ECLI:NL:RBAMS:2021:7944

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
13/2048555-21 en 13/186509-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere feiten met TBS-maatregel wegens ziekelijke stoornis

Op 28 december 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan meerdere feiten, waaronder vernieling, bezit van amfetamine, mishandeling en bedreiging van zijn levensgezel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, waardoor de bewezen feiten hem niet kunnen worden toegerekend. De verdachte, geboren in 1991 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op het moment van de feiten gedetineerd. Tijdens de zittingen op 22 oktober en 14 december 2021 is het onderzoek gevoerd. De officier van justitie heeft bewezenverklaring van de feiten gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor de poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de vernieling van een auto en het bezit van amfetamine wettig en overtuigend bewezen verklaard. De poging tot zware mishandeling is echter niet bewezen, omdat de verdachte niet het opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan mishandeling en bedreiging van zijn levensgezel, waarbij de bedreiging met de dood werd geuit. Gezien de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie, heeft de rechtbank besloten tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden, in plaats van een straf. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de TBS-maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaard, gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak voor behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/186509-21 (A) 13/204855-21 (B) (Promis)
Datum uitspraak: 28 december 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
postadres: [adres] ,
thans gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 22 oktober 2021 en 14 december 2021.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I. Barendregt en van wat door de raadsvrouw van verdachte mr. S. Petkovic en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich in zaak A schuldig heeft gemaakt aan vernieling en aan het bezit van amfetamine.
In zaak B is ten laste gelegd dat verdachte zich primair schuldig heeft gemaakt aan een poging zware mishandeling, subsidiair aan mishandeling (al dan niet van zijn levensgezel) en dat hij zich bovendien schuldig heeft gemaakt aan bedreiging.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Ten aanzien van de in zaak A ten laste gelegde vernieling en het bezit van drugs heeft de officier van justitie gerekwireerd tot een bewezenverklaring. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de kentekenplaten van de auto heeft gehaald en deze in het water heeft gegooid. De eigenaar van de auto heeft aangifte gedaan en daarnaast zijn er foto’s van de auto, waarop te zien is dat de lak beschadigd is en de kentekenplaten ontbreken. Verder had verdachte de drugs bij zich toen hij was aangehouden en geeft dat ter zitting ook toe. Nader onderzoek wees uit dat de substantie die verdachte bij zich had ook daadwerkelijk amfetamine bevatte.
De officier van justitie heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat in zaak B zowel de poging zware mishandeling van een levensgezel als de bedreiging bewezen kunnen worden. De officier van justitie voert daartoe aan dat het een feit van algemene bekendheid is, dat het dichtdrukken van de keel kan leiden tot een gebrek aan zuurstof en tot het belemmeren van de bloedtoevoer naar de hersenen. Nu verdachte de keel van het slachtoffer gedurende tien tot vijftien seconden heeft dichtgeknepen, bestond er een reële kans dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Ook is er sprake van een levensgezel, nu zowel het slachtoffer als verdachte verklaren dat zij partners zijn, verdachte regelmatig verbleef bij het slachtoffer, daar zijn eigen bed had en ook zijn spullen bij haar lagen. De poging zware mishandeling kan dan ook bewezen worden. Hetzelfde geldt voor de bedreiging. Het slachtoffer heeft bij haar aangifte verklaard dat verdachte “Ga dood, ik ga je doodmaken” heeft geroepen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het zeer wel mogelijk is dat hij dat gezegd heeft.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft over de feiten onder zaak A en de bedreiging onder zaak B geen opmerkingen.
Ten aanzien van de poging zware mishandeling (feit 1 zaak B) heeft zij vrijspraak bepleit; er is slechts sprake geweest van mishandeling. Verdachte heeft het weliswaar over het dichtknijpen van de keel, maar verdachte heeft meteen losgelaten toen hij merkte dat het slachtoffer rood aanliep. Daar komt bij dat het slaan en schoppen door verdachte geen handelingen zijn die kunnen worden aangemerkt als handelingen die naar hun uiterlijke verschijningsvorm zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Bij verdachte ontbreekt dan ook de opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Zaak A
Vernieling
Naar het oordeel van de rechtbank kan de vernieling van de auto wettig en overtuigend bewezen worden. [aangever] , de eigenaar van de auto, heeft bij de politie aangifte gedaan van vernieling. Hij heeft verdachte betrapt toen verdachte bij zijn auto stond. Toen verdachte aangaf de kentekenplaten niet terug te willen geven, heeft [aangever] de politie gebeld. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de kentekenplaten en de houders daarvan van de auto heeft verwijderd, en dat hij deze in het water heeft gegooid. Hiermee heeft verdachte de auto niet alleen tijdelijk onbruikbaar gemaakt – zonder kentekenplaten mag immers niet gereden worden met de auto –, maar ook de lak van de auto is zichtbaar beschadigd.
Bezit amfetamine
Ook het bezit van amfetamine kan wettig en overtuigend bewezen worden. De substantie die bij verdachte is aangetroffen bleek amfetamine te bevatten en verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat het in zaak B feit 1 subsidiair en feit 2 ten laste gelegde feit kunnen worden bewezen. Door verdachte zijn deze feiten bekend en door de verdediging is hiervoor geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering daarom volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen in
bijlage II.
Zaak B
Vrijspraak poging tot zware mishandeling
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de in zaak B primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en overweegt daartoe als volgt.
[aangeefster] heeft bij de politie verklaard dat verdachte haar keel met kracht heeft dichtgeknepen gedurende 10 tot 15 seconden en dat zij op een gegeven moment in ademnood kwam. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad de keel van [aangeefster] heeft dichtgeknepen en dat hij dat eerst lichtjes en daarna kort iets steviger heeft gedaan, maar dat hij haar meteen heeft losgelaten toen zij roze aanliep. De rechtbank stelt daarmee vast dat verdachte enige tijd de keel van [aangeefster] met kracht heeft dichtgeknepen. De vraag die voorts voorligt is of hij daarmee opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Uit de verklaring van verdachte kan dat opzet niet worden afgeleid, omdat de verdachte - naar eigen zeggen - slechts kort met kracht heeft geknepen en direct losliet toen [aangeefster] roze kleurde.
De rechtbank is van oordeel dat evenmin uit de uiterlijke verschijningsvorm van verdachtes handelen - voor zover dat uit het dossier blijkt - het opzet op zwaar lichamelijk letsel van aangeefster kan worden afgeleid. Immers ontbreekt het zicht op de duur van het met kracht dichtknijpen van de keel. De verklaring van aangeefster wordt op dit punt niet onderbouwd door letsel of andere medische gegevens.
Gelet hierop acht de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor de primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en zal verdachte daarvan vrijspreken.
Mishandeling
Wel is de rechtbank van oordeel dat de mishandeling van de levensgezel van verdachte wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij erg in de war was en dat hij in die toestand niet normaal op haar zorgzaamheid kon reageren. Hij heeft haar bij de keel gepakt, haar keel dichtgeknepen, een aantal klappen gegeven en geschopt in de buik. [aangeefster] heeft dit ook bij de politie verklaard. Daarnaast is door de GGD een letselverklaring opgemaakt, waaruit blijkt dat [aangeefster] een kneuzing en een bloeduitstorting heeft opgelopen. Volgens de rapporterend arts past dit letsel goed bij hetgeen er is gebeurd. Op basis van de verklaringen van [aangeefster] en van verdachte zelf acht de rechtbank tevens bewezen dat [aangeefster] is aan te merken als de levensgezel van verdachte. Zowel [aangeefster] als verdachte hebben verklaard dat zij een relatie hebben die hecht is en dat verdachte met grote regelmaat bij [aangeefster] was. Daar komt bij dat verdachte bij [aangeefster] zijn bed had en dat zijn spullen daar lagen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel.
Bedreiging
De rechtbank komt eveneens tot een bewezenverklaring van de ten laste gelegde bedreiging. [aangeefster] heeft bij de politie verklaard dat verdachte tegen haar heeft geroepen “ga dood, ik ga je doodmaken”. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij zoiets mogelijk wel heeft gezegd, maar dat hij zich dat niet meer kan herinneren. De rechtbank komt tot de conclusie dat op basis van de verklaring van [aangeefster] en die van verdachte kan worden vastgesteld dat verdachte heeft gezegd “ga dood, ik ga je doodmaken”. De aard van deze uitlatingen in de gegeven omstandigheden – verdachte kneep ten tijde van de bedreiging immers ook de keel van [aangeefster] dicht – levert naar het oordeel van de rechtbank een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht op. De uitlatingen van verdachte in combinatie met zijn handelen zijn zodanig bedreigend dat bij [aangeefster] de redelijke vrees kon ontstaan dat zij haar leven zou verliezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A
1
op 13 juli 2021 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (van het merk BMW met kenteken [kentekennummer] ) en kentekenplaten, die geheel of ten dele aan [aangever] toebehoorden heeft beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
op 13 juli 2021 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 27,5 gram van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Zaak B
1
op 1 augustus 2021 te Amsterdam zijn levensgezel [aangeefster] heeft mishandeld door met kracht de keel van voornoemde [aangeefster] dicht te knijpen en dicht geknepen te houden en vervolgens meermalen met kracht tegen het gezicht van voornoemde [aangeefster] te slaan en tegen de buik van voornoemde [aangeefster] te trappen;
2
op 1 augustus 2021 te Amsterdam [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen "ga dood" en "ik ga je dood maken".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage van 18 november 2021, opgemaakt door psychiater J. van der Meer en van de Pro Justitia rapportage van 26 november 2021, opgemaakt door psycholoog J. Yntema. De deskundigen hebben vastgesteld dat verdachte lijdt aan schizofrenie of een schizo-affectieve stoornis en daaruit voortvloeiende psychoses. Dit was ook het geval ten tijde van het ten laste gelegde in zaak B. Volgens de deskundigen heeft de psychose het denken en handelen van verdachte volledig bepaald, en had verdachte geen keuzevrijheid om tot ander gedrag te komen. Zij adviseren om het bewezenverklaarde niet aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en volgt dit advies.
Alhoewel de deskundigen hun advies hebben uitgebracht in zaak B, ziet de rechtbank aanleiding om het advies van de deskundigen ook in zaak A toe te passen. De rechtbank baseert zich daarbij mede op het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de verbalisanten die verdachte kort na de vernieling van de auto hebben aangehouden. Zij tekenen op dat verdachte erg verward overkwam. Verdachte sprak over bommen en granaten, over 5G-straling, hield zijn lege telefoon bij zijn oor om te luisteren en op zijn achterhoofd om te spreken. Ter plaatse is verdachte tevens beoordeeld door het personeel van de psycholance en door hen is verklaard dat ze verdachte eerder in psychotische toestand hebben gezien. Gezien het gedrag van verdachte zoals beschreven door de verbalisanten, de verklaring van het personeel van de psycholance en het korte tijdsverloop tussen zaak A en zaak B, komt de rechtbank tot de conclusie dat de ziekelijke stoornis van verdachte ook de toerekening in zaak A in de weg staat.
De rechtbank komt tot het oordeel dat alle bewezen geachte feiten verdachte wegens een ziekelijke stoornis niet kunnen worden toegerekend en dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Verdachte dient daarvoor dan ook te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

8.Motivering van de maatregel

8.1
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (verder: TBS) met voorwaarden. De officier van justitie heeft daartoe het volgende aangevoerd. De gedragsdeskundigen komen weliswaar niet tot precies dezelfde diagnose, maar zij concluderen wel allebei dat er bij verdachte sprake is van een ernstige psychische stoornis, namelijk schizofrenie, een schizo-affectieve stoornis of een andere psychotische stoornis. Daarnaast is bij verdachte sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis en amfetamines. Deze stoornissen waren ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Op basis van de adviezen van de gedragsdeskundigen moet het recidiverisico als hoog worden ingeschat. Beide deskundigen concluderen dat behandeling in het kader van een TBS het enige passende kader is, gezien het hoge risico dat verdachte vormt voor de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen. Gezien de gemotiveerde opstelling van verdachte en het advies van de reclassering acht de officier van justitie de oplegging van de maatregel TBS met voorwaarden passend en geboden is. Een behandeltraject waarvan klinische opname deel uitmaakt, is hierbij noodzakelijk. De officier van justitie verzoekt de rechtbank alle door de reclassering in het maatregelenrapport geadviseerde voorwaarden, inclusief het verlenen van medewerking aan een verblijf in het kader van een overbruggingsvoorziening en het innemen van medicatie, op te leggen om het recidiverisico terug te brengen tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau.
Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden gevorderd, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
8.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft naar voren gebracht dat verdachte graag TBS met voorwaarden wil. Er is goed met hem besproken wat het inhoudt. Verdachte heeft aangegeven dat hij overal aan mee wil werken en zich zal houden aan alle voorwaarden. Als het aan verdachte had gelegen, had hij zelfs al eerder TBS met voorwaarden gekregen, dan was dit alles niet gebeurd.
8.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen oplegging van de maatregel is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan vernieling, het bezit van drugs en aan mishandeling en bedreiging van zijn vriendin. De vernieling van de auto is voor de eigenaar een ergerlijk feit geweest, omdat zijn auto zonder de kentekenplaten gedurende enige tijd niet meer te gebruiken was. De platen zijn ook niet meer teruggevonden, waardoor de eigenaar van de auto deze heeft moeten vervangen. Verdachte heeft daarnaast zijn vriendin, die het steeds goed met hem voorhad en hem probeerde te helpen, mishandeld en bedreigd. Uit de aangifte van zijn vriendin blijkt wel dat zij vreesde voor haar leven toen verdachte haar keel dichtkneep en riep dat hij haar dood ging maken. Door verdachte is een beangstigende situatie gecreëerd in haar eigen woning, die ook zo werd ervaren door zijn vriendin.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 8 november 2021. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor bedreiging en mishandeling. Ook ten aanzien van die feiten is verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging of is aan hem geen straf of maatregel opgelegd.
Oordeel van deskundigen
De deskundigen die verdachte hebben onderzocht komen allebei tot de conclusie dat verdachte vanwege zijn psychische stoornis zijn denken en handelen niet meer kon bepalen. Psychiater Van der Meer komt tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van een schizo-affectieve stoornis of een andere psychotische stoornis, naast een stoornis in het gebruik van cannabis en amfetamines, en ziet een hoog recidiverisico wanneer verdachte niet wordt behandeld. De behandeling van verdachte zal moeten beginnen met een klinische behandeling en kan daarna ambulant worden voortgezet. In detentie zijn de eerste stappen al gezet, waardoor de psychose van verdachte inmiddels in remissie is. Er is nadere diagnostiek nodig om te achterhalen wat de oorzaak is van de psychose en er moet onderzoek worden gedaan naar de persoonlijkheidsproblematiek. Vervolgens is het van belang aandacht te besteden aan de stoornissen in het gebruik van cannabis en amfetamines. De psychiater komt tot de conclusie dat de aangewezen behandeling kan plaatsvinden in het kader van TBS met voorwaarden. Er is een voldoende stevig juridisch kader nodig, maar TBS met dwangverpleging is niet noodzakelijk, omdat verdachte gemotiveerd is voor gedragsverandering. Een zorgmachtiging van een half jaar is niet afdoende om het recidiverisico te verminderen.
Psycholoog Yntema diagnosticeert bij verdachte schizofrenie, een stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel en een stoornis in het gebruik van cannabis. De psycholoog ziet, net als de psychiater, een hoog recidiverisico wanneer verdachte onbehandeld zou terugkeren in de maatschappij. Verdachte beschikt volgens de psycholoog over weinig ziekte-inzicht en
-besef en zijn behandelmotivatie is matig. Wanneer hij zonder adequate hulpverlening in vrijheid wordt gesteld, is de kans op middelengebruik en psychotische ontregeling groot en daarmee neemt het risico op onvoorspelbaar agressief gedrag ook toe. Gezien de complexe problematiek en de doorwerking daarvan in de ten laste gelegde feiten, in combinatie met het recidiverisico, acht de psycholoog een intensieve behandeling in de vorm van een klinische behandeling in een FPK noodzakelijk. Het middelengebruik is daarbij een punt van aandacht, omdat verdachte door drugsgebruik vaak psychotisch ontregelt en hiermee het risico op (agressieve) incidenten vergroot. Na een klinische behandeling kan de behandeling ambulant worden voortgezet, waarbij ook ondersteuning en begeleiding bij het wonen in een beschermde woonvoorziening kan worden geboden. De psycholoog adviseert de behandeling van verdachte in een stevig kader vorm te geven. Een zorgmachtiging is overwogen, maar wordt onvoldoende geacht om de stabiliteit en behandeltrouwheid te bewerkstelligen die noodzakelijk zijn voor het verminderen van het recidiverisico. De psycholoog adviseert TBS met voorwaarden op te leggen. Verdachte geeft aan gemotiveerd te zijn voor een behandeling in een forensische kliniek. Volgens de psycholoog is van belang dat verdachte bij uitstroom uit de kliniek voor een korte periode weer gesloten kan worden geplaatst indien verdachte de voorwaarden overtreedt.
Advies van de reclassering
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsadvies van 9 december 2021 en van hetgeen reclasseringswerker [persoon] als deskundige ter zitting heeft verklaard. De reclassering heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheid en de haalbaarheid van het opleggen van TBS met voorwaarden. Verdachte toont enig ziektebesef en -inzicht, staat open voor behandeling en kan zich vinden in de voorwaarden die de reclassering heeft opgesteld. Hij lijkt goed te begrijpen wat het kader van TBS met voorwaarden inhoudt en kan de consequenties benoemen van het overtreden van de voorwaarden. In het verleden is verdachte diverse malen behandeld, maar telkens wanneer een klinische behandeling ten einde kwam, viel verdachte terug in middelengebruik en psychoses. Daarom is een langdurige behandeling in een gedwongen kader, met voldoende nazorg en een stevig vangnet, geïndiceerd. De reclassering adviseert positief over TBS met voorwaarden en kan het toezicht hierop uitoefenen. Tevens adviseert de reclassering de maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Ter zitting heeft reclasseringsmedewerker [persoon] verklaard dat er momenteel geen plaats is bij Inforsa. Bij de voorwaarden zou daarom moeten worden opgenomen dat verdachte zijn medewerking verleent aan het plaatsen in een overbruggingskliniek. Ook zal er vanuit de kliniek aandacht worden besteed aan de relatie tussen verdachte en zijn vriendin, nu ze hebben aangegeven samen verder te willen. De kliniek let op en kijkt mee.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van de door de reclassering voorgestelde voorwaarden.
Conclusie
De rechtbank volgt de adviezen van de psycholoog en psychiater voor wat betreft de noodzaak om verdachte intensief en klinisch te behandelen. Zonder behandeling acht de rechtbank de kans op recidive vanuit de psychische stoornis van verdachte groot. Een opname in een civiele setting op grond van een zorgmachtiging acht de rechtbank niet aangewezen, omdat zorg in dit kader naar verwachting onvoldoende effectief zal zijn. Verdachte is immers al diverse malen behandeld, maar is na de klinische opnames steeds teruggevallen in middelengebruik met alle gevolgen van dien.
