ECLI:NL:RBAMS:2021:7999

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
13/993052-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens valsheid in geschrift met betrekking tot deelnamecertificaten en e-mails

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 december 2021 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van valsheid in geschrift met betrekking tot deelnamecertificaten, e-mails en een projectovereenkomst. De verdachte, geboren in 1977 en werkzaam bij een mbo-instelling, werd ervan beschuldigd in de periode van 4 november 2014 tot en met 1 april 2015 valse documenten te hebben opgemaakt en verstuurd. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 3 december 2021 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. H.J. Hart, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. M.S. Kat, hun standpunten naar voren brachten.

De tenlastelegging omvatte onder andere het opmaken van deelnamecertificaten waarin onterecht werd vermeld dat de verdachte een subsidieprogramma had doorlopen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deze documenten had opgemaakt of ondertekend. De handtekeningen op de certificaten konden niet met zekerheid aan de verdachte worden toegeschreven, en de documenten waren niet bij hem aangetroffen.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het versturen van e-mails waarin hij zich voordeed als vertegenwoordiger van de mbo-instelling, terwijl hij op dat moment arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte wist dat hij niet bevoegd was om deze e-mails te versturen. Ook de beschuldiging met betrekking tot de projectovereenkomst werd niet bewezen, omdat de overeenkomst niet bij de verdachte was aangetroffen en de verklaringen van medeverdachten onvoldoende steun boden voor de beschuldigingen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten, omdat deze niet bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/993052-19 (Promis)
Datum uitspraak: 17 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvend op het adres [adres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Hart en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. M.S. Kat naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich in de periode van 4 november 2014 tot en met 1 april 2015 heeft schuldig gemaakt aan: valsheid in geschrift met betrekking tot vijf deelnamecertificaten, meerdere e-mails en een projectovereenkomst. Dit deed hij door op de certificaten te vermelden dat een [subsidieprogramma voor onderwijs] project was doorlopen bij [naam mbo onderwijs], in de e-mails namens [naam mbo onderwijs] te vermelden dat het programma van [subsidieprogramma voor onderwijs] wordt bevestigd en in de projectovereenkomst te vermelden dat er een overeenkomst tot het verrichten van verdiensten in het kader van [subsidieprogramma voor onderwijs] programma’s was afgesloten tussen [naam bedrijf] en [naam mbo onderwijs], terwijl [naam mbo onderwijs] hier in werkelijkheid niet van op de hoogte was en/of geen toestemming, goedkeuring of bevestiging had gegeven voor die projecten en/of voor het opstellen of gebruiken van die geschriften en/of dat de genoemde projecten of programma’s in werkelijkheid niet hebben plaatsgevonden bij [naam mbo onderwijs] of door [naam mbo onderwijs] zijn georganiseerd.
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Vrijspraak

