In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het College van procureurs-generaal. Eiser had op 15 maart 2019 een verzoek ingediend op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om informatie over de huur van een vliegtuig dat op 19 december 2019 in Nederland was aangekomen. Het verzoek werd door verweerder afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 21 april 2021 ongegrond verklaard, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder een gedegen inventarisatie heeft uitgevoerd naar de documenten die onder het Wob-verzoek zouden kunnen vallen. Verweerder heeft aangegeven dat er geen documenten aanwezig zijn bij het Openbaar Ministerie (OM) die onder het bereik van het verzoek vallen. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat er toch documenten onder verweerder zouden moeten berusten. De rechtbank oordeelt dat de mededeling van verweerder dat er geen documenten zijn, niet ongeloofwaardig is, gezien de uitgevoerde zoekslagen en navraag bij betrokken medewerkers.
De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er documenten zijn die onder het Wob-verzoek vallen. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending.