ECLI:NL:RBAMS:2021:7958

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
27 januari 2022
Zaaknummer
13-141415-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in harddrugs en witwassen van goederen

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan tegen een verdachte die beschuldigd werd van handel in harddrugs en witwassen. Het onderzoek vond plaats naar aanleiding van een aanhouding op 6 juli 2021, waarbij de verdachte in het bezit was van harddrugs en goederen die vermoedelijk van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 27 juni 2020 en 6 juli 2021 cocaïne heeft verkocht en dat hij op de dag van zijn aanhouding een Rolex-horloge, € 2.007,50 en kleding voorhanden had, waarvan hij wist dat deze van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden. De verdediging had vrijspraak gevraagd voor de handel in harddrugs en het witwassen van de scooter, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de handel in cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het aanwezig hebben van harddrugs, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij wist dat deze in zijn brievenbus lagen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte niet kon aantonen dat de goederen en het geld een legale herkomst hadden, wat leidde tot de conclusie dat hij zich schuldig had gemaakt aan witwassen. De rechtbank heeft de verbeurdverklaring van de Rolex en de kleding bevolen, terwijl de scooter aan de verdachte werd teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie een hogere straf had geëist dan de uiteindelijk opgelegde gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/141415-21
Datum uitspraak: 21 oktober 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] , [verdachte]
geboren te Amsterdam op [geboorte dag] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 oktober 2021. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.M. van den Berg en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.L. van Gaalen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt beschuldigd van:
tussen 1 februari 2020 en 6 juli 2021 samen met een ander handelen in harddrugs, te weten cocaïne en MDMA/XTC;
op 6 juli 2021 samen met een ander opzettelijk 96 pillen XTC en 0,96 gram cocaïne aanwezig hebben;
op 6 juli 2021 samen met een ander een Rolex horloge, € 2.007,50, een scooter en kleding (schuld)witwassen.
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak gevraagd voor alle feiten. Feit 1 kan niet worden bewezen, omdat niet uit het dossier blijkt dat verdachte ooit harddrugs aan iemand heeft verkocht. Uit de telefooncontacten blijkt niet dat er is gesproken over harddrugs en de handel daarin. Ook is er geen bewijs dat verdachte aan de getuigen in het dossier harddrugs heeft verkocht of geleverd. Als de rechtbank wel vindt dat de handel in harddrugs kan worden bewezen, dan moet verdachte worden vrijgesproken van de handel in XTC en van een deel van de periode.
Verder wist verdachte niet dat de drugs in de brievenbus lagen, zodat het aanwezig hebben van de harddrugs van feit 2 niet kan worden bewezen. Het witwassen van feit 3 kan niet worden bewezen. Verdachte heeft het horloge geleend. Verdachte had niets van doen met het in de slaapkamer aangetroffen geldbedrag. Als de gedachte is dat het aangetroffen geld met drugshandel is verworven dan is het afkomstig uit eigen misdrijf, wat niet ten laste is gelegd. Uit niets blijkt dat het geldbedrag in de brievenbus van een misdrijf afkomstig was en verdachte had het nog niet voorhanden. Verdachte heeft bewijs geleverd dat de scooter met legale middelen betaald is. Het witwasvermoeden ten aanzien van de kleding is speculatief.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Handel in harddrugs (feit 1)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte heeft gehandeld in cocaïne.
Verdachte had bij zijn aanhouding twee telefoons bij zich. De telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ( [code 1] ) had verdachte in zijn hand en de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] ( [code 2] ) droeg verdachte in zijn schoudertas.
Telefoonnummer [code 1]
De rechtbank stelt vast dat verdachte de telefoon met het nummer * [code 1] in gebruik had. Op die telefoon zijn (profiel)foto’s van verdachte aangetroffen, hij heeft dit telefoonnummer in augustus 2020 aan de politie doorgegeven als zijn telefoonnummer en Tikkie-betaalverzoeken die door de gebruiker van deze telefoon worden verzonden worden op de bankrekening van verdachte voldaan.
Op deze telefoon zijn chatgesprekken aangetroffen die in versluierd taalgebruik zijn geschreven en duiden op de handel in cocaïne. Op 6 juli 2021 vraagt [naam 1] via de app Signal aan verdachte of er nog handel is. Verdachte antwoordt: “k hoorde net er s boli”. Dan vraagt [naam 1] : “En boli had je foto en prijs”. In de uitgelezen berichten is te zien dat verdachte een foto van vermoedelijk een blok cocaïne stuurt en “30.25”. 30,25 lijkt op € 30.250 te duiden. De straatwaarde van een kilo cocaïne ligt tussen de € 29.000 en € 35.000.
In mei 2021 voert verdachte via WhatsApp gesprekken met een contact genaamd [naam 2] [telefoonnummer 3] , hierna [code 3] ) waarin wordt gesproken over 1,5 en 75, betaling via Tikkie en waarin verdachte betaalverzoeken via Tikkie verstuurt. Verdachte heeft soortgelijke gesprekken met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoon 4] ( [code 4] ), waarbij verdachte ook betaalverzoeken via Tikkie stuurt. Uit onderzoek naar de bankgegevens van verdachte blijkt dat de betalingen die via Tikkie door de gebruikers van * [code 3] en * [code 4] zijn voldaan beide van de bankrekening op naam van [naam 2] afkomstig zijn. [naam 2] is dus de gebruiker van de beide telefoonnummers. Uit de bankgegevens blijkt dat in de periode van 30 juni 2020 tot en met 19 juni 2021 door [naam 2] € 1.900 door middel van Tikkie-betaalverzoeken is overgemaakt aan verdachte. De 1,5 en 75 uit de gesprekken lijkt te duiden op 1,5 gram cocaïne voor € 75, wat overeenkomt met de gemiddelde verkoopwaarde van cocaïne.
De politie heeft van 3 juni 2021 tot en met 24 juni 2021 het telefoonnummer [code 1] getapt. Hieruit komt naar voren dat verdachte gesprekken in versluierde taal voert met diverse personen die bij de politie bekend staan als drugsgebruiker en personen waarvan bekend is dat zij handelen in verdovende middelen. Zo voert hij gesprekken met onder andere [naam 3] , die de politie kent als drugsgebruiker. [naam 3] en verdachte maken op 16 juni 2021 een afspraak, waarbij gesproken wordt over 150 en 3,5. Uit het overzicht van bijschrijvingen op de bankrekening van verdachte naar aanleiding van Tikkie betaalverzoeken blijkt dat [naam 3] op dezelfde dag via Tikkie € 150 aan verdachte betaalt. Tussen 16 juni en 3 juli 2021 zijn er 42 transacties tussen beiden, waarbij in 13 gevallen kort daarvoor telefonisch contact is geweest.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte via het telefoonnummer [code 1] gehandeld heeft in cocaïne en dat hij daarvoor regelmatig via Tikkies betaald werd.
Telefoonnummer [code 2]
Op de telefoon zijn 103 WhatsAppgesprekken uit de periode van 10 november 2020 tot 6 juli 2021 aangetroffen. In meerdere van die chatgesprekken zijn de termen “coke” en “gram” aangetroffen. Een aantal van de contacten in de telefoon zijn gehoord als getuige.
Uit WhatsApp-gesprekken blijkt dat de gebruiker van de telefoon sinds december 2020 wekelijks contact heeft met contact [getuige] , die [getuige] blijkt te zijn. [getuige] is bij de politie gehoord als getuige. Hij herkent verdachte op de foto die hem getoond wordt en zegt dat hij al ongeveer 8 maanden cocaïne van hem koopt.
In de telefoon is een bericht van 30 juni 2021 aangetroffen dat is gestuurd naar een contact genaamd [naam 4] : “3 beneden graag m”. Verbalisanten hebben tijdens een observatie op dezelfde datum gezien dat getuige [naam 4] bij verdachte achterop de scooter is gestapt, iets uit de jaszak van verdachte pakt en in zijn eigen zak stopt.
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij bij de persoon met het nummer eindigend op [code 2] wel eens cocaïne heeft besteld. Hij noemde deze persoon [verdachte] . Als hem een foto van verdachte getoond wordt, zegt hij dat dat [verdachte] is van de [adres] . De raadsman heeft opgemerkt dat [getuige 2] heeft verklaard dat het meer dan twee jaar geleden is dat hij voor het laatst bij [verdachte] besteld heeft, maar dit staat er niet aan in de weg dat de verklaring als steunbewijs kan dienen voor het feit dat verdachte via dit telefoonnummer handelde in cocaïne.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat deze telefoon bij verdachte in gebruik was en hij via dit telefoonnummer gehandeld heeft in cocaïne.
Gedeeltelijke vrijspraak
Het eerste aangetroffen bericht tussen verdachte en [naam 2] met daarbij een Tikkie-betaalverzoek is van 27 juni 2020. De rechtbank vindt dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten geeft voor de handel in drugs door verdachte in de periode daarvoor, tussen 1 februari 2020 en 27 juni 2020. Van die periode wordt verdachte vrijgesproken.
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte naast cocaïne ook MDMA heeft verkocht. Daarvan wordt hij vrijgesproken. Hetzelfde geldt voor medeplegen, omdat de rechtbank niet bewezen vindt dat verdachte de handel in drugs samen met iemand anders deed.
3.3.2.
Vrijspraak van het aanwezig hebben van harddrugs (feit 2)
In de brievenbus bij de woning van verdachte zijn 96 XTC-pillen en 0,69 gram cocaïne aangetroffen. Verdachte kon beschikken over de inhoud van de brievenbus, maar was niet de exclusieve gebruiker van deze brievenbus. De rechtbank kan verder niet vaststellen dat verdachte wist dat de pillen er lagen. De rechtbank vindt het aanwezig hebben van deze drugs (feit 2) daarom niet bewezen. Verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
3.3.3.
Witwassen (feit 3)
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte de kleding, het horloge en het geld voorhanden heeft gehad terwijl die spullen en dat geld van misdrijf afkomstig zijn en verdachte dat ook wist. Van het witwassen van de scooter wordt verdachte vrijgesproken.
Voorwerpen voorhanden gehad
Verdachte is op 6 juli 2021 rond 20.10 uur op zijn scooter aangehouden. Daarbij is zijn sleutelbos inbeslaggenomen. Op ongeveer hetzelfde moment vond de doorzoeking van de woning van verdachte plaats. Bij die doorzoeking worden in een slaapkamer € 1.045, een Rolex-horloge en kleding gevonden. De politie vindt daarnaast onder andere twee mappen met administratie van verdachte, het paspoort en identiteitsbewijs van verdachte en aan verdachte gerichte post.
De broer van verdachte heeft verklaard dat hij de kleding heeft gekocht en dat niet verdachte maar hij de slaapkamer in gebruik had. Tijdens een observatie is gezien dat verdachte de aangetroffen kleding kocht. Van de broer van verdachte worden in de slaapkamer maar twee poststukken gevonden. De verklaring van de broer van verdachte is op het punt van de kleding dus onjuist en de rechtbank vindt ook de rest van de verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank stelt dan ook vast dat de slaapkamer in gebruik was bij verdachte, dat hij wist van de daarin aangetroffen spullen en dat hij daarover ook kon beschikken. Verdachte heeft de kleding, de Rolex en de € 1.045 dus voorhanden gehad. Voor de Rolex, met een aanschafwaarde van € 16.500, geldt dat op diverse foto’s die op de telefoon van verdachte zijn aangetroffen is te zien dat verdachte het horloge draagt.
Met één van de sleutels die verdachte bij zich droeg heeft de politie op 6 juli 2021 rond 20.30 uur de brievenbus van de woning van verdachte geopend en doorzocht. In die brievenbus is € 962,50 aangetroffen. Op het moment dat verdachte werd aangehouden had hij zijn telefoon in de hand. Op die telefoon stond een chat via Snapchat open waarin ene [naam 5] schrijft dat hij € 960 in de brievenbus van verdachte doet. Verdachte wist dus van de aanwezigheid van dat bedrag in de brievenbus en kon daar ook over beschikken. Ook de € 962,50 heeft verdacht dus voorhanden gehad.
Vermoeden van witwassen
Omdat de rechtbank hiervoor bewezen heeft dat verdachte zich bezighield met de handel in harddrugs en de waarde van genoemde spullen en geld niet uit zijn legale inkomen kunnen worden verklaard, vindt de rechtbank dat er sprake is van een ernstig vermoeden dat dit geld en deze spullen afkomstig zijn uit misdrijf, namelijk uit inkomsten van de handel in harddrugs.
Dat betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de
legaleherkomst van de spullen en het geld. Die verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand zeer onwaarschijnlijk.
Verklaring van verdachte
Geld:Verdachte heeft geen verklaring gegeven over de legale herkomst van het geld in de slaapkamer en de brievenbus. De rechtbank stelt daarom vast dat het niet anders kan dan dat het geld van misdrijf, de handel in harddrugs, afkomstig is en dat verdachte dat wist.
Rolex Horloge:Verdachte heeft verklaard dat hij het horloge heeft geleend van [naam 6] . Naar aanleiding van deze verklaring is nader onderzoek gedaan. [naam 6] heeft verklaard dat hij het horloge in december 2020 heeft gekocht. Hij heeft bewijsstukken overgelegd waarop te zien is dat hij een betaling van € 16.500 heeft gedaan. Hij heeft € 250 contant betaald en € 16.250 vanaf zijn bankrekening overgeboekt aan de verkoper. Uit de opgevraagde bankgegevens van [naam 6] blijkt dat kort daarvoor twee contante stortingen op zijn bankrekening zijn gedaan, terwijl dergelijke stortingen bij hem niet gebruikelijk zijn. De rechtbank vindt de verklaring van [naam 6] , dat hij het horloge aan verdachte heeft uitgeleend, in dit licht niet geloofwaardig. Het gaat om een duur horloge en het inkomen van [naam 6] is niet zodanig dat het voor de hand ligt om zo’n duur horloge voor langere periode uit te lenen. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte over de legale herkomst van het horloge, na nader onderzoek door het Openbaar Ministerie, niet aannemelijk. Dit betekent dat verdachte het ernstige witwasvermoeden voor het Rolex-horloge niet heeft ontzenuwd. De rechtbank vindt dan ook dat het niet anders kan dan dat het horloge gekocht is met geld dat uit misdrijf komt en dat verdachte dat wist.
Kleding:Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij de kleding betaald heeft met geld dat hij voor zijn verjaardag had gekregen. Deze verklaring is zeer laat afgelegd en ook niet te verifiëren. Verdachte heeft niet kunnen vertellen welke bedragen en van wie hij het geld heeft gekregen, nog daargelaten dat zijn verjaardag in december is en de zoeking in juli plaatsvond. De rechtbank vindt daarom dat het niet anders kan dan dat de kleding gekocht is met geld dat uit misdrijf komt en dat verdachte dat wist.
Scooter:De verdediging heeft kort voor de zitting de officier van justitie en de rechtbank gemaild dat verdachte geld heeft geleend om de scooter te kopen, samen met een verklaring van de persoon die het geld aan verdachte geleend heeft. De rechtbank vindt deze verklaring, alhoewel rijkelijk laat, mede omdat de verklaring voorzien is van enige onderbouwing voldoende concreet en verifieerbaar. De verklaring is niet verder onderzocht door het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid van die verklaring te twijfelen. Verdachte heeft hiermee het witwasvermoeden ten aanzien van de scooter ontzenuwd en wordt van het witwassen van de scooter vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
1. in de periode van 27 juni 2020 tot en met 6 juli 2021 te Amsterdam telkens opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
3. op 6 juli 2021 te Amsterdam een horloge (merk Rolex), € 2.007,50 en kledingstukken van de merken Dsquared en Stone Island voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte wist dat die voorwerpen onmiddellijk (het geld) of middellijk (het horloge en de kleding) afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de bewijsmiddelen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De strafbaarheid van het feit