Gezien het hoge recidiverisico en het belang van een behandeling gericht op recidivebeperking is forensische zorg in een strafrechtelijk kader noodzakelijk. Binnen dit kader kunnen zowel de behandeling van de stoornissen van verdachte, de nadere diagnostiek en de behandeling ter voorkoming van recidive voldoende aandacht krijgen. De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot TBS met voorwaarden. Daarbij zullen de voorwaarden worden opgelegd zoals deze in het advies van 9 december 2021 door de reclassering zijn geadviseerd. Gelet op de ernst van de feiten en de ernst van het ziektebeeld van verdachte onder invloed waarvan verdachte de strafbare feiten heeft begaan, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de oplegging van de TBS-maatregel eist.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De TBS-maatregel wordt opgelegd ten aanzien van een feit dat inbreuk maakt op de integriteit van het lichaam van personen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar zal zijn. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte – zonder de juiste behandeling en begeleiding – opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 37a, 38, 38a, 38d, 38e, 57, 285, 304, 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A
Ten aanzien van feit 1:
vernieling
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Zaak B
Ten aanzien van feit 1:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel
Ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar
Verklaart verdachte,
[verdachte], voor het bewezene niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging daarvan
Gelast dat verdachte
ter beschikking zal worden gestelden stelt daarbij de volgende
voorwaarden:
Als algemene voorwaarden:
  • Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
  • Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
  • Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een ander door de reclassering bepaalde locatie. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
  • Veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
  • Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
  • Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
  • Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
  • Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
  • Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
  • Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht.
  • Als de reclassering dat nodig acht, werkt veroordeelde mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) , een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of een soortgelijke instelling. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
  • Veroordeelde begeeft zich niet zonder toestemming van de reclassering en het Openbaar Ministerie buiten het Europese deel van de landsgrenzen van Nederland. Veroordeelde overlegt hierover vooraf met de reclassering en het Openbaar Ministerie beslist.
Als bijzondere voorwaarden:
  • Veroordeelde wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen en behandelen in FPK Inforsa of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van de Divisie Individuele Zaken van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht. Veroordeelde is aangemeld bij FPK Inforsa. Indien er aansluitend aan zijn detentie nog geen plek beschikbaar is, zal veroordeelde zijn medewerking verlenen aan een verblijf in het kader van een overbruggingsvoorziening.
  • Veroordeelde neemt indien voorgeschreven door de behandelaars, medicatie in, zolang als zijn behandelaars nodig achten.
  • Veroordeelde werkt mee aan een ambulant behandeltraject aansluitend aan de klinische fase. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt.
  • Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
  • Veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering.
  • Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
  • Veroordeelde werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle dagbesteding (indien nodig), waarbij rekening gehouden wordt met zijn draagkracht - en last.
  • Veroordeelde geeft openheid over zijn sociale netwerk en relaties.
  • Veroordeelde geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt indien door de reclassering geïndiceerd, mee aan een schuldsaneringstraject of budgetbeheer.
  • Veroordeelde onthoudt zich gedurende de looptijd van de tbs-maatregel van het gebruik van harddrugs, softdrugs en alcohol. Betrokkene werkt mee aan urine- en ademanalysecontroles indien toezichthouder dergelijke controle geïndiceerd acht. Bij overtreding van de voorwaarde zal het behandelteam in samenspraak met de reclassering besluiten of sanctionering noodzakelijk is.
Beveelt dat de op grond van artikel 38 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 38 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de datum waarop verdachte zal worden opgenomen in de Forensische Psychiatrische Kliniek Inforsa [plaats] of een overbruggingskliniek.
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. E. van den Brink en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L. van Breukelen en A.A.B. Fransen, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 december 2021.