Inleiding
Het strafrechtelijk onderzoek naar valsheid in geschrift genaamd [naam] is destijds ingesteld tegen onder andere medeverdachte, [medeverdachte 1], eigenaar van het bedrijf [naam bedrijf], en medeverdachte [medeverdachte 2], werkzaam bij [naam bedrijf].
In de periode van de tenlastelegging was verdachte in dienst bij [naam mbo onderwijs]. De verdenking houdt in dat verdachte valsheid in geschrift heeft gepleegd vanuit zijn functie bij [naam mbo onderwijs]. [persoon 1], ten tijde van het ten laste gelegde voorzitter van het college van bestuur van [naam mbo onderwijs], heeft verklaard dat verdachte destijds werkzaam was op de afdeling Marketing en Communicatie. Verdachte heeft verklaard dat hij bij [naam mbo onderwijs] werkte als projectleider werving en marketeer. Verdachte was sinds 24 juni 2014 geheel arbeidsongeschikt. Hij had tijdens zijn ziekte nog wel toegang tot het e-mailadres van zijn werk.
De deelnamecertificaten
In de tenlastelegging zijn vijf deelnamecertificaten genoemd. De verdenking houdt in dat verdachte de certificaten heeft opgemaakt of laten opmaken en daarop telkens opzettelijk in strijd met de waarheid heeft vermeld dat de op de certificaat genoemde persoon een [subsidieprogramma voor onderwijs] project heeft doorlopen bij [naam mbo onderwijs]. Op alle certificaten is het logo van [naam mbo onderwijs] weergegeven en staat de (roep)naam van verdachte, [verdachte] vermeld, zij het dat verdachte zijn roepnaam schrijft als [verdachte]. Op de certificaten DOC-009 en DOC-010 staat een handtekening boven deze naam. De handtekeningen verschillen van elkaar.
De officier van justitie vindt de tenlastelegging bewezen voor wat betreft de certificaten DOC-009 en DOC-038. DOC-009 heeft verdachte volgens de officier van justitie ondertekend. Hoewel van de geschriften in DOC-038 uitsluitend niet getekende exemplaren op de laptop van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn aangetroffen, gaat de officier van justitie ervan uit dat verdachte de certificaten wel heeft ondertekend, omdat uit het dossier blijkt dat het project dat is genoemd op de certificaten de status ‘finished’ heeft en gefactureerd en betaald is.
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte de ten laste gelegde certificaten valselijk heeft opgemaakt of laten opmaken. Verdachte ontkent de certificaten te hebben opgemaakt en hij ontkent ook dat hij die heeft ondertekend. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat de handtekeningen wel van verdachte zijn. Ook overigens bevat het dossier geen bewijs dat verdachte de certificaten heeft opgemaakt. Daarbij weegt mee dat de certificaten niet bij hem zijn aangetroffen. De getekende certificaten DOC-009 en DOC-010 zijn ontvangen van [persoon 2]. Een ongetekende versie van DOC-009 is aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] (DOC-026). De vier certificaten van DOC-038, waaronder een ongetekende versie van DOC-009, zijn aangetroffen op een laptop van [medeverdachte 1]. Het dossier bevat verder ook alleen aanwijzingen dat de certificaten door een ander of anderen zijn opgemaakt. Zo is het logo van [naam mbo onderwijs] aangetroffen op een computer van [medeverdachte 1] en heeft medeverdachte [medeverdachte 2] verklaard dat hij dergelijke certificaten heeft bewerkt.
De e-mails
De tenlastelegging verwijst naar vijf e-mails die in november 2014 zijn verstuurd vanaf het werk e-mailadres van verdachte. De verdenking houdt in dat verdachte telkens opzettelijk in de e-mail, in strijd met de waarheid, heeft vermeld dat hij het omschreven programma voor het [subsidieprogramma voor onderwijs] project namens [naam mbo onderwijs] bevestigt. Uit het dossier en de behandeling op de terechtzitting leidt de rechtbank af dat verdachte de ten laste gelegde e-mails heeft geschreven.
De officier van justitie vindt de valsheid in geschrift bewezen. Verdachte heeft zich volgens haar in de periode dat hij ziek was voorgedaan als vertegenwoordiger van [naam mbo onderwijs], terwijl [naam mbo onderwijs] hiervan niet op de hoogte was, verdachte hiertoe niet bevoegd was en de aangeboden programma’s waar het de vermeende betrokkenheid van [naam mbo onderwijs] betrof, gebakken lucht waren.
De rechtbank vindt de valsheid in geschrift niet bewezen. De verdachte heeft verklaard dat het zou kunnen dat hij de betreffende mails heeft gestuurd, maar hij ontkent dat hij daartoe niet bevoegd zou zijn geweest. Volgens verdachte viel het sturen van dergelijke mails onder zijn functieomschrijving. Duidelijk is dat [persoon 1] en verdachte daar, in ieder geval achteraf, over van mening verschillen. Dat maakt de mails op zichzelf nog niet in strijd met de waarheid. Waar het om gaat is dat verdachte, op het moment van het sturen van de mails, wist dat hij zich valselijk heeft voorgedaan als bevoegd vertegenwoordiger van [naam mbo onderwijs] en daarop ook het opzet had. Daarvoor bevat het dossier geen bewijs. Uit het dossier blijkt immers niet dat verdachte wist dat hij hiertoe niet bevoegd was. [persoon 1] heeft verklaard dat in januari 2015 vanuit [naam mbo onderwijs] tegen verdachte is gezegd dat hij geen groep Turkse personen mocht ontvangen, omdat hij op dat moment nog ziek was. Deze mededeling maakt echter nog niet dat verdachte wist dat hij dergelijke e-mails niet namens [naam mbo onderwijs] mocht versturen. Bovendien vond deze gebeurtenis plaats twee maanden nadat de e-mails waren verstuurd.
De projectovereenkomst
De verdenking houdt voorts in dat verdachte een projectovereenkomst heeft opgemaakt of laten opmaken waarin in strijd met de waarheid is vermeld dat tussen [naam bedrijf] en [naam mbo onderwijs] een overeenkomst tot het verrichten van diensten in het kader van [subsidieprogramma voor onderwijs] programma’s was gesloten.
De officier van justitie vindt de valsheid in geschrift bewezen. Zij gaat ervan uit dat de ten laste gelegde overeenkomst door verdachte is opgemaakt en in ieder geval door hem is ondertekend namens [naam mbo onderwijs] terwijl hij hiertoe niet bevoegd was.
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte de overeenkomst heeft opgemaakt of laten opmaken en dat hij de overeenkomst heeft getekend. De verdachte ontkent de overeenkomst te hebben opgesteld of ondertekend. Hoewel uit het dossier blijkt dat verdachte contact heeft gehad met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] van [naam bedrijf] over [subsidieprogramma voor onderwijs] programma’s is er onvoldoende bewijs dat verdachte direct met deze overeenkomst in verband brengt. De overeenkomst is aangetroffen op het bedrijfsadres van [naam bedrijf] en dus niet bij verdachte. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft weliswaar verklaard dat verdachte de getekende overeenkomst heeft opgemaakt. Zijn verklaring vindt, mede gezien het voorgaande, onvoldoende steun in het dossier en moet bovendien met enige terughoudendheid worden beoordeeld, omdat [medeverdachte 1] geen onafhankelijke getuige is maar een medeverdachte.
Conclusie
De tenlastegelegde feiten zijn niet bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreekt verdachtedaarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.C.J. Klaver, voorzitter,
mrs. M. Smit en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2021.