De rechtbank vindt aannemelijk dat het geld van feit 3 onmiddellijk (rechtstreeks) afkomstig is uit de drugshandel door verdachte, dus van zijn eigen misdrijf. Als er alleen sprake is van het voorhanden hebben van geld uit eigen misdrijf, zonder de herkomst te (proberen te) verhullen, is naar vaste rechtspraak geen sprake van ‘gewoon’ witwassen. Eenvoudig witwassen, het voorhanden hebben van geld dat direct uit eigen misdrijf komt, is niet ten laste gelegd. In dit geval is van verhullingshandelingen ten aanzien van het geld niet gebleken. Dat betekent dat de zogenoemde kwalificatie-uitsluitingsgrond geldt en verdachte ten aanzien van het witwassen van het geld wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
De andere bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij veroordeling een taakstraf op te leggen in combinatie met een voorwaardelijke straf.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft ruim een jaar gehandeld in cocaïne aan veel verschillende afnemers. In algemene zin kan worden gezegd dat de handel in drugs moet worden bestreden omdat drugs en de handel daarin onze maatschappij veel kwaad doen. Door drugshandel komt de volksgezondheid en de veiligheid van de samenleving in het gedrang. Het is algemeen bekend dat het gebruik van harddrugs grote gezondheidsrisico’s met zich meebrengt voor de gebruiker en vaak leidt de verkoop en het gebruik van drugs tot andere vormen van criminaliteit. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van diverse goederen. Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarmee de integriteit van het financiële en economische verkeer wordt aangetast.
De rechtbank heeft gekeken naar de afspraken over straffen die de rechtbanken en gerechtshoven onderling hebben gemaakt. Voor het gedurende 6 tot 12 maanden handelen in harddrugs is een gevangenisstraf van 12 maanden het uitgangspunt. Voor het witwassen gaat de rechtbank uit van de afspraken over straffen voor fraudedelicten. Bij een benadelingsbedrag van € 10.000 tot € 70.000 is een gevangenisstraf van twee tot vijf maanden het uitgangspunt.
De rechtbank vindt een gevangenisstraf van 14 maanden in dit geval passend.

9.Beslag

Onder verdachte is geld, diverse kleding, een kassabon, de scooter, de Rolex, drugs en een enveloppe (waar de drugs in zat) in beslag genomen.
De kleding (inclusief de kassabon) en de Rolex worden verbeurd verklaard omdat hiervoor bewezen is verklaard dat verdachte die spullen heeft witgewassen. De scooter mag terug naar verdachte, omdat hij voor het witwassen van de scooter wordt vrijgesproken. Het geld wordt verbeurd verklaard omdat de rechtbank het aannemelijk vindt dat verdachte dit geld met het plegen van feit 1 heeft verdiend. De drugs en de enveloppe waar de drugs in zat worden onttrokken aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 13a van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
Feit 3:
Witwassen, meermalen gepleegd.
Verklaart het in rubriek 4 onder 1 en onder 3 bewezene, met betrekking tot het horloge en de kleding, strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Verklaart het in rubriek 4 onder 3 bewezene, voor zover het het geld betreft, niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
14 (veertien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verklaart verbeurd:
1: goednr. G-6076247: 105 EUR
2: goednr. G-6076251: 600 EUR
3: goednr. G-6076255: 340 EUR
5: goednr. G6076264: 1 STK Horloge, Rolex
6: goednr. G6076248: 1 STK Tas, Wit, merk: Stone Island
7: goednr. G6076249: 1 STK Shirt, Zwart, merk: Stone Island
8: goednr. G6076250: 1 STK Shirt, Groen, merk: Stone Island
9: goednr. G6076252: 1 STK Broek, Zwart, merk: Stone Island
10: goednr. 6076253: 1 STK Broek, Grijs, merk: Stone Island
11: goednr. G6076256: 1 STK Bon, Stone Island
12: goednr. G6076254: 1 STK Broek, Dsquared
15: goednr. G6076297: 962,5 EUR
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
13: goednr. G6076272: 1 STK Enveloppe
14: goednr. 6076268: 96 STK Verdovende Middelen
Gelast de teruggave aan K. Hammouti van:
4: goednr. G6036016: 1 STK Snorfiets, Piaggio Vespa
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Huber, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 oktober 2021.
Bijlage I – Tenlastelegging
[...]