in beslag genomen:
  • Een geldbedrag van € 8.620,- (5974525)
  • Een geldbedrag van € 750,- (5975101)
  • Een sealbag (G-5974519)
De voorwerpen behoren aan verdachte toe. Nu met betrekking tot die voorwerpen het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurdverklaard.
Onttrekking aan het verkeer
Onder verdachte is in beslag genomen:
  • 5,86 kilo cocaïne (5974527)
  • Een bolletje cocaïne (5974522)
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1 en 2 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.
Onder verdachte is ook in beslag genomen:
- Een witte Renault Kango (G-5974104)
Nu dit voorwerp is aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl dit kan dienen tot het begaan van soortgelijke misdrijven en van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2, 10a en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf
niettenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:
  • Een geldbedrag van € 8.620,- (5974525)
  • Een geldbedrag van € 750,- (5975101)
  • Een sealbag (G-5974519)
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 5,86 kilo cocaïne (5974527)
  • Een bolletje cocaïne (5974522)
  • Een witte Renault Kango (G-5974104)
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. M.J.E. Geradts en C.P. Bleeker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Leenstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 januari 2021.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de volgende voetnoten verwezen naar bewijsmiddelen uit het dossier, volgens de daarin toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2020, p. 1
3.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2020, p. 1 en 2
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2020, p. 2
5.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2020, p. 12 en 13
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2020, p. 14
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2020, p. 15
8.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 26 september 2020 (doorzoeking), p. 16 en 17
9.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [straatnaam]), ongenummerd
10.Een geschrift, te weten een verslag d.d. 13 oktober 2020, rapportnummer 2020202767 van ing. [naam 1], ongenummerd
11.Proces-verbaal van de terechtzitting van 22 december 2020