In deze verzetzaak heeft de rechtbank Amsterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan over het verzet van [opposant] tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) van 28 november 2005. Het beroep was eerder, op 21 september 2020, niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld via een videoverbinding op 16 november 2021, waarbij [opposant] aanwezig was, maar de Svb niet vertegenwoordigd was.
[opposant] heeft in zijn verzet drie inhoudelijke punten naar voren gebracht. Ten eerste was hij het niet eens met de inhoudingen op zijn AOW-pensioen, die volgens hem met 600% waren gestegen. Ten tweede stelde hij dat de Svb zijn zes maanden werk in 1963 bij [bedrijfsnaam] had moeten meenemen in de berekening van zijn AOW-pensioen. Ten slotte betoogde hij dat de drie jaren die hij tussen 1954 en 1957 bij Drukkerij [naam] had gewerkt, als verzekerde jaren voor zijn AOW-pensioen hadden moeten worden beschouwd. Daarnaast gaf hij aan dat de post in Mexico veel later aankomt, waardoor hij niet binnen de gestelde termijnen kon reageren.
De rechtbank oordeelde dat zij in de eerdere uitspraak terecht had geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat het te laat was ingediend. De rechtbank concludeerde dat er geen andere besluiten van de Svb waren genomen die relevant waren voor de zaak. De vertraging in de postbezorging vanuit Mexico was geen geldige reden voor de lange periode tussen het bestreden besluit en het ingediende beroepschrift. De rechtbank verklaarde het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